Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Assen

Verordening bestuurscommissie openbaar primair (speciaal) onderwijs Assen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Assen
Officiële naam regelingVerordening bestuurscommissie openbaar primair (speciaal) onderwijs Assen
CiteertitelVerordening bestuurscommissie openbaar primair (speciaal) onderwijs van de gemeente Assen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 82
  2. Wet op het primair onderwijs
  3. Wet op de Expertise Centra
  4. Wet Medezeggenschap onderwijs
  5. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200401-08-2011Onbekend

16-09-2004

Berichten van de Brink, 15-12-2005

16-09-2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bestuurscommissie openbaar primair (speciaal) onderwijs Assen

artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

de raad:de gemeenteraad van Assen;
het college:het college van burgemeester en wethouders van Assen;
WPO:de Wet op het Primair Onderwijs;
WEC:de Wet op de Expertise Centra;
WMO:de Wet Medezeggenschap Onderwijs;
de commissie:de bestuurscommissie voor het openbaar primair (speciaal) onderwijs in Assen;
de school/scholen:de school/scholen als bedoeld in artikel 1 WPO en artikel 1 WEC.

artikel 2. Doelstelling, belangen en grondslag

De commissie heeft als doelstelling het behartigen van onderwijs aan de scholen onder haar bestuur op een dusdanige wijze dat de openbare grondslag wordt gewaarborgd.

Artikel 3. Middelen

De commissie voorziet in de materiële en personele behoeften van de scholen binnen de daartoe door de raad vastgestelde begroting, gelden die door de raad in het kader van het lokaal onderwijsbeleid beschikbaar zijn gesteld, schenkingen en legaten door derden, alsmede alle andere wettige baten.

Artikel 4. Taken en bevoegdheden

De commissie heeft tot taak:

  • 1.

    het vervullen van alle taken die samenhangen met de verzorging van onderwijs aan de scholen die onder haar bestuur vallen;

  • 2.

    het samenwerken met de gemeente Assen op het terrein van het lokale onderwijsbeleid en alle overige daarvoor in aanmerking komende beleidsterreinen;

  • 3.

    het samenwerken met andere publiekrechtelijke lichamen en privaatrechtelijke rechtspersonen, die een soortgelijk doel nastreven;

  • 4.

    het uitvoeren van deze verordening.

Artikel 5.

De commissie beschikt over de volgende bevoegdheden:

  • 1.

    alle, die de WPO en WEC aan het bevoegd gezag van de scholen toekent, tenzij daar in deze verordening van wordt afgeweken;

  • 2.

    het zich door deskundigen met een adviserende stem laten bijstaan of het instellen van commissies, met het oog op de behartiging van bepaalde belangen van de onder haar gezag vallende scholen. De commissie regelt de bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van deze commissies;

  • 3.

    het laten uitvoeren van contractactiviteiten binnen de door de raad vastgestelde begroting;

  • 4.

    het doen van aanvragen tot verandering van de grondslag, splitsing, verplaatsing of opheffing van een school, dit uitsluitend na toestemming van de raad;

  • 5.

    het gevraagd of ongevraagd adviseren van het college of de raad met betrekking tot haar taken.

Artikel 6.Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit zeven leden.

  • 2. De raad benoemt de leden van de commissie.

  • 3. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een penningmeester.

  • 4. Personen in dienst van de commissie kunnen niet tevens lid van de commissie zijn.

  • 5. Leden van een medezeggenschapsraad van een school kunnen niet tevens lid van de commissie zijn.

  • 6. Leden van de raad of het college kunnen niet tevens lid van de commissie zijn.

  • 7. De leden van de commissie leggen bij beëdiging door de raad een ambtseed af.

  • 8. Op de leden van de commissie is artikel 89 van de Gemeentewet over verboden handelingen van toepassing.

Artikel 7.Zittingsperiode

De zittingsperiode van de commissie is gelijk aan die van de raad.

