Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Sociale Veiligheid 2007 |
Citeertitel | Beleidsregel Sociale Veiligheid 2007 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | leefomgeving, subsidies, financieel kader |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2013 | 01-03-2013 | Intrekking | 26-02-2013 | S0259574 | |
31-01-2007 | 03-01-2013 | nieuwe regeling | 23-01-2007 Provinciaal Blad, 2007, 11 | 1256522 |
Artikel 1. Doel van de Beleidsregel
Het provinciebestuur beoogt met haar Programma Integrale Veiligheid concrete activiteiten te ontwikkelen op het gebied van externe veiligheid (met name gerelateerd aan gevaarlijke stoffen), sociale veiligheid en op het gebied van openbare orde en rampenbestrijding. Het programma beoogt een meerwaarde te hebben ten opzichte van de bestaande, reguliere taken. Onder ‘Sociale Veiligheid’ wordt in deze beleidsregel verstaan: Het zich in de dagelijkse leefomgeving vrij kunnen voelen van dreiging, agressie of geweld van anderen.
Deze beleidsregel is een uitwerking binnen de programmalijn ‘Sociale Veiligheid’. Naast een algemene doelstelling kent deze programmalijn vier inhoudelijke speerpunten (zie hierna). Projectaanvragen die in het kader van deze Beleidsregel worden ingediend, kunnen betrekking hebben op de algemene doelstelling, maar ook zijn gericht op één van de vier speerpunten.
Algemene doelstelling programmalijn
Het bevorderen van sociale veiligheid in Noord-Brabant en de veiligheidsgevoelens van Brabanders.
Subdoelstelling ‘Veiligheidshuizen’
Bevorderen van structurele (keten)samenwerking tussen organisaties zoals justitie, politie, onderwijs, bedrijfsleven, gemeenten en zorg- en welzijnsaanbieders om recidive van daders te voorkomen en/of preventie van criminaliteit. Een voorbeeld van een dergelijke constructie is een ‘veiligheidshuis’.
Subdoelstelling ‘Veilige scholen’
Het bevorderen van veilige scholen door versterking van de zorgstructuur binnen het onderwijs (met name in het Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs), de aansluiting onderwijs-jeugdzorg en de relatie onderwijsbedrijfsleven. Het bevorderen van gevoelens van veiligheid in en om scholen.
Subdoelstelling ‘Bestrijding Huiselijk geweld’
Bevorderen van de bestrijding van huiselijk geweld. Ondersteunen van gemeenten bij het realiseren van (keten)samenwerking op lokaal en regionaal niveau t.b.v. van de bestrijding en aanpak van huiselijk geweld. Mogelijke betrokkenen zijn o.a. politie, het Openbaar Ministerie, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling/jeugdzorginstellingen, vrouwenopvang, reclassering, forensische psychiatrie en andere hulpverlenende instanties.
Subdoelstelling ‘Veilige bedrijfsterreinen/Midden- en Kleinbedrijf’
Het stimuleren van gestructureerde aandacht voor veiligheid op bedrijventerreinen en in winkelcentra als een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven, gemeente en politie. Hiertoe behoort ook het uitwisselen van kennis en ‘best practices’.
Artikel 3. Beschikbare middelen
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast. Het subsidieplafond wordt in het Provinciaal Blad bekend gemaakt De financiële middelen worden in één tranche tot besteding gebracht (zie artikel 6). Het maximale subsidiebedrag per projectaanvraag is € 75.000. Het minimale subsidiebedrag per projectaanvraag is € 25.000,-. Er zal gestreefd worden naar een evenwichtige besteding van de middelen over de verschillende speerpunten en over de provincie.
Voor alle projectaanvragen is cofinanciering vereist. De mate waarin sprake is van cofinanciering is een afwegings-criterium bij de beoordeling van projectaanvragen (zie artikel 5).
Bevoorschotting en eindafrekening
Subsidies worden bij verlening voor 80% bevoorschot. Vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van een verantwoording en een financieel verslag overeenkomstig de Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant binnen drie maanden na afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel van het jaar, volgend op het subsidiejaar waarvoor subsidie is verleend.
Vermelding provinciale subsidie bij publiciteit
Bij publiciteit over het project dient bekend te worden gemaakt dat het project (mede) mogelijk is gemaakt door een subsidie op grond van de Beleidsregel Sociale Veiligheid van de provincie Noord-Brabant.
Artikel 4. Subsidiabele activiteiten en kosten
Subsidiabel zijn in principe alle kosten van het project, mits:
Subsidiabele activiteiten en kosten zijn bijvoorbeeld projectbegeleiding, projectof methodiekbeschrijvingen, communicatie en uitvoeringskosten.
Artikel 5. Beoordelings- en afwegingscriteria
Daarnaast is het mogelijk dat bij overschrijden van het subsidieplafond, de beschikbare middelen worden verdeeld over meerdere projecten. Indien er ná vaststelling van het verdeelprogramma nog middelen resteren, worden deze verdeeld over de na de sluitingsdatum van 15 maart 2007, maar vóór 15 mei 2007, ingediende projectaanvragen; deze verzoeken worden dan behandeld op volgorde van binnenkomst.
Artikel 6. Indienen van de projectaanvraag
Aanvragen voor subsidie dienen schriftelijk ingediend te worden door middel van een volledig ingevuld ‘Aanvraagformulier subsidie Sociale Veiligheid’. Aanvragen dienen altijd vergezeld te gaan van een projectplan en een gespecificeerde begroting. Alleen volledig ingevulde aanvraagformulieren, vergezeld van alle gevraagde bescheiden, worden in behandeling genomen. Een digitale versie van het aanvraagformulier kan worden opgevraagd via pritsema@brabant.nl.
Artikel 7. Behandeling van de aanvraag
Gedeputeerde Staten nemen op basis van een verdeelprogramma een besluit over alle ingediende aanvragen. Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk 8 weken na de sluitingsdatum 15 maart 2007 op de subsidieverzoeken, behoudens toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Aanvragen die na de sluitingsdatum zijn ingediend worden, onverminderd het bepaalde onder 5.2, derde alinea, afgewezen.