Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Deventer

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Deventer
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning 2007
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning 2007
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp12.15

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-01-2010Onbekend

19-12-2006

Gemeenteblad, 2007-01-09

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007

Hoofdstuk 1 Begrips- en algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1.2 Vaststellen inkomen

Hoofdstuk 2 Regels rond verstrekking PGB en financiële tegemoetkoming

Artikel 2.1 Aanvraag

Artikel 2.2 Keuzevrijheid

Artikel 2.3 Natura

Artikel 2.4 Het PGB

Artikel 2.5 De financiële tegemoetkoming

Artikel 2.6 Intrekken of wijziging beschikking

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage, eigen aandeel, omvang eigen bijdrage,

maximale periode, kostprijs, wijziging burgerlijke staat

en besparingsbijdrage

Artikel 3.1 Eigen bijdragen, eigen aandeel

Artikel 3.2 Omvang eigen bijdrage

Artikel 3.3 Maximale periode, kostprijs en wijziging burgerlijke staat

Artikel 3.4 Besparingsbijdrage

Hoofdstuk 4 Het voeren van een huishouden, onderdeel huishoudelijke hulp

Artikel 4.1 Het PGB

Artikel 4.2 Omvang PGB

Hoofdstuk 5 Het voeren van een huishouden, onderdeel woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Typen woonvoorzieningen

Artikel 5.2 Offerte

Artikel 5.3 Rechthebbende op het PGB of financiële tegemoetkoming

Artikel 5.4 Vorm van verstrekking

Artikel 5.5 Rangorde

Artikel 5.6 Kostenposten woningaanpassingen

Artikel 5.7 Extra bouw en grondkosten

Artikel 5.8 Aanvang van werkzaamheden

Artikel 5.9 Afschrijving

Artikel 5.10 Weigering woonvoorziening

Artikel 5.11 Bezoekbaar maken woning

Artikel 5.12 Extra voorwaarden bij bewoning woonwagen

Artikel 5.13 Extra voorwaarden bij bewoning woonschip

Artikel 5.14 Verhuizing en inrichting

Artikel 5.15 Tijdelijke huisvesting

Artikel 5.16 Huurderving

Artikel 5.17 Instandhoudingkosten

Artikel 5.18 Natura

Artikel 5.19 Woningsanering CARA/COPD

Artikel 5.20 Vast rolstoeltapijt

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Typen vervoersvoorzieningen

Artikel 6.2 Vorm van verstrekking

Artikel 6.3 Algemeen gebruikelijk

Artikel 6.4 Vergoedingen vervoersvoorzieningen

Artikel 6.5 Aanschaf auto en bruikleenauto

Artikel 6.6 Aanpassing eigen auto

Artikel 6.7 Compensatieregeling kort vervoer

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 7.1 Rolstoel

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 8.1 Samenhangende afstemming

Hoofdstuk 9 Overige (slot)bepalingen

Artikel 9.1 Overige (slot)bepalingen

Bijlagen

Bijlage 1 Maximum aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend 14

Bijlage 2 Maximale vergoeding van kosten van instandhouding 15

Bijlage 3 Norminkomen verschillende leefvormen en bijbehorende inkomensgrenzen 16

Hoofdstuk 1 Begrips- en algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

1 In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemaximeerde vergoeding: een bijdrage in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

  • b.

    Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;

  • c.

    PGB: persoonsgebonden budget;

  • d.

    Norminkomen: het norminkomen zoals bedoeld in bijlage 3 bij dit besluit.

  • e.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • f.

    Verordening: de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Deventer 2007.

2 De begripsbepalingen in artikel 1 van de verordening zijn van toepassing op de begrippen die in dit besluit worden gebruikt.

Artikel 1.2 Vaststellen inkomen

1 Het inkomen van de aanvrager bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwde personen tezamen, en bedraagt:

  • a.

    indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

  • b.

    in de overige gevallen: het belastbaar loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, in het peiljaar.

2 Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

3 In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar tenminste € 1.816,-- lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

4 Indien het vierde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1.816,--, lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

Hoofdstuk 2 Regels rond verstrekking PGB en financiële tegemoetkoming

Artikel 2.1 Aanvraag

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB of een financiële tegemoetkoming vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 2.2 Keuzevrijheid

1 Indien een voorziening wordt toegekend, wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen een PGB of een voorziening in natura, tenzij overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een PGB.

2 Van overwegende bezwaren als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake wanneer:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB;

  • b.

    de toekenning van een PGB het in stand houden van een adequate (algemene)

Wmo-voorziening (waaronder in elk geval het collectief vraagafhankelijk vervoer) ondermijnt.

Artikel 2.3 Natura

1 De aanvrager van een voorziening in natura is een eigen bijdrage verschuldigd, waarbij de

hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 3.1 van dit besluit.

2 Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde voorziening in natura wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden om zelf een aanbieder te kiezen.

Artikel 2.4 Het PGB

1 De budgetontvanger is een eigen bijdrage verschuldigd, waarbij de hoogte van de eigen

bijdrage wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 3.1 van dit besluit.

2 Het netto PGB bedraagt het verschil tussen het bruto PGB en de eigen bijdrage.

3 Een PGB wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een

PGB is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het PGB is aangevraagd.

4 Binnen zes weken na afloop van het kalenderjaar waarin het PGB is verleend wordt het netto

PGB vastgesteld.

5 Het college kan de budgethouder per kalendermaand een voorschot op het verstrekte PGB

geven.

Daarbij worden de volgende voorschotperiodes gehanteerd:

  • a.

    per jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget € 2.500,-- of minder bedraagt;

  • b.

    per half jaar, indien het tot een jaarbedrag herleide budget € 5.000,-- of minder, maar meer dan € 2.500,00 bedraagt;

  • c.

    per kwartaal, indien het tot een jaarbedrag herleide budget € 25.000,-- of minder, maar meer dan € 5.000,00 bedraagt;

  • d.

    per maand, indien het tot een jaarbedrag herleide budget meer dan € 25.000,-- bedraagt.

6 Indien de periode waarvoor het PGB wordt toegekend in meer dan een kalenderjaar gelegen is, wordt het PGB voor het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het werd verleend, geïndexeerd conform het gestelde in artikel 38 van de verordening.

7 In afwijking van het gestelde in het tweede lid van dit artikel is bij een aantal voorzieningen, zoals opgenomen in de hoofdstukken 5, 6 en 7 van dit besluit, sprake van een gemaximeerde

PGB.

8 De beschikking tot verlenen van een PGB bevat ten minste de volgende gegevens:

a het bruto PGB;

b de wijze waarop de eigen bijdrage wordt berekend;

c de wijze waarop het netto PGB wordt berekend;

d de wijze waarop voorschotten op het netto PGB worden verleend;

e een programma van eisen, indien noodzakelijk.

9 Het college vordert onverschuldigde betaalde bedragen van de budgethouder terug of

verrekent deze met door hem aan de budgethouder terzake van PGB’s verschuldigde

bedragen.

Artikel 2.5 De financiële tegemoetkoming

1 De ontvanger van een financiële tegemoetkoming is een eigen aandeel verschuldigd afgestemd op het inkomen, waarbij de hoogte van het eigen aandeel wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 3.1 van dit besluit.

2 De netto financiële tegemoetkoming bedraagt het verschil tussen de bruto financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel.

3 Het college betaalt de netto financiële tegemoetkoming uit aan de ontvanger van de tegemoetkoming, voor zover niet anders in dit besluit is bepaald.

4 De uitbetaling van de financiële tegemoetkoming kan, indien dat tussen aanvrager en college wordt overeengekomen, ook direct aan de leverancier plaatsvinden.

5 In afwijking van het gestelde in het tweede lid van dit artikel is bij een aantal voorzieningen, zoals opgenomen in de hoofdstukken 5, 6 en 7 van dit besluit, sprake van een gemaximeerde

financiële tegemoetkoming.

6 In een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming wordt vermeld op welke

kosten de tegemoetkoming betrekking heeft. In een besluit tot verlening van een periodieke

financiële tegemoetkoming wordt tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, bij

een woningvoorziening een programma van eisen alsmede de voorschriften waaraan de

belanghebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden

overgegaan. Indien de geldingsduur niet in de beschikking is vermeld, wordt uitgegaan van een

verlening voor onbepaalde tijd.

Artikel 2.6 Intrekken of wijziging beschikking

Naast de in artikel 35 van de verordening genoemde gevallen kan de beschikking worden

ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de budgetontvanger dan wel de ontvanger van een financiële tegemoetkoming overlijdt dan wel niet langer staat ingeschreven in het Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente Deventer;

  • b.

    met ingang van de dag waarop de budgetontvanger langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de AWBZ of de Zorgverzekeringswet;

  • c.

    met ingang van de dag vanaf welke de budgetontvanger dan wel de ontvanger van voorziening in natura of financiële tegemoetkoming schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op de verstrekte voorziening

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage, eigen aandeel, omvang eigen bijdrage, maximale periode, kostprijs, wijziging burgerlijke staat en besparingsbijdrage

Artikel 3.1 Eigen bijdrage, eigen aandeel

  • a.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die de hulp bij het huishouden betreffen, zoals genoemd in artikel 8 onder b. en c. van de verordening, is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd.

  • b.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die woonvoorzieningen betreffen, zoals genoemd in artikel 13 onder b., c. en d. van de verordening, is de aanvrager een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

  • c.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die het lokaal verplaatsen per vervoermiddel betreffen, zoals genoemd in artikel 22 van de verordening, is de aanvrager een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd, met uitzondering van de onder a genoemde algemene voorziening.

  • d.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, die het zich verplaatsen in en om de woning (rolstoelen) betreffen, zoals genoemd in artikel 27 van de verordening, is de aanvrager géén eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

  • e.

    Voor een voorziening is géén eigen bijdrage verschuldigd indien het een vergoeding van instandhoudingkosten (onderhoud, keuring en reparatie) betreft.

Artikel 3.2 Omvang eigen bijdrage

  • a.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.137,00 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.137,00.

  • b.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.162,00 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.162,00.

  • c.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar, dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.810,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.810,00.

  • d.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 19.837,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.837,00.

Artikel 3.3 Maximale periode, kostprijs en wijziging burgerlijke staat

  • a.

    Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, kan gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering worden gebracht.

  • b.

    De verschuldigde eigen bijdrage kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de Wmo-voorziening.

  • c.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van één van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt.

Artikel 3.4 Besparingsbijdrage

  • 1

    Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van bijvoorbeeld een driewielfiets, fiets in bijzondere uitvoering, scootermobiel, autostoeltje, fietszitje of een buggy is, voor het deel dat deze algemeen gebruikelijk zijn, gelijk aan het richtbedrag zoals dat voor deze zaken algemeen gangbaar is (Nibud, ANWB).

  • 2

    Het besparingsbedrag voor de scootermobiel kan in gelijke (jaarlijkse) termijnen worden geïnd.

Hoofdstuk 4 Het voeren van een huishouden, onderdeel huishoudelijke hulp

Artikel 4.1 Het PGB

De vaststelling van een PGB vindt ten aanzien van huishoudelijke hulp als volgt plaats:

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

Klasse Uren per week Tarief per jaar

1 0- 1,9 € 904,--

2 2- 3,9 € 2.714 ,--

3 4- 6,9 € 4.977,--

4 7- 9,9 € 7.692,---

5 10- 12,9 € 10.407,--

6 13- 15,9 € 12.828,--

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend. Als het aantal geïndiceerde uren of dagdelen hoger is dan de bovengrens van de

bovenste klasse, dan wordt het tarief van de hoogste klasse verhoogd met het volgende bedrag:

Klasse 1 vermenigvuldigd met het aantal uren of dagdelen waarmee de bovengrens van de hoogste klasse wordt overschreden.

Artikel 4.2 Omvang PGB

  • 1

    De huishoudelijke hulp wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een PGB verleend.

  • 2

    De omvang van het PGB voor huishoudelijke hulp is ten hoogste 75% van de voorziening voor huishoudelijke hulp in natura, conform de tarieven genoemd in artikel 4.1.

