Organisatie | Lelystad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | WEGSLEEPVERORDENING Lelystad |
Citeertitel | Wegsleepverordening Lelystad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2011 | nieuwe regeling | 09-03-2011 Flevopost, 23-03-2011 | B11-115743 |
De raad van de gemeente Lelystad,
op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 22 februari 2011;
overwegende, dat het gewenst is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;
Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden
verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten
Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen
1.De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:
voor voertuigen tot 3.500 kg.:
voor voertuigen vanaf 3.500 kg.:
voor voertuigen tot 3.500 kg.:
voor voertuigen vanaf 3.500 kg.:
voor voertuigen tot 3.500 kg.:
voor voertuigen vanaf 3.500 kg.:
Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van
gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het
ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, artikel 164, zevende lid en artikel 174, eerste lid van de wet zijn de artikelen 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Toelichting op de Wegsleepverordening Lelystad
1. De Wegsleepverordening Lelystad is conform de modelverordening van de VNG opgesteld.
2. Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen
Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een vorm van bestuursdwang en is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de Wegenverkeerswet 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en beroep open.
In artikel 170 e.v. van de Wegenverkeerswet 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:
De uitwerking van nadere (uitvoering)regels van de verordening kan door het college van burgemeester en wethouders geschieden, bijvoorbeeld in de vorm van een beleidsregel. In die beleidsregel legt het college dan neer op welke wijze hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen.
4. Verhouding Wet-Mulder (strafrecht) en bestuursdwang (publiek recht)
Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande mogelijkheden om hiertegen op te treden. Allereerst langs de weg van het strafrecht door de (parkeer)politie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast langs de weg van het publiekrecht door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig wordt overgegaan, is niet vereist maar kan wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde overtreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde overtreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document (proces-verbaal) en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van foto’s die de feitelijke situatie weergeven. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.
5. Wanneer kan er worden weggesleept ?
Artikel 170, lid 1, van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalt dat een op een weg staand voertuig kan worden overgebracht en in bewaring worden gesteld als:
Over de gronden die onder het tweede punt zijn genoemd is relatief weinig jurisprudentie. Voor zover die wel beschikbaar is, blijkt dat het altijd gaat over parkeerovertredingen (ingevolge de wettekst gaat het altijd over een op de weg geplaatst voertuig), waarbij de verkeersvrijheid in het geding is. De rechter bekijkt telkens per concreet geval in hoeverre het wegslepen al dan niet gerechtvaardigd was. Dat verschilt per situatie, maar als voorbeeld kan genoemd worden het zo dicht bij de uitrit van een parkeerterrein van een zorginstelling parkeren dat daardoor de ruimte om het terrein op of af te rijden zo sterk verkleind wordt dat grotere voertuigen (voor bijvoorbeeld vervoer van invalide mensen) er niet meer op kunnen. Ook blijkt dat de rechter naar de noodzaak kijkt van het wegslepen: wordt een laad- en loshaven wel werkelijk voor dat doel gebruikt? Zo neen, dan is wegslepen niet gerechtvaardigd, ook al is sprake van een overtreding van een voorschrift (men mag daar niet parkeren). Daarmee wordt een dam opgeworpen tegen willekeur: er dient van een zekere objectiveerbare noodzaak te blijken, een noodzaak die zich kenmerkt door een veiligheidsaspect, of het aspect van verkeersvrijheid. Daarmee past de regeling ook in het kader van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, dat bepaalt dat men de (verkeers-)veiligheid niet in gevaar mag brengen en dat een verbod bevat tot het veroorzaken van hinder op de weg. Ook de Wegenverkeerswet bevat al een aantal bepalingen tegen willekeur: als ten onrechte is weggesleept, dient het college van de gemeente het betaalde bedrag aan de vermeende overtreder terug te betalen. Onder dat ten onrechte valt blijkens de wetgeving ook als sprake is van omstandigheden waaronder de overtreding is begaan die zodanig zijn dat de met het wegslepen gemoeide kosten redelijkerwijs niet verschuldigd zijn. Bovendien bepaalt de wet dat in geval niet weggesleept had mogen worden er tevens een schadevergoeding betaald dient te worden. Tot slot geldt dat de wet aan het college de verplichting oplegt tot het regelmatig voeren van overleg met de Officier van Justitie over de uitvoering van de regeling.
