HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt
verstaan onder:
- a
Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Deventer.
- b
- c
Kindercentrum: een ruimtelijke voorziening
voor kinderopvang buiten een gezins-situatie, alsmede kinderopvang
binnen een gezinssituatie indien de opvang betrekking heeft op meer
dan vier kinderen gelijktijdig uit meerdere huishoudens.
- d
- e
- f
Peuterspeelzaal: een kindercentrum voor
kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs
kunnen volgen; een voorziening die op werkdagen niet meer dan vier
uur aaneengesloten geopend is.
- g
- h
- i
- j
Functionaris:
1. in een kindercentrum werkzame persoon,
niet zijnde een vrijwilliger, die werkzaamheden verricht, opgenomen
in de voor kindercentra geldende CAO, en die over de voor die
werk-zaamheden benodigde opleiding beschikt;
2 in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de
bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op
grond van de voor de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding
heeft.
- k
Houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een
kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt.
- l
NEN: door de Stichting Nederlands
Normalisatie-Instituut vastgestelde norm.
- m
Begeleider: de in een kindercentrum werkzame
persoon die anders dan de functionaris belast is met het bieden van
verzorging, opvoeding en begeleiding aan kinderen.
- n
Deskundige: een persoon met een afgeronde opleiding
HBO-Verpleegkunde of een daarmee vergelijkbare opleiding en
aantoonbare ervaring op het gebied van de jeugdgezondheidszorg.
- o
Keurmerk: een door de GGD af te geven
kwaliteitsverklaring.
Artikel 2 Vergunningplicht
- 1
Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester
en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.
- 2
- 3
Bij de aanvraag om een vergunning moeten de door
burgemeester en wethouders verlangde gegevens worden
overlegd.
- 4
Bij de aanvraag om een vergunning voor een kindercentrum
moet een visitatierapport of keurmerk (als bedoeld onder
artikel 1 onder o) van een deskundige (als bedoeld onder
artikel 1 onder n) van de GGD worden overlegd, inhoudende
dat door het kindercentrum voldaan wordt aan de eisen van
kwaliteit zoals genoemd in deze verordening. De kosten voor
de (gebruikers)-vergunning zijn voor rekening van de
aanvrager.
Artikel 3 Weigering en ontheffing
- 1
Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien
niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk
2 van deze verordening worden gesteld.
- 2
In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders
bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in
artikel 19 en de op artikel 13 gebaseerde nadere
regels.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
- 1
Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of
ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden
verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts
strekken tot bescherming van het belang of de belangen in
verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
- 2
Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning
of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden
voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 5 Behandeling aanvragen
- 1
Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de
Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.
- 2
Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren
brengen.
Artikel 6 Bouwverordening
- 1
Gelijktijdig met de aanvraag om een vergunning voor een
kindercentrum, dient een gebruiksvergunning bij de
gemeentelijke Brandweer, middels een daarvoor bedoeld
standaardformulier aangevraagd te worden. De kosten voor de
gebruikersvergunning zijn voor rekening van de
aanvrager.
- 2
Een vergunning voor een kindercentrum wordt niet verleend,
voordat een gebruiksvergunning van de Brandweer op grond van
de “Bouwverordening gemeente Deventer” kan worden
overlegd.
Artikel 7 Termijnen
- 1
Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag
om vergunning of op een verzoek tot ontheffing
binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of
het verzoek is ontvangen.
- 2
Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing
voor ten hoogste acht weken verdagen.
Artikel 8 Aanhouding
- 1
Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de
aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan,
totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag
voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van
de Woningwet, en de bepalingen van de “Bouwverordening
gemeente Deventer”.
- 2
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 nemen
burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld
in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 7 gestelde
termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of
een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van
de in artikel 7 bedoelde termijnen.
Artikel 9 Duur van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal
vijf jaar.
Artikel 10 Inhoud van de vergunning
- 1
In de vergunning worden tenminste vermeld:
- a
- b
- c
het aantal uren dat de voorziening is geopend;
- d
de plaatselijke aanduiding van het perceel dan wel de
percelen waarin de voorzieningen voor kinderopvang zijn
gevestigd;
- e
de ligging en de oppervlakte van de lokaliteiten, waarin de
kinderen verblijven;
- f
het aantal kinderen, naar leeftijd uitgesplitst, dat per
dagdeel maximaal aanwezig kan zijn;
- g
het maximum aantal groepen;
- h
het minimum aantal functionarissen;
- i
de eventuele ontheffingen.
- 2
Artikel 11 Verplichtingen van de houder
- 1
De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.
- 2
De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders
gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband
met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de
kinderen van belang worden geacht.
- 3
De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de
gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag
daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan
burgemeester en wethouders.
- 4
De vergunninghouder is verplicht de vergunning op
een zichtbare plaats in het kindercentrum of
gastouderbureau op te hangen.
