Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Deventer

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Wet Werk en Bijstand 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Deventer
Officiële naam regelingBeleidsregels Bijzondere Bijstand Wet Werk en Bijstand 2004
CiteertitelBeleidsregels Bijzondere Bijstand WWB 2004
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp12.6.1

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2012Onbekend

17-07-2012

Gemeenteblad

Onbekend
01-08-200421-09-2012Onbekend

24-02-2004

Gemeenteblad, 2004-06-02

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Wet Werk en Bijstand 2004

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • Lid 1

    In deze beleidsregels wordt onder ‘de wet’ verstaan de Wet Werk en Bijstand (Stb 2003, 375, 9 oktober 2003);

  • Lid 2

    De begripsbepalingen van de wet zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing;

  • Lid 3

    Met deze beleidsregels wordt beoogd de kaders, waarbinnen toepassing wordt gegeven aan de gemeentelijke bevoegdheid tot de verlening van bijzondere bijstand, te beschrijven en inzichtelijk te maken. Dit laat onverlet dat er, gezien de complexiteit en de veelheid van factoren en omstandigheden die zich bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand voor kunnen doen, redenen kunnen zijn om gemotiveerd van deze beleidsregels af te kunnen wijken.

Artikel 2. Recht op bijzondere bijstand

De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm en de aanwezige draagkracht.

Artikel 3. Voorwaarden voor het recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Het gezin, de alleenstaande ouder of de alleenstaande heeft recht op bijzondere bijstand als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

sub ade aanvrager valt niet onder de uitsluitingsgronden van artikel 13 WWB; en

sub b de kosten kunnen niet worden voldaan uit de bijstandsnorm; en

sub cer is geen voorliggende voorziening; en

sub der is sprake van noodzakelijke kosten; en

sub e er zijn bijzondere omstandigheden in de individuele situatie; en

sub fer is onvoldoende draagkracht om de kosten zelf te dragen.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is niet vatbaar voor beslag of vervreemding;

Artikel 4. Voorliggende voorzieningen

  • 1.

    Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met voorliggende voorzieningen. Hieronder wordt verstaan: elke voorziening buiten de WWB waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

  • 2.

    Er wordt geen bijstand verstrekt in de volgende gevallen:

sub a er is een voorliggende voorziening die passend en toereikend is;

sub b de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd door een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden beschouwd;

sub c de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd hebben betrekking op medische behandelingen en verrichtingen die worden gerekend tot de ontwikkelingsgeneeskunde.

  • 3.

    Afwijking van de in het voorgaande lid benoemde afwijzingsgronden is alleen mogelijk indien zeer dringende redenen aanwezig zijn. Geen afwijking is mogelijk bij de behandelingen of verrichtingen die worden gerekend tot de ontwikkelingsgeneeskunde.

  • 4.

    Wanneer de bijzonder noodzakelijke kosten door een voorliggende voorziening gedeeltelijk worden vergoed, is het recht op bijzondere bijstand voor het niet vergoede deel van de kosten afhankelijk van de reden waarom de voorliggende voorziening tot slechts gedeeltelijke vergoeding is overgegaan. Wanneer de reden van gedeeltelijke vergoeding enkel budgettaire gronden heeft kunnen de niet vergoede kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking worden genomen, voor zover de kosten betrekking hebben op de meest goedkope toereikende oplossing.

Artikel 5. Noodzakelijke kosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand is bedoeld voor de voorziening in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2.

    Omdat ze niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden geacht te behoren, kan geen bijstand worden verleend voor:

sub a De voldoening aan alimentatieverplichtingen;

sub b De betaling van een boete;

sub c Geleden of toegebrachte schade;

sub d Vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

sub e Aflossing van een schuldenlast

  • 3.

    Bijstand in de kosten van aflossing van een schuldenlast is onder bijzondere omstandigheden wel mogelijk, met inachtneming van het bepaalde in de wet en daarop gebaseerde regelgeving.

Artikel 6. Beoordeling bijzondere omstandigheden in de individuele situatie

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat bij een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt gekeken naar de individuele situatie van de aanvrager. De te beantwoorden vraag is of de aanvrager de bepaalde kosten kan dragen gezien zijn individuele omstandigheden.

  • 2.

    Bij de beoordeling zijn zowel de individuele omstandigheden relevant alsmede of deze omstandigheden bijzonder zijn.

  • 3.

    Wanneer de noodzakelijke kosten, waarin bijzondere bijstand wordt gevraagd, ontstaan zijn door een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van de aanvrager, wordt deze omstandigheid betrokken in de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.