In de Lelystadse regeling is op verschillende manieren voorzien in het voorkomen van willekeur. Zo is bepaald dat sprake is van een uiterste middel, een slotstuk van de handhaving, is de uitvoering bij mandaat bij uitsluiting opgelegd aan de politie waar het gaat over het nemen van het besluit om weg te slepen (een andere instantie kan dat besluit dus niet rechtsgeldig nemen). Voorts is voorzien in een werkinstructie, die is gebaseerd op zowel de Wegenverkeerswetgeving als de Wegsleepverordening Lelystad. In deze instructie is het uitgangspunt dat de verbalisant de informatie verzamelt en een eerste beoordeling maakt, maar dat de chef of officier van dienst het eigenlijke wegsleepbesluit neemt. Op die wijze is een besluitvorming in twee fases geregeld, opdat een zo objectief mogelijk besluit wordt genomen: de verbalisant bekijkt of sprake is van een wegsleepwaardige situatie en de chef of officier van dienst neemt mede op basis daarvan het besluit. Bij het nemen van dat besluit kan gebruik gemaakt worden van alle verzamelde informatie zoals die op de sleepbon is vermeld en blijkt uit de gemaakte foto's.
In het Besluit wegslepen van voertuigen worden ter uitwerking van 2c de volgende soorten van weggedeelten en wegen aangewezen:
ofwel op een onderbord wordt aangegeven:
Als een van de eerdergenoemde verkeersregels wordt overtreden, wil dit nog niet zeggen dat het betreffende voertuig ook meteen weggesleept kan worden. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast – de reguliere politie - dient per geval na te gaan of in een specifiek geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Voorbeeld: als een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept behoeven te worden. In die situatie kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.
Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid Wegenverkeerswet 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat met de overbrenging is begonnen (een begin van uitvoering is gemaakt) als het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Deze door de jurisprudentie bevestigde regel hanteert de gemeente Lelystad ook als uitgangspunt. Als de rechthebbende zich bij zijn voertuig meldt op het moment dat nog geen begin van uitvoering aan het wegslepen is gemaakt, mag het voertuig niet worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.
6. Uitvoeringsmandaat bij politie
Het gebruikmaken van de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen is een vorm van bestuursdwang en wordt in de Wegenverkeerswet 1994 en haar uitvoeringsregelingen met de nodige waarborgen beschreven. Ook omdat gebruikmaking van deze bevoegdheid als een uiterst middel in het handhavingsbeleid op de verkeersvoorschriften moet worden gezien, vereist gebruikmaking van die bevoegdheid alle zorgvuldigheid. Om die reden heeft de regionale politie Flevoland mandaat gekregen om in voorkomende gevallen uitvoering aan de wegsleepregeling te geven.
7. Administratie bij wegsleper
De Wegenverkeerswet 1994 en, meer gedetailleerd, het Besluit wegslepen van voertuigen geven regels over de registratie en de administratie van de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het verwijderen, overbrengen, bewaren en teruggeven van voertuigen. Zo schrijft de wet in artikel 170, lid 4 voor dat het college van burgemeester en wethouders er zorg voor draagt dat in een daartoe aangelegd register aantekening wordt gehouden van de gevallen waarin toepassing aan die bevoegdheid wordt gegeven (het zogenaamde bewaringsregister). In dat register wordt in beginsel de voor het verwijderen, overbrengen, bewaren en teruggeven van belang zijnde informatie van voertuig en eigenaar of (kenteken)houder opgenomen. Om praktische redenen wordt het houden van de administratie over het wegslepen aan de afsleper overgelaten onder de voorwaarde dat de afsleper het college periodiek rapporteert over de informatie in het bewaringsregister. In de met de afsleper te sluiten overeenkomst over de wegsleepregeling zal deze verplichting nader worden uitgewerkt.
Toepassing van de wielklem is bij deze op de Wegenverkeerswet 1994 gebaseerde wegsleepregeling buiten de orde.
9. Uitvoeringsaspecten van de Wegsleepverordening in een werkinstructie
De aan de Wegsleepverordening Lelystad verbonden uitvoeringshandelingen zijn in de vorm van een door het college van Lelystad vastgestelde werkinstructie neergelegd in de bijgevoegde “uitvoerings-regeling Wegsleepverordening Lelystad”.
10. Verwijderen (brom)fietsen (stationsomgeving) en caravans e.d. uit de woonwijken is andere regeling
Het wegslepen van fietsen, bromfietsen en caravans en dergelijke wordt niet geregeld door de
wegsleepverordening. De basis voor het verwijderen van fietsen en bromfietsen (in de
stationsomgeving) en van caravans en dergelijke (uit de woonwijken) ligt in de Algemeen plaatselijke
verordening (APV) en dient een ander doel ( het uiterlijk aanzien van de gemeente of het