Artikel 8. Lidmaatschap

  • 1.

    Er wordt zo spoedig mogelijk voorzien in vervulling van een vacature, in overeenstemming met het in deze verordening bepaalde met betrekking tot de benoeming van leden.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      ontslag door de raad;

    • c.

      het vervallen verklaren van het lidmaatschap op grond van artikel 6, sub 8, van deze verordening in relatie tot artikel 89 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het herbenoemen van leden voor een aaneengesloten zittingsperiode is slechts eenmaal mogelijk.

  • 4.

    Leden blijven hun functie vervullen, totdat hun opvolgers zijn benoemd.

artikel 9. Schorsing en ontslag

  • 1.

    Het college is bevoegd om een lid van de commissie, dat naar zijn oordeel in ernstige mate door handelen of het nalaten daarvan afbreuk doet aan het functioneren van de commissie, te schorsen.

  • 2.

    Dit besluit wordt aan het oordeel van de raad onderworpen.

  • 3.

    De raad wijst uit zijn midden een delegatie aan, die het geschorste lid en de overige leden van de commissie hoort.

  • 4.

    De raad neemt een besluit en regelt de gevolgen van zijn beslissing.

  • 5.

    De raad kan een lid van de commissie ontslaan, als dit naar het oordeel van de raad door handelen of nalaten daarvan ernstig afbreuk doet aan het functioneren van de commissie.

  • 6.

    Bij de voorbereiding van dit besluit is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10.Werkwijze

  • 1. De commissie vergadert tenminste zes maal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig vinden.

  • 2. De voorzitter zorgt ervoor dat de leden - spoedeisende uitzonderingen daar gelaten - tenminste tien dagen voor de vergadering worden opgeroepen en dat alle vergaderstukken worden verzonden.

  • 3. De commissievergaderingen zijn in beginsel openbaar. Op basis van artikel 23 Gemeentewet, tweede lid, kan een vergadering achter gesloten deuren worden gehouden of worden voortgezet, indien een vijfde van de leden of de voorzitter dat nodig acht. De commissie kan besluiten na afloop van de vergadering in besloten kring verder te vergaderen. Hiervan wordt op de agenda melding gemaakt. Artikel 24 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Elk lid van de commissie is bevoegd om tijdens de vergadering voor te stellen een naar zijn/haar mening spoedeisend onderwerp aan de agenda toe te voegen.

  • 5. De commissie beslist of en in hoeverre aan dat voorstel gevolg zal worden gegeven.

Artikel 11.Quorum

  • 1. De vergadering wordt niet geopend als niet tenminste vier leden van de commissie aanwezig zijn.

  • 2. Indien op grond van het vorige lid een vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering op een tijdstip, dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproep is gelegen.

  • 3. Op deze vergadering is lid 1 niet van toepassing.

Artikel 12.Stemmen

  • 1. Leden stemmen zonder last.

  • 2. Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 4. Bij het staken van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 5. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot, nadat onmiddellijk een herstemming heeft plaatsgevonden en de stemmen opnieuw staakten. Loting dient onmiddellijk na deze herstemming plaats te vinden.

artikel 13. Openbaarheid van vergaderingen

Op vergaderingen van de commissie zijn artikel 19, tweede lid, artikel 23 en artikel 83, derde lid, van de Gemeentewet van toepassing. Deze artikelen regelen respectievelijk de wijze waarop de voorzitter de leden ter vergadering oproept, de openbaarheid van vergaderingen en het vergaderen achter gesloten deuren.

artikel 14. Geheimhouding van stukken

Op vergaderingen van de commissie zijn artikel 93 van de Gemeentewet en artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing.In deze artikelen wordt de geheimhouding van stukken geregeld.

artikel 15. Informatieverschaffing aan de raad

  • 1.

    De commissie verschaft alle inlichtingen waar de raad en het college om vragen.