- 5
Het kindercentrum overlegt aan burgemeester en
wethouders eenmaal per drie jaar (t.b.v.
peuterspeelzalen) een visitatierapport of keurmerk
(als bedoeld onder artikel 1 onder o) afgegeven door
een deskundige (als bedoeld onder artikel 1 onder n)
van de GGD over de naleving van de eisen van
kwaliteit zoals genoemd in deze verordening.
Artikel 12 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing
- 1
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:
- a
indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel
onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b
indien op grond van een verandering van de omstandigheden
of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning
of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of
wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de
belangen ter bescherming waarvan de vergunning is
verstrekt;
- c
indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden
voorschriften niet zijn of worden nagekomen;
- d
indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de
vergunning wordt gemaakt;
- e
indien de houder dit verzoekt.
- 2
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de
kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een
kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar
hun oordeel dringende omstandig-heden die niet uit deze
verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.
HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS
Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van
kinderopvang
Artikel 13 Nadere regels
- 1
Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en
een deugdelijke inrichting te hebben.
- 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te
stellen waaraan het kindercentrum, de houder en de in het
kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten
voldoen. Deze regels hebben betrekking op:
- a
de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de
kinderen;
- b
de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het
kindercentrum voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor
de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of
krachtens de Woningwet;
- c
de aan functionarissen en begeleiders te stellen
gezondheidseisen;
- d
de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.
Artikel 14 Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder
De houder zorgt dat de invloed van functionarissen en
begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.
Artikel 15 Informatie aan ouders/verzorgers
De houder van een kindercentrum informeert de
ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de
overeenkomst schriftelijk over:
- a
het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch
beleid en het kwaliteitsbeleid en de wijze waarop
uitvoering wordt gegeven aan artikel 17, derde
lid;
- b
de wijze waarop klachten worden behandeld;
- c
de wijze waarop de inspraak is geregeld;
- d
de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers
wordt onderhouden;
- e
afspraken t.a.v. hygiëne en infectieziekten.
Artikel 16 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering
- 1
De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in
het kindercentrum aanwezige functionaris-sen, begeleiders en
kinderen een passende aansprakelijkheids- en
ongevallenverzekering afsluiten.
- 2
Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra
Artikel 17 Groepsgrootte en aantallen functionarissen
- 1
Iedere peutergroep omvat gelijktijdig ten hoogste 15
kinderen per dagdeel.
- 2
Op iedere peutergroep wordt één betaalde
functionaris en een hulpleidster (vrijwilliger,
stagiaire)
Artikel 18 Verblijfsruimte kindercentra
- 1
Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie
vierkante meter netto speel-/werkoppervlak bevat, bepaald
overeenkomstig NEN 2580.
- 2
Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de
oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind
bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.
- 3
Artikel 19 Voorkoming verspreiding infectieziekten
- 1
Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de
dagelijkse leiding is belast, verboden:
- a
enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee
in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin te
vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de
GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een
infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding
infectieziek- ten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig
is;
- b
enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee
in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf
te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat
daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte,
zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.
- 2
Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de
houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een
schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op
overbrenging van een infectie-ziekte is uitgesloten.
- 3
De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet
de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a,
genoemde wet.
Paragraaf 3 Specifieke regels voor gastouderopvang
Paragraaf 4 Uitzonderingen voor peuterspeelzalen
Artikel 21 Aantallen functionarissen per groep in een peuterspeelzaal
In afwijking van artikel 17 kunnen bij hoge uitzondering de
groepen uit maximaal 20 kinderen bestaan en onder leiding
staan van een functionaris en een begeleider.
HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 23 Strafbepaling
Overtreding van artikel 2 en 11 en van de kwaliteitsregels
in hoofdstuk 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan
bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de
rechtelijke uitspraak.
Artikel 24 Toezicht en opsporing
- 1
Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die
belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of
krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
- 2
De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde
feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van
Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan
hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op
de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het
de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
- 3
De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd
elke plaats te betreden met uitzondering van een woning
zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 25 Controle
Burgemeester en wethouders controleren ten minste eenmaal
per jaar de houders op naleving van de verordening.
Artikel 26 Overgangsbepaling
- 1
Vergunningen en ontheffingen, die zijn verleend
onder de werking van de “Verordening Kinderopvang
Gemeente Deventer 1990” blijven tot 31 december 2000
van kracht.
- 2
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van
deze Verordening een aanvraag om een vergunning of
ontheffing op grond van de Verordening is ingediend
en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
Verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt
daarop de “Verordening Kinderopvang Gemeente
Deventer 1999” toegepast.
Artikel 27 Inwerkingtreding
- 1
Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na die
waarop zij is afgekondigd.
- 2
De “Verordening Kinderopvang Gemeente Deventer 1990”,
vastgesteld bij besluit van 25 februari 1991, laatstelijk
gewijzigd bij besluit van 13 december 1993, wordt
ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum, met dien
verstande dat de verordening gedurende één jaar onverkort
van kracht blijft ten aanzien van kindercentra en
gastouderbureaus die een op deze verordening gebaseerde
vergunning hebben.
Artikel 28 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening
kinderopvang gemeente Deventer 2000”.