Hoofdstuk 5 Het voeren van een huishouden, onderdeel woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Typen woonvoorzieningen

Het college verstrekt een PGB of financiële tegemoetkoming ten behoeve van de volgende woonvoorziening:

  • a.

    een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • b.

    een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning, waaronder

een uitraasruimte;

  • c.

    een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan een woning;

  • d.

    een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie in een woning;

  • e.

    een voorziening voor tijdelijke huisvesting;

  • f.

    een voorziening voor huurderving.

Artikel 5.2 Offerte

Voor zover in dit hoofdstuk geen bedragen worden genoemd wordt de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of de PGB minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 5.3 Rechthebbende op het PGB of financiële tegemoetkoming

  • 1

    Het PGB of de financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 kan slechts worden verleend ten behoeve van een aanvrager en wordt, behoudens het bepaalde in lid 2 en de artikelen 5.11, 5.14 lid 2 en 5.16, verleend aan de aanvrager.

  • 2

    Indien de aanvrager niet de eigenaar is van de woning wordt de financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel b, in afwijking van lid 1, verleend aan de eigenaar van de woning waarin de aanvrager verblijft.

Artikel 5.4 Vorm van verstrekking

  • 1

    De voorzieningen genoemd in artikel 5.1 onderdeel a, b, d, e en f worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 2

    De voorzieningen genoemd in artikel 5.1 onderdeel c wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een PGB verleend.

Artikel 5.5 Rangorde

De verlening van de voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel a, zonodig in combinatie

met andere in artikel 5.1 genoemde voorzieningen, heeft voorrang indien deze voorziening of

deze combinatie de goedkoopste adequate oplossing is.

Artikel 5.6 Kostenposten woningaanpassingen

De volgende kostenposten voor een voorziening genoemd in artikel 5.1. onderdeel b komen voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking:

  • a.

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als tegemoetkoming aangemerkt;

  • b.

    de risicoverrekening van loon en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning en utiliteitsbouw 1991;

  • c.

    het architectenhonorarium, echter uitsluitend in die gevallen dat de aanneemsom méér bedraagt dan € 1000, --- en het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing wordt ingeschakeld. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen. Het architectenhonorarium komt voor vergoeding in aanmerking indien het niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR1997 van de BNA en tot ten hoogste 10% van de aanneemsom;

  • d.

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien de aanneemsom meer bedraagt dan € 996,43 en het toezicht noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom. In afwijking van het vorige geldt voor woningbouwverenigingen de afspraken die zijn gemaakt in de daartoe vastgestelde convenant tussen de gemeente en de woningbouwcoöperatie;

  • e.

    de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • f.

    de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • g.

    renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • h.

    de prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk (zie bijlage I). Indien noodzakelijk worden de hiervoor te maken extra notariskosten vergoed tot een maximum van € 750,50;

  • i.

    de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden;

  • j.

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • k.

    de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • l.

    de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een woonvoorziening, voor zover de kosten onder a t/m k méér dan € 1000,-- bedragen. In dat geval komt 10% van die kosten voor vergoeding in aanmerking, met een maximum van € 350,--.

In afwijking van het vorige geldt voor woningbouwverenigingen de afspraken die zijn gemaakt in de daartoe vastgestelde convenant tussen de gemeente en de woningbouwcoöperatie;

m.de kosten van bodemonderzoek indien dit noodzakelijk is en voor zover dit dient plaats te vinden voor rekening van degene die recht heeft op de financiële tegemoetkoming in de kosten van woninguitbreiding of sanering.

Artikel 5.7 Extra bouw en grondkosten

1 Voor zover een woningaanpassing gerealiseerd wordt door uitbreiding van een bestaande woning

of vorm krijgt door uitbreiding van een nieuw te bouwen woning, verstrekt het college een financiële tegemoetkoming in de extra kosten.

2 Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen

verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te

bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m², wordt geen financiële

tegemoetkoming verleend.

  • 3

    Het totale aantal extra m2 grond dat noodzakelijk is, wordt vermenigvuldigd met € 143,00 en is afgeleid van de grondprijs.

  • 4

    Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage 1.