  • 4.

    Onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan, afhankelijk van de ernst van de onverantwoordelijkheid, de individuele omstandigheden van de aanvrager en de urgentie van het aangevraagde, ertoe leiden dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat.

  • 5.

    Indien en voor zover aan het ontstaan of bestaan van de bijzondere noodzakelijke kosten een onvoldoene betoond besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan ten grondslag ligt, wordt de eventueel toegekende bijzondere bijstand in beginsel toegekend in de vorm van een geldlening.

Hoofdstuk Middelen en berekening bijzondere bijstand

Artikel 7. Verantwoordelijkheid tot voldoening uit eigen middelen

  • 1.

    Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt geen toepassing gegeven aan de mogelijkheid van artikel 35 lid 2 WWB om op de toe te kennen bijzondere bijstand een drempelbedrag in mindering te brengen.

  • 2.

    Het aan de aanvrager ter beschikking staande vermogen dat de vrijlating van artikel 34 lid 3 WWB overstijgt, wordt geacht de aanvrager ter beschikking te staan ter delging van de noodzakelijke kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd.

  • 3.

    Wanneer het vermogen is gebonden in de vorm van een voor eigen bewoning bestemde eigen woning, wordt het vermogen eerst, volgens de regels van de krediethypotheek, in aanmerking genomen wanneer de aan de aanvrager te verstrekken bijzondere bijstand op draagkrachtjaarbasis meer bedraagt dan de voor de aanvrager geldende bijstandsuitkering op maandbasis. Wanneer de op draagkrachtjaarbasis te verstrekken bijzondere bijstand beneden de voor aanvrager op maandbasis geldende bijstandsuitkering blijft, wordt het in de eigen woning gebonden vermogen niet in aanmerking genomen.

  • 4.

    Draagkracht is het gedeelte van het inkomen en vermogen dat de aanvrager bij een aanvraag voor bijzondere bijstand zelf moet inzetten. Als het inkomen op bijstandsniveau ligt, is er geen draagkracht aanwezig in het inkomen. Wanneer het inkomen de bijstandsnorm overstijgt, moet dat meerdere inkomen geheel of gedeeltelijk ter delging van de noodzakelijke kosten worden ingezet.

  • 5.

    Onder bruto draagkracht wordt verstaan het absolute bedrag dat door de aanvrager ingevolge deze beleidsregels zou moeten kunnen worden ingezet voor de bekostiging van de noodzakelijke kosten. Onder netto draagkracht wordt verstaan de door de aanvrager te dragen kosten, nadat op de bruto draagkracht het toepasselijke draagkrachtpercentage is toegepast.

Artikel 8. Administratieve drempel

  • 1.

    Uit overwegingen van doelmatigheid kan het college van burgemeester en wethouders besluiten aanvragen bijzondere bijstand nog niet in behandeling te nemen totdat de kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden toegekend op draagkrachtjaarbasis het bedrag ad € 100,- overschrijden.

  • 2.

    In zoverre de kosten waarvoor bijzondere bijstand kan worden toegekend op draagkrachtjaarbasis het in het eerste lid genoemde bedrag niet overschrijden, wordt de aanvraag uiterlijk in de laatste maand van het betreffende draagkrachtjaar in behandeling genomen.

Artikel 9. Reserveringscapaciteit

  • 1.

    Wanneer het inkomen minimaal gelijk is aan het van toepassing zijnde bijstandsniveau, wordt de aanvrager geacht te hebben kunnen reserveren voor de bijzonder noodzakelijke kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd

  • 2.

    De reserveringscapaciteit bedraagt in beginsel 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld, vermeerderd met 50% van het verschil tussen het inkomen en deze bijstandsnorm.

  • 3.

    Indien aannemelijk wordt gemaakt dat de aanvrager (een deel van) de aanwezige reserveringscapaciteit reeds heeft ingezet voor bijzonder noodzakelijke kosten waarvoor hij anderszins geen vergoeding heeft ontvangen, wordt de aanwezig te achten reserveringscapaciteit met die kosten verlaagd.

  • 4.

    Voor personen die drie jaar of langer aangewezen zijn op een inkomen op of onder bijstandsniveau, wordt de reserveringscapaciteit niet in aanmerking genomen.

Artikel 10. Draagkracht

  • 1.

    Voor de vaststelling van de bruto draagkracht worden in aanmerking genomen de middelen zoals bedoeld in afdeling 4, hoofdstuk 3 van de wet

  • 2.

    De bruto draagkracht in het inkomen wordