Organisatie | Heerhugowaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel activeringspremies en kostenvergoeding |
Citeertitel | Beleidsregel activeringspremies en kostenvergoeding |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | beleidsregel wwb |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2010 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 23-02-2010 Heerhugowaards Nieuwsblad d.d. 2 maart 2010 | BW10-0126 |
Beleidsregel activeringspremies en kostenvergoeding
A.Activeringspremie bij uitstroom naar voltijd reguliere arbeid
De uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding tenminste 6 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de WWB, de IOAW of IOAZ ontvangt een eenmalige activeringspremie van € 500,-.
De eenmalige activeringspremie van € 500,- wordt niet toegekend bij uitstroom naar gesubsidieerde arbeid. De activeringspremie kan wel worden verstrekt aan degenen die gesubsidieerde arbeid verrichten en die aansluitend reguliere arbeid in dienstbetrekking aanvaarden, waarmee volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien.
B.Activeringspremie bij deeltijdarbeid
De uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid in dienstbetrekking aanvaardt, waarmee niet volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien en onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding tenminste 6 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de WWB, de IOAW of IOAZ, ontvangt een eenmalige activeringspremie van € 100,-.
C.Activeringspremie in verband met deelname traject
Aan de uitkeringsgerechtigde die een onderdeel van het trajectplan met goed gevolg afrondt, kan een eenmalige premie van maximaal € 250,- gegeven worden. De klantmanager beoordeelt het recht op een premie en de hoogte van de premie. De premie wordt slechts eenmaal per jaar verstrekt, ook al worden er in het betreffende jaar meerdere deeltrajecten afgerond.
D.Activeringspremie onbeloonde additionele arbeid (participatieplaatsen)
De uitkeringsgerechtigde die fulltime (36 uur per week of meer) onbeloonde additionele arbeid verricht op een participatieplaats heeft na zes maanden en vervolgens iedere 6 maan-den recht op een premie van € 250,- tenzij hij onvoldoende meewerkt aan de arbeidsinscha-keling. Werkt de uitkeringsgerechtigde in deeltijd (minder dan 36 uur per week), dan heeft hij na zes maanden, en vervolgens iedere 6 maanden recht op een premie van € 100,-.
De maximale termijn van de participatieplaats is twee jaar. De gemeente heeft vervolgens de mogelijkheid om de participatieplaats twee keer met 1 jaar te verlengen.
Wettelijke vrijlating van inkomsten en activeringspremie deeltijdarbeid
Uitkeringsgerechtigden die deeltijd arbeid verrichten komen in eerste instantie in aanmerking voor een inkomensvrijlating als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de WWB.
Naast de inkomensvrijlating kan op individuele gronden worden beoordeeld of de uitkeringsgerechtigde in aanmerking kan komen voor een activeringspremie deeltijdarbeid.
1.Kostenvergoeding vrijwilligerswerk
Belanghebbende kan een bij ministeriele regeling vast te stellen bedrag aan kostenvergoeding ontvangen voor het verrichten van vrijwilligerswerk. Voor de duidelijkheid: het gaat hier om een kostenvergoeding die wordt vergoed door degene bij wie de belanghebbenden zijn vrijwilligerswerkzaamheden verricht en niet om een door de gemeente verstrekte premie. De gemeente verstrekt zélf geen premies voor vrijwilligerswerk.
Bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de algemene bijstand wordt voor belanghebbenden die vrijwilligerswerk verrichten een kostenvergoeding die zij daarvoor ontvangen tot een bepaald maximum vrijgelaten (artikel 31 lid 2 onderdeel k WWB ). De vrijlating is bedoeld ter stimulering van de inschakeling van betrokkene en houdt derhalve geen verband met de aard en de omvang van het vrijwilligerswerk. Ook is niet relevant of belanghebbende daadwerkelijk onkosten heeft gemaakt in verband met het verrichten van het vrijwilligerswerk. Het is wel aan belanghebbende om aan te tonen dat hij vrijwilligerswerk verricht en daarvoor de kostenvergoeding ontvangt.