Artikel 5.8 Aanvang van werkzaamheden

Het college verleent slechts een PGB of financiële tegemoetkoming indien:

  • a.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, is gemaakt zonder toestemming van het college;

  • b.

    door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b. genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing.

Artikel 5.9 Afschrijving

1 De woningeigenaar die een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel b heeft ontvangen dat gelijk is aan of meer is dan € 25.000,-- en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen.

2 De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in lid 1 is gelijk aan het bedrag van

de voorziening na aftrek van € 25.000,--, verminderd met 10 procent per jaar.

3 Lid 1 is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de aanvrager ten behoeve van wie de voorziening is verleend of een andere aanvrager aan wie op grond van de verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

4 De woningeigenaar als bedoeld in lid 1 is verplicht om binnen een maand na het passeren

van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Artikel 5.10 Weigering woonvoorziening

1 Het college weigert een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdelen b en c indien;

  • a.

    de kosten van de voorziening gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 45.378,00, tenzij weigering van die voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • b.

    binnen vijf jaar de woonvoorziening voor sloop dan wel renovatie in aanmerking komt.

2 In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan het college, indien de woonvoorziening in aanmerking komt voor sloop dan wel renovatie, een financiële tegemoetkoming van maximaal € 1.500,-- in de aanpassingskosten verstrekken.

Artikel 5.11 Bezoekbaar maken woning

1 Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de verordening, bedraagt € 2.500,--.

2 Geen vergoeding wordt toegekend indien een nieuwe aanvraag voor een vergoeding voor

het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de verordening

plaatsvindt binnen 7 jaar na de laatste vergoeding.

Artikel 5.12 Extra voorwaarden bij bewoning woonwagen

1 Indien de aanvrager een woonwagen bewoont, verstrekt het college een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 slechts, indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

2 In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan het college, indien de technische levensduur van de woonwagen minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, een financiële tegemoetkoming van maximaal

€ 2.500,-- in de aanpassingskosten verstrekken.

Artikel 5.13 Extra voorwaarden bij bewoning woonschip

1 Indien de aanvrager een woonschip bewoont, verstrekt het college een financiële voorziening ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 slechts, indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

2 In afwijking van het gestelde in lid 1 kan het college, indien de technische levensduur van het woonschip minder dan vijf jaar is of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, een financiële tegemoetkoming van maximaal € 2.500,-- in de aanpassingskosten verstrekken.

Artikel 5.14 Verhuizing en inrichting

1 Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel a verlenen aan de aanvrager.

2 In afwijking van artikel 5.3 lid 1, verstrekt het college een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel a aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een aanvrager de woning ontruimt.

3 De hoogte van het bedrag als bedoeld in lid 1 en lid 2 is maximaal € 2.500,00.

Artikel 5.15 Tijdelijke huisvesting

1 Het college verstrekt voor de duur van maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel e indien:

a een aanvrager in verband met aanpassing van zijn huidige of een nog te

betrekken woning heeft voorzien in noodzakelijke tijdelijke huisvesting; en

b de kosten voor deze huisvesting noodzakelijk zijn.

2 De voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel e per maand kan het bedrag genoemd in

artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan.

Artikel 5.16 Huurderving

1 In afwijking van artikel 5.3 lid 1, verstrekt het college voor de duur van maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel f aan de eigenaar van een woning teneinde deze woning ter beschikking of opnieuw ter beschikking van een aanvrager te laten komen.

2 Het college verstrekt geen financiële tegemoetkoming ten behoeve van een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel f over de eerste maand van huurderving.

3 De financiële tegemoetkoming ten behoeve van de voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel f per maand kan het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan.

Artikel 5.17 Instandhoudingkosten voorzieningen genoemd in bijlage 2

Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming voor alleen de werkelijk gemaakte kosten van instandhouding (keuring, onderhoud en reparatie) tot het maximumbedrag dat bij de verschillende onderdelen in bijlage 2 van dit besluit staat vermeld.

Artikel 5.18 Natura

  • 1.

    Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn:

    • a.

      tilliften;

    • b.

      badliften;

    • c.

      douche/toiletstoelen;

    • d.

      douchestretchers;

    • e.

      badtransferplanken;

    • f.

      traplift.

  • 2.

    Indien een woonvoorziening in natura in eigendom wordt verstrekt, bedraagt de financiële tegemoetkoming ten hoogste 100% van de werkelijke kosten.

Artikel 5.19 Woningsanering CARA/COPD

1 Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming voor een woningsanering met betrekking

tot CARA of COPD (= Chronic Obstructive Pulmonary Disease).

2 De volgende bedragen worden gehanteerd:

  • a.

    voor zeil of linoleum € 15,- per m2, inclusief egalisatiekosten;

  • b.

    gordijnen: € 15,- per meter voor rolgordijnen of een andere soort gladde gordijnen.

3 De financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te

vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Indien een artikel is afgeschreven (in de regel

na 8 jaar) wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. Hierbij wordt voor de hoogte van de

vergoeding als volgt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. De

vergoeding bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de afschrijvingsperiode:

  • a.

    100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar;

  • b.

    75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

  • c.

    50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

  • d.

    25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

4 Indien het artikel acht jaar of ouder is, wordt geen vergoeding verstrekt. Hetzelfde geldt bij

verhuizing, omdat bij verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en dan rekening

kan worden gehouden met de ondervonden klachten.

Artikel 5.20 Vast rolstoeltapijt

1.Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming voor vervanging van de vloerbedekking door een rolstoelvast tapijt, indien het gebruik van de rolstoel deze vervanging dringend noodzakelijk maakt. De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 15,-- per m2.

2 De leden 3 en 4 van artikel 5.19 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Typen vervoersvoorzieningen

Het college kan een PGB of een financiële tegemoetkoming ten behoeve van de volgende (vervoers)voorzieningen verstrekken:

  • a.

    vervoer per eigen auto;

  • b.

    vervoer per taxi;

  • c.

    vervoer per rolstoeltaxi;

  • d.

    een aanpassing van een eigen auto;

  • e.

    een (al dan niet aangepaste) auto;

  • f.

    een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

  • g.

    een bruikleenauto;

  • h.

    een scootermobiel;

  • i.

    een training voor het gebruik van een scootermobiel of een gesloten buitenwagen;

  • j.

    een ander vervoermiddel dan de vervoermiddelen genoemd in de onderdelen e, f en h.

Artikel 6.2 Vorm van verstrekking

1 De voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdelen a tot en met d worden in de vorm van

een financiële tegemoetkoming verleend.

2 De voorziening genoemd in artikel 6.1. onderdeel g. wordt in natura verstrekt.

3 De voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdelen e, f, h, i, en j worden, met

inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een

PGB verleend.

Artikel 6.3 Algemeen gebruikelijk Bij een inkomen boven 1,5 maal het norminkomen worden de voorzieningen genoemd in artikel 6.1 onderdelen a, b en e, met uitzondering van de eventuele autoaanpassing (d), niet verleend, omdat deze met dit inkomen algemeen gebruikelijk zijn. De aanvrager heeft in dit geval tevens geen aanspraak op gebruikmaking van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.

Artikel 6.4 Vergoedingen vervoersvoorzieningen

  • 1

    Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel a (eigen auto) van maximaal € 900,-- per jaar (per maand: € 75,--)(= maximaal 2000 leefkilometers x € 0,45);

  • 2

    Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel b (taxi) van maximaal € 900,-- per jaar (per maand € 75,--)(= maximaal 2000 leefkilometers x € 0,45);

  • 3

    Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel c (rolstoeltaxi) van maximaal € 1.360,-- per jaar (per maand € 113,--)(= maximaal 2000 leefkilometers x € 0,68);

  • 4

    Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het gebruik van een voorziening genoemd in artikel 6.1 onderdeel g (bruikleenauto) van maximaal 580,-- per jaar (per maand € 49,--)(= maximaal 2000 leefkilometers x € 0,29).