  • 2.

    Het college verschaft de commissie alle inlichtingen, die nodig zijn voor een goed functioneren van de commissie.

artikel 16. Verantwoording aan de raad

  • 1.

    De commissie informeert de raad actief over het door haar gevoerde beleid en genomen beslissingen.

  • 2.

    De commissie zendt verslagen van haar vergaderingen en afschriften van haar besluiten aan de raad.

artikel 17. Toezicht door het college en de raad

  • 1.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat de besluiten van de commissie binnen veertien dagen aan het college worden verzonden.

  • 2.

    Het college schorst een besluit van de commissie, als dat naar zijn mening in strijd is met het recht of het algemeen belang. Een besluit tot schorsing wordt binnen veertien dagen na ontvangst van het besluit van de commissie genomen. Van een besluit tot schorsing wordt terstond mededeling gedaan aan de commissie.

  • 3.

    Het college brengt de raad terstond schriftelijk op de hoogte van het omstreden besluit van de commissie.

  • 4.

    Het college neemt een beslissing over het omstreden besluit tenzij de raad aangeeft zelf over de kwestie te willen beslissen.

artikel 18. Financiën

  • 1.

    De commissie kan beschikken over de door het rijk beschikbaar gestelde vergoeding, met inachtneming van de geldende wetgeving en de door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen opgestelde regels.

  • 2.

    De commissie is bevoegd om uitgaven te doen binnen de door de raad vastgestelde begroting.

  • 3.

    De commissie biedt jaarlijks gelijktijdig met de diensten van de gemeente een ontwerpbegroting met toelichting aan het college aan.

  • 4.

    Als het college de ontwerpbegroting van de commissie wil aanpassen, dan wordt de commissie in gelegenheid gesteld om te reageren, voordat de begroting ter vaststelling naar de raad wordt gestuurd. De schriftelijke reactie van de commissie wordt aan de begrotingsstukken van de raad toegevoegd.

  • 5.

    Het advies van de commissie wordt toegevoegd aan het definitieve raadsvoorstel.

  • 6.

    De commissie biedt jaarlijks vóór 1 april een ontwerprekening over het afgelopen jaar met toelichting aan het college aan.

  • 7.

    Indien het college zich niet kan verenigen met de in lid 3 en lid 6 bedoelde ontwerpen, treedt zij in overleg met de commissie om te komen tot overeenstemming. Bij het aanbieden van de financiële stukken aan de raad doet het college verslag van de gang van zaken.

  • 8.

    Nadere bepalingen over de financiële relatie tussen de commissie en de raad zijn geregeld in een financieel statuut.

artikel 19. Geschillen

  • 1.

    Geschillen tussen de commissie en de raad over de uitvoering en toepassing van deze verordening zullen worden voorgelegd aan de algemene commissie van bezwaar en beroep van de gemeente.

  • 2.

    Partijen verklaren van tevoren zich te binden aan het advies van de commissie voor bezwaar en beroep.

artikel 20. Bezwaar

  • 1.

    Tegen besluiten van de commissie in de zin van artikel 1 van de Algemene wet bestuursrecht kan bezwaar worden aangetekend.

  • 2.

    Over deze bezwaren adviseert de algemene commissie van bezwaar en beroep van de gemeente.

  • 3.

    Over bezwaren met betrekking tot personele aangelegenheden en de rechtspositie van het personeel in dienst van de commissie, adviseert de commissie bezwaar en beroep rechtspositionele aangelegenheden van de gemeente.

Artikel 21.Evaluatie

  • 1. Drie jaar na inwerkingtreding van deze verordening stelt de commissie een onderzoek in naar haar (eigen) functioneren en brengt de raad verslag uit.

  • 2. Dit onderzoek vindt tenminste één keer per zittingsperiode plaats.

artikel 22. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    In alle zaken betreffende de commissie, waarin deze verordening niet voorziet, neemt het college een beslissing, nadat hij de commissie heeft gehoord.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op 1 augustus 2000.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening bestuurscommissie openbaar primair (speciaal) onderwijs van de gemeente Assen".

TOELICHTING OP DE VERORDENING BESTUURSCOMMISSIE OPENBAAR PRIMAIR (SPECIAAL) ONDERWIJS ASSEN.

Algemeen.

De Verordening bestuurscommissie openbaar primair onderwijs Assen (hierna: de verordening) regelt de instelling van een bestuurscommissie (hierna de commissie) naar artikel 82 Gemeentewet voor de openbare basisscholen in Assen en de W.A. van Lieflandschool voor (voortgezet) speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK). Een lijst van de openbare basisscholen die onder het bestuur van de commissie vallen is in de bijlage opgenomen.

Deze verordening regelt voorts de bestuurlijke verhouding van de commissie ten opzichte van het gemeentebestuur (dat wil zeggen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders), de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de commissie.

Tenslotte zijn er in deze verordening enkele bepalingen opgenomen omtrent het interne functioneren van de commissie. Deze zijn tot een minimum beperkt, omdat het naar onze mening aan de commissie is, om haar functioneren zoveel mogelijk naar eigen goeddunken te organiseren.

Deze verordening staat niet op zichzelf. De verhoudingen ten opzichte van het gemeentebestuur enerzijds en de scholen anderzijds worden verder uitgewerkt in een financieel statuut, een regeling voor bezwaar en beroep en een directiestatuut. Er ligt reeds een directiestatuut uit 1995, maar deze wordt thans herzien en geactualiseerd. Het financieel statuut en de regeling bezwaar en beroep zijn in voorbereiding.

Waarom een bestuurscommissie voor het openbaar primair onderwijs?

Jarenlang vervulde het gemeentebestuur twee rollen ten opzichte van het onderwijs; enerzijds de rol van lokale overheid met taken op het gebied van het lokale onderwijsbeleid, waarbij de gemeente ook met de schoolbesturen voor het bijzonder onderwijs van doen heeft en anderzijds de rol als bevoegd gezag voor de openbare scholen. Deze "dubbele petten" werden als een nadeel in het verkeer naar andere schoolbesturen ervaren. Daarnaast zijn de volgende motieven van invloed geweest bij de overweging om het bestuur van de openbare basisscholen op afstand van het gemeentebestuur te plaatsen:

* scheiding van taken tussen de gemeente in haar hoedanigheid als lokaal bestuur en haar hoedanigheid als schoolbestuur, zeker nu door de decentralisatie van bevoegdheden op het gebied van lokaal onderwijsbeleid de rol van de gemeente wordt versterkt. Door het schoolbestuur op afstand te plaatsen, wordt de schijn van belangenverstrengeling vermeden;

* meer mogelijkheden voor participatie van ouders bij het schoolbestuur;

* een slagvaardiger schoolbestuur; het bevoegd gezag kan zich volledig concentreren op de schoolbestuurlijke taak;

* een grotere mate van herkenbaarheid van het schoolbestuur t.o.v. de schoolbesturen van het bijzonder onderwijs.

De commissie is een goed bestuurlijk alternatief, dat aan deze motieven tegemoet komt.

Takenpakket en bevoegdheden commissie (art. 2 t/m 5).

In wezen vervult de commissie vrijwel alle schoolbestuurlijke taken, die het college voorheen ingevolge artikel 1 van de Wet Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op de Expertise Centra (WEC, de wet waaronder de Van Lieflandschool valt) vervulde, behalve de vaststelling van de begroting en jaarrekening en het aanvragen van splitsing, samenvoeging en/of opheffing van scholen (zie artikel 5, 4e lid). Deze bevoegdheden blijven nadrukkelijk voorbehouden aan de gemeenteraad. De commissie kan wel voorstellen daaromtrent aan de raad voorleggen.