De hoogte van de vrijlating van een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk wordt bepaald in artikel 7 onderdeel h Regeling WWB. Indien het vrijwilligerswerk plaats vindt in het kader van een voorziening gericht tot arbeidsinschakeling kan een hogere kostenvergoeding buiten beschouwing worden gelaten. De hoogte van de kostenvergoeding voor vrijwilligerswerk wordt telkens aangepast met ingang van de dag waarop, en met een gelijk percentage waarmee, de bedragen, genoemd in artikel 2 lid 6 Wet op de loonbelasting 1964, wijzigen
Indien verrichte werkzaamheden niet als vrijwilligerswerk maar als productieve arbeid moeten worden aangemerkt die in het maatschappelijk verkeer een economische waarde vertegenwoordigt, zal er een inkomstenkorting plaats moeten vinden op basis van een fictief inkomen.
2. Overige vergoedingen Wanneer belanghebbende kosten moet maken in het kader van een arbeidsmarkt gerichte re-integratieactiviteit (hier valt ook vrijwilligerswerk onder), kan het college een onkostenvergoeding verstrekken. Het gaat hierbij om de directe en indirecte kosten, die noodzakelijk en aantoonbaar zijn en die in redelijkheid niet ten laste van de belanghebbende kunnen komen. Er moet voor deze kosten geen andere voorliggende voorziening zijn, denk bijv. aan een kostenvergoeding op grond van artikel 31, lid 2 onder k WWB (wanneer er sprake is van vrijwilligers). Een onkostenvergoeding kan gegeven worden voor bijv. reiskosten, de aanschaf van een fiets, de aanschaf van representatieve kleding, kosten voor de aanschaf van een pc etc.. Op basis van individueel maatwerk wordt de hoogte van de onkostenvergoeding vastgesteld.
Naast bovengenoemde onkostenvergoeding kan de gemeente op individuele gronden beoordelen of de belanghebbende die vrijwilligerswerk doet (in het kader van een arbeidsmarktgerichte re-integratieactiviteit) in aanmerking komt voor een onkostenvergoeding in niet definieerbare kosten. Vrijwilligerswerk dient te worden gezien als een middel voor het opdoen of behouden van werkritme. De gemeente kan ter stimulering aan belanghebbende, als hij voor minimaal 8 uur tot maximaal 20 uur per week bij een non-profit organisatie vrijwilligerswerk verricht, voor een periode van maximaal 3 jaar, 1.00 euro per uur verstrekken.
De WWB kent een activeringspremie die kan worden toegekend in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 31 lid 2 onder j WWB).
Deze activeringspremie is gebonden aan een wettelijk vastgesteld maximum. De mogelijkheden voor de gemeente om deze activeringspremie te verstrekken zijn ruim; er kan gedacht worden aan een activeringspremie voor het volgen of afronden van scholing, werkbehoud- of aanvaarding of voor het verrichten van vrijwilligerswerk. De gemeente kan volgens de Memorie van Toelichting de premie verstrekken met het oog op het bevorderen van positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid. Voorts geldt dat:
Activeringspremie onbeloonde additionele arbeid (participatieplaatsen)
De Wet STAP (wet stimulering arbeidsparticipatie) introduceert regels voor participatieplaatsen in Artikel 10a WWB. Participatieplaatsen zijn, aldus SZW, “tijdelijke, onbeloonde en additionele werkzaamheden die met behoud van uitkering kunnen worden verricht door uitkeringsgerechtigden die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt.”
De maximale termijn van een participatieplaats is –na twee mogelijke verlengingen- 4 jaar. Het staat gemeenten vrij om te kiezen voor een kortere termijn, bijvoorbeeld van 2 jaar.
In deze wet wordt geregeld dat uitkeringsgerechtigden zonder startkwalificatie na 6 maanden op een participatieplaats scholing of opleiding aangeboden krijgen, tenzij dit niet bijdraagt aan de arbeidsmarktkansen. Het is aan het oordeel van gemeenten of scholing bijdraagt aan arbeidsmarktkansen. Gemeenten mogen zelf bepalen welke scholing zij aanbieden.
De uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele arbeid verricht op een participatieplaats heeft na zes maanden en vervolgens iedere 6 maanden recht op een premie van € 250,- tenzij hij onvoldoende meewerkt aan de arbeidsinschakeling. De maximale termijn van de participatieplaats is twee jaar. De gemeente heeft vervolgens de mogelijkheid om de participatieplaats twee keer met 1 jaar te verlengen op grond van de WWB.
Kostenvergoeding vrijwilligerswerk
Er kan een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk worden verstrekt door de organisatie waar de belanghebbende zijn vrijwilligerswerk verricht. De kostenvergoeding aan vrijwilligers worden tot een bij ministeriele regeling vast te stellen bedrag vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel k WWB.
Vanaf 1 januari 2006 kan op grond van artikel 7 onderdeel h Regeling WWB een hogere onkostenvergoeding buiten beschouwing worden gelaten indien het vrijwilligerswerk plaats vindt in het kader van een voorziening tot arbeidsinschakeling. De maximale hoogte van dit vrij te laten bedrag wordt bij ministeriele regeling vastgesteld.
Onder vrijwilligerswerk in het kader van voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt verstaan: onbetaalde en onverplichte activiteiten voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week bij een non profit organisatie, als gevolg waarvan de re-integratie van de deelnemer wordt bevorderd en gericht is op (gesubsidieerde) arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Vrijwilligerswerk is een middel voor het opdoen of behouden van werkritme.
Een onkostenvergoeding is niet het zelfde als een kostenvergoeding vrijwilligerswerk op grond van artikel 31 lid 2 onder k WWB (zie boven). Een onkostenvergoeding kan worden toegekend wanneer een belanghebbende in het kader van het volgen van een arbeidsmarktgerichte re-integratieactiviteit (waaronder ook vrijwilligerswerk) kosten moet maken, die niet ten laste van belanghebbende kunnen komen. Het gaat hier dus om een door de gemeente betaalde vergoeding en niet om een vrijlating. Hierbij kan gedacht worden aan ’’ reiskosten, kosten voor de aanschaf van kleding etc..Een onkostenvergoeding wordt niet door de gemeente verstrekt wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening. De hoogte van de onkostenvergoeding wordt vastgesteld op basis van individueel maatwerk en wordt ten laste gebracht van het werkdeel.
Wanneer een belanghebbende vrijwilligerswerk verricht kan hij hiervoor een kostenvergoeding vrijwilligerswerk (artikel 31 lid 2 onder k WWB) of een onkostenvergoeding ontvangen. Het gaat hierbij dan om daadwerkelijk gemaakte en aantoonbare kosten. Ter stimulering van het vrijwilligerswerk (mits deze uitmaakt van een arbeidsmarktgerichte re-integratieactiviteit) kan de gemeente ook een onkostenvergoeding verstrekken in de niet definieerbare kosten. Deze bedraagt 1.00 euro per uur voor de maximale duur van 3 jaar, als belanghebbende voor minimaal 8 uur tot maximaal 20 uur per week bij een non-profit organisatie vrijwilligerswerk verricht.
De activeringspremies en de kostenvergoeding vrijwilligerswerk zijn onbelaste verstrekkingen. Deze verstrekkingen mogen echter niet naast elkaar bestaan. Anders gezegd: indien er een activeringspremie op grond van artikel 31 lid 2 onder j wordt verstrekt en er is eveneens sprake van een kostenvergoeding ex artikel 31 lid 2 onder k WWB, dan verliest de activeringspremie van artikel 31 lid 2 onder j WWB haar onbelaste status. In dat geval zal de gemeente loonheffing over de premie dienen af te dragen aan de Belastingdienst en stijgt het belastbaar inkomen van de betrokkene hetgeen consequenties kan hebben voor inkomensafhankelijke regelingen.
Dit geldt echter niet voor de activeringspremie onbeloonde additionele arbeid aangezien deze cliënten geen vergoeding krijgen; het gaat hier expliciet om onbeloonde additionele arbeid.