5 Voor de onderdelen f, h, i, en j van artikel 6.1 genoemde voorzieningen wordt door het

college met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een PGB verstrekt op basis van:

  • a.

    ten hoogste 100% van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst

    adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor

    instandhoudingkosten (keuring, onderhoud en reparatie), gebaseerd op het gemiddelde

    bedrag voor instandhoudingkosten over het jaar voorafgaand aan het laatste volle

    kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

  • b.

    de tegenwaarde van de maximale huurprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst

    adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor

    instandhoudingkosten (keuring, onderhoud en reparatie), zoals dat door het college aan de

    leverancier wordt betaald.

Artikel 6.5 Aanschaf auto en bruikleenauto

Het college verstrekt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, een voorziening in natura of in de vorm van de PGB voor de aanschaf van een (eigen) auto (genoemd in artikel 6.1 onderdeel e Bmo), dan wel een bruikleenauto als bedoeld in artikel 6.1 onderdeel g Bmo. Daarbij wordt uitgegaan van een aanschafwaarde die niet hoger is dan de maximale aanschafwaarde van een referentieauto, hetgeen inhoudt dat er een normbedrag gehanteerd wordt voor de verstrekking van een bruikleenauto. Het normbedrag voor een referentieauto bedraagt voor 2006 € 16.880,--. Dit bedrag is afhankelijk van de beperking(en) van de persoon en de omstandigheden van het gezin. Dit normbedrag is inclusief de als algemeen gebruikelijk geachte faciliteiten in een auto en exclusief de individuele aanpassingen. Daarbij wordt rekening gehouden met rij- en onderhoudskosten van € 0,18 per kilometer met een maximum van 2000 km per jaar.

Artikel 6.6 Aanpassing eigen auto

Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming ten behoeve van een aanpassing van een eigen auto genoemd in artikel 6.1 onderdeel d in de meerkosten ten opzichte van de gebruikelijke kosten overeenkomstig het programma van eisen behorende bij de indicatiestelling. Hierbij wordt uitgegaan van een vervoermiddel met een levensduur van maximaal 12 jaar. Voor aanpassingen aan een vervoermiddel geldt een afschrijvingstermijn van minimaal 5 jaar.

Artikel 6.7 Compensatieregeling kort vervoer

Het college kan voor de in artikel 6.1 onderdeel j genoemde voorziening een PGB verstrekken indien er sprake is van een situatie waarbij de aanvrager een uiterst beperkte mobiliteit heeft en hierdoor een indicatie heeft voor kort vervoer (scootermobiel e.d.), maar vanwege een bijkomende problematiek geen passende vervoersvoorziening kan worden verstrekt. Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag wordt rekening gehouden met de mate van vervoersbehoefte van de aanvrager en diens echtgeno(o)t(e)

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 7.1 Rolstoel

1 Het college kan de volgende rolstoelvoorzieningen verstrekken:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • b.

    accessoires;

  • c.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

  • d.

    een sportrolstoel voor recreatieve sportbeoefening.

2 De voorzieningen genoemd in lid 1 onderdelen a tot en met b worden, met inachtneming van

het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een PGB verstrekt.

3 Voor de voorzieningen genoemd in lid 1 onderdelen a en b wordt door het college, met

inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet in natura of in de vorm van een PGB verstrekt op basis van:

a.ten hoogste 100% van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst

a. adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor

a. instandhoudingkosten (onderhoud en reparatie), voor vergelijkbare rolstoelen in het een na

vorige volledige kalenderjaar;

b.de tegenwaarde van de maximale huurprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst

b. adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor

b. instandhoudingkosten (onderhoud en reparatie), voor vergelijkbare rolstoelen in het een na

vorige volledige kalenderjaar, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

4 De voorziening genoemd in lid 1 onderdeel d (sportrolstoel) wordt uitsluitend verstrekt als

PGB. Het bedrag van het PGB bedraagt maximaal 2.750,--, welk bedrag

bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een

periode van drie jaar.

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 8.1 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies zoals bedoeld in artikel 33 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt, als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager;

  • f.

    de samenloop met ondersteuning vanuit de AWBZ;

  • g.

    het aanwezig zijn van ondersteuning of hulpmiddelen die krachtens andere wet- of regelgeving zijn verstrekt.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9 Overige (slot)bepalingen

Artikel 9.1 Overige (slot)bepalingen

  • 1

    De hoogte van het bedrag bedoeld in artikel 32, lid 2 onder a van de verordening, dat wil zeggen het bedrag waarboven het college altijd een adviesinstantie om advies vraagt, is € 25.000,--.