De commissie is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en wordt ingevolge het Rechtspositiebesluit Onderwijs (RPBO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangemerkt als werkgever van al het personeel dat in dienst is van de scholen.

De commissie is belast met het personeelsbeleid, het onderwijskundige beleid, het beheer van de financiën en de materiële instandhouding van de scholen.

Bij het personeelsbeleid moet gedacht worden aan het benoemen, schorsen of ontslaan van personeelsleden, het voeren van een personeelsadministratie, het ontwikkelen en uitvoeren van beleid ten aanzien van de arbeidsomstandighedenwet en dergelijke. Bij onderwijskundig beleid gaat het om zaken als Weer Samen Naar School, de bestuurlijke vormgeving van het Regionale Expertise Centrum, de invoering van de WPO, het bewaken en stimuleren van de kwaliteit van het onderwijs, etc.

De commissie beheert een aantal middelen, die van rijkswege, door de gemeente of door derden worden verstrekt. Deze middelen zijn over bovenschoolse reserves en voorzieningen. Het beheer van deze middelen is erop gericht, om middelen zo doelmatig mogelijk te besteden en reserves in stand te houden, die - indien nodig - voor omvangrijke investeringen kunnen worden aangewend.

De materiële instandhouding van de scholen behelst de huisvesting van de scholen en het onderhoud aan de schoolgebouwen. De commissie dient daartoe aanvragen in voor het huisvestingsprogramma van de gemeente en is zelf verantwoordelijk voor aanpassingen en onderhoud aan de binnenkant van de schoolgebouwen.

Al deze taakvelden houden in, dat de commissie regelmatig besluiten zal nemen, waaraan een rechtsgevolg verbonden is. Dergelijke besluiten van de commissie moeten dan ook als beschikkingen ingevolge de Awb worden beschouwd en beleid van de commissie heeft dezelfde status als beleidsregels. Voor belanghebbenden moet dan ook de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaan. Deze mogelijkheid wordt geboden in de Regeling Bezwaar en Beroep (in voorbereiding), die als aparte verordening wordt vastgesteld, maar in samenhang met deze verordening functioneert.

Verhouding van de commissie ten opzichte van het gemeentebestuur (art. 4, 5.4, 5.5, 8, 14 t/m 16).

Hoewel het schoolbestuur wordt opgedragen aan de commissie, is er van bestuurlijke verzelfstandiging in juridische zin geen sprake. Een commissie ex artikel 82 is in formele zin ondergeschikt aan het gemeentebestuur, omdat er sprake is van delegatie.

De gemeenteraad blijft ingevolge artikel 1 WPO in samenhang met artikel 82 Gemeentewet dan ook te allen tijde verantwoordelijk voor het openbaar onderwijs binnen haar grenzen. Dat betekent dat de gemeente ook belast is met een zeker toezicht op het bestuur van de scholen. Dat toezicht neemt de volgende vormen aan. In de eerste plaats zal de commissie jaarlijks een jaarrekening en een jaarverslag aan de raad overleggen, waarin de stand van de financiën wordt vastgesteld en verantwoording wordt afgelegd over het gevoerde beleid. Ten tweede kan de raad het college vragen, om namens haar informatie in te winnen over bepaalde ontwikkelingen bij de commissie. De commissie is dan verplicht die informatie te verstrekken. En tenslotte is de commissie gehouden, om mee te werken aan de uitvoering van het lokale onderwijsbeleid.

Desondanks staat het de bestuurscommissie vrij, om zelf beleid op de genoemde taakgebieden te formuleren en uit te voeren (artikelen 4 en 5). De commissie wordt daarbij ondersteund door het cluster schoolbestuurlijke taken binnen de afdeling Welzijn & Educatie van de dienst Zorg (ZWE). De positionering van dit cluster is nog onderwerp van studie.