  • 2

    Het college wijzigt de in het kader van dit besluit geldende bedragen conform het gestelde in artikel 38 van de verordening. Indien de bedragen genoemd in het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning worden gewijzigd, worden daarmee de bedragen die daarmee verband houden in dit besluit eveneens geacht gewijzigd te zijn.

  • 3

    Voor zover van toepassing zijn alle in dit besluit genoemde bedragen inclusief BTW, tenzij anders is vermeld.

  • 4

    Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning Deventer” en treedt in werking op 1 januari 2007.

BIJLAGE 1 Maximum aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning ingevolge artikel 5.6 Besluit maatschappelijke ondersteuning

Soort vertrek Aantal m2 aanbouw nieuw vertrekAantal m2 uitbreiding bestaand vertrek
Woonkamer 30 m26 m2
Keuken10 m24 m2
Eenpersoons slaapkamer10 m24 m2
Tweepersoons slaapkamer18 m24 m2
Toiletruimte 2 m21 m2
Badkamer wastafelruimte2 m21 m2
Badkamer doucheruimte 3 m22 m2
Entree/gang/hal 5 m22 m2
Berging 6 m24 m2
Het aantal m2 op eigen terrein dat ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is 20 m2.
Indien de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum oppervlakte van 6 m2en een maximumprijs van € 28,00 per m2.
Indien de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum oppervlakte van 20 m2en een maximumprijs van € 43,00 per m2.

BIJLAGE 2 Maximale vergoeding van kosten van instandhouding (onderhoud, keuring en reparatie) ingevolge artikel 5.18 Besluit maatschappelijke ondersteuning

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    stoelliften (liftinstituut spreekt van traplift);

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften (liftinstituut spreekt van hefplateaulift voor personen);

  • c.

    woonhuisliften (met kooi)

  • d.

    staplateaulift of hefplateauliften (liftinstituut spreekt van hefplateau voor personen zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte)

  • e.

    balansliften (worden niet meer gemaakt);

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    electromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

De maximale vergoeding van kosten voor keuring en onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt exclusief 19% BTW en exclusief voorrijkosten:

Keuring van liftenBegin keuringKosten excl. BTWFrequentie periodiekeKosten excl. BTW
Trapliftja € 126,151 x per 4 jr. € 79,50
Hefplateauliftja € 219,201 x per 1,5 jr. € 105,15
Woonhuisliftenja € 219,201 x per 1,5 jr. € 105,15
Platformliftja € 219,201 x per 1,5 jr. € 105,15

Gebaseerd op Tarieven 2006 voor veiligheidskeuringen uitgevoerd door het Liftinstituut.

Onderhoud van Frequentie periodiek onderhoud Kosten excl. BTW

Onderhoud vanFrequentie periodiek onderhoudKosten excl. BTW
Stoelliften1 x per jaar  
Rolstoelplateauliften1 x per jaar  
Sta-plateauliften1 x per jaar  
Woonhuisliften2 x per jaar  
Hefplateauliften2 x per jaar  
Balansliften1 x per jaar  

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

Bijlage 3 Norminkomen verschillende leefvormen en bijbehorende inkomensgrenzen

Het norminkomen voor de verschillende leefvormen en de bijbehorende inkomensgrenzen bedragen als volgt:

LeefvormNorminkomenInkomensgrens
Gehuwden beiden tot 65 jaar€ 16.490,88€ 24.736,32
Alleenstaande ouder tot 65 jaar€ 15.140,28€ 22.710,42
Alleenstaanden tot 65 jaar€ 12.797,04€ 19.195,56
Gehuwden, één partner 65 jaar of ouder€ 14.995,20€ 22.492,80
Gehuwden beide 65 jaar of ouder€ 14.603,52€ 21.905,28
Alleenstaande ouder 65 jaar of ouder€ 14.076,00€ 21.114,00
Alleenstaande 65 jaar of ouder€ 11.378,52€ 17.067,78