De kosten die samenhangen met de instandhouding van het cluster schoolbestuurlijke taken worden meegenomen in de jaarlijkse begroting van de commissie onder de post "administratie, beheer en bestuur" (ABB). Uit deze post worden tevens de overheadkosten vergoed, die de afdeling Gebouwen van de dienst Werk ten behoeve van de huisvesting en het onderhoud aan de schoolgebouwen van het openbaar primair onderwijs maakt, alsmede de kosten die binnen de afdeling middelen van de dienst Zorg (ZMID) beschikbaar is voor het betalingsverkeer en de planning & controlfunctie ten behoeve van de commissie.

Net als vrijwel alle andere gemeenten in Nederland stelt de gemeente Assen een aanvullende vergoeding beschikbaar, die een veelvoud van de rijksvergoeding is. Deze aanvullende uitgaven vallen buiten de overschrijdingsregeling en leiden derhalve niet tot doorbetaling aan het bijzonder onderwijs.

Nu kan het voorkomen, dat er tussen het gemeentebestuur en de commissie geschillen ontstaan over de uitleg van deze verordening in het algemeen en de verplichtingen en bevoegdheden van de commissie ten opzichte van de gemeente in het bijzonder. In dergelijke gevallen moet worden voorzien door een aparte geschillenregeling. Deze zal integraal onderdeel uitmaken van de Regeling bezwaar en beroep, welke in voorbereiding is. Niettemin is in artikel 19 een voorziening getroffen, die voorziet in het optreden van de algemene commissie bezwaar en beroep.

Voor andere geschillen, bijvoorbeeld omtrent het lokale onderwijsbeleid of de uitvoering van de Verordening huisvesting onderwijs, heeft de bestuurscommissie een status als ieder ander schoolbestuur voor bijzonder onderwijs en gelden dezelfde bepalingen voor bezwaar en beroep als voor ieder ander schoolbestuur.

Tenslotte is het zo, dat de gemeenteraad deze verordening kan intrekken of de commissie kan ontbinden, zulks nadrukkelijk op aanwijzingen dat de commissie haar schoolbestuurlijke bevoegdheden niet naar behoren uitoefent of handelt in strijd met de rechtstreekse belangen van de gemeente.

Verhouding commissie en scholen.

Aangezien de commissie minder vaak bijeenkomt dan het college, zal de commissie in de praktijk op een andere wijze de scholen moeten aansturen. Waar voorheen al door de raad en het college werd gekozen voor sturing op afstand, zal deze ontwikkeling verder worden doorgezet.

Twee instrumenten lenen zich daarvoor. In de eerste plaats zal het zelfbeheer van de scholen een nieuwe impuls krijgen. Meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het niveau van de schooldirecties leveren een hoger rendement van inspanningen en middelen op en verhoogt bovendien het vermogen van scholen, om het onderwijskundige klimaat zelf te bepalen.

In de tweede plaats is er voor de scholen voor een managementstructuur gekozen, die tot doel heeft de betrokkenheid van de schooldirecties bij en de deskundigheid van de directies met betrekking tot het beheer en beleid op bovenschools niveau te verhogen.

Hoe de verhoudingen als gevolg van deze ontwikkelingen precies komen te liggen is nog niet vastgelegd. De combinatie van het schoolbestuur door een commissie en de gekozen managementstructuur zijn nieuw in Assen en het is dan ook zoeken naar een werkbare taak- en bevoegdhedenverdeling tussen de commissie en de schooldirecties. Vooralsnog is er dan ook voor een "ontwikkelingsmodel" gekozen, dat wil zeggen dat er in onderlinge dialoog wordt gestreefd naar afspraken, die in de praktijk op functionaliteit en doelmatigheid zullen worden getoetst.

Voorlopig zal de bevoegdhedenstructuur gebaseerd zijn op het directiestatuut 1995 en de managementstructuur, zoals die functioneert sinds het schooljaar 1998-1999. Gaandeweg zal deze worden verfijnd en worden bijgesteld aan de hand van in de praktijk opgedane inzichten.

Openbaarheid en Geheimhouding vergaderingen Bestuurscommissie, artikel 13 en 14.

In de artikelen 10 tot en met 14 is de werkwijze van de commissie geregeld. Deze regeling is echter niet uitputtend en kan op sommige punten door de commissie verder uitgewerkt of aangevuld worden in een huishoudelijk reglement. Twee artikelen zijn echter dwingend door de wetgever voorgeschreven en daarvan mag derhalve in deze verordening niet worden afgeweken.

In artikel 13 wordt verwezen naar de artikelen 83, 19 en 23 van de Gemeentewet, waarin de openbaarheid van commissievergaderingen dwingend wordt geregeld. Dat behoeft nadere uitleg. Artikel 83, derde lid, Gemeentewet, bepaalt dat artikel 19, tweede lid, en artikel 23 van dezelfde wet van overeenkomstige toepassing zijn op vergaderingen van commissies, die naar artikel 82 zijn ingesteld.

Artikel 19 Gemeentewet luidt als volgt:

"

1.De burgemeester roept de (raads)leden schriftelijk tot vergadering op.

2.Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, 2e lid, bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd."

De toepassing van deze bepalingen op de openbaarheid van de commissie betekent, dat de voorzitter van de commissie de commissieleden oproept voor een vergadering, zorgdraagt voor de bekendmaking van de vergadering en ervoor zorgt, dat de (niet geheime) stukken voor belangstellenden ter inzage worden gelegd.

In artikel 23 wordt de mogelijkheid geregeld, om achter gesloten deuren te vergaderen. De toepassing van dit artikel betekent, dat daar waar de raad wordt genoemd, "de commissie" kan worden ingevuld. In artikel 23, tweede lid, wordt gesteld dat een vergadering achter gesloten deuren kan worden gehouden of worden voortgezet, indien één vijfde van de leden of de voorzitter dat nodig acht.

Voor een bestuurscommissie met zeven leden betekent dat, dat de vergadering achter gesloten deuren kan worden gehouden, indien twee leden daarom verzoeken of als de voorzitter van de commissie dat nodig acht.

In artikel 14 wordt de mogelijkheid geregeld, om geheimhouding op te leggen en bepaalde stukken niet openbaar te hoeven maken. Er wordt daarbij verwezen naar artikel 93 Gemeentewet en artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. Ook hiervoor geldt, dat "de raad" gelezen moet worden als "de commissie" en "de burgemeester" als "de voorzitter van de commissie".

De relevante artikelen van de Gemeentewet zijn in de bijlage op deze toelichting opgenomen.

Feitelijke bestuursoverdracht.

Het vaststellen van de verordening betekent niet, dat de schoolbestuurlijke taken ook met onmiddellijke ingang aan de bestuurscommissie zijn overgedragen. In het raadsbesluit nr. 14, d.d. 19 november 1998 heeft de raad het college van burgemeester en wethouders gemandateerd om de beslissing omtrent het tijdstip van de bestuursoverdracht te nemen. De planning gaat ervan uit, dat een bestuursoverdracht met ingang van 1 augustus 2000 mogelijk is. Overleg tussen het college en de bestuurscommissie zullen moeten uitwijzen, of die datum reëel is.

Evaluatieperiode.

Met het oog op de blijvende verantwoordelijkheid van de gemeente voor de openbare scholen voorziet deze verordening in een evaluatie, die iedere zittingsperiode wordt herhaald. Aan de hand daarvan kan de gemeenteraad bezien of de schoolbestuurlijke bevoegdheden door de commissie naar behoren zijn uitgeoefend. Tevens kan dan bezien worden of deze verordening op punten moet worden bijgesteld. Over de invulling van deze bepaling zullen nog nadere afspraken worden gemaakt tussen het college en de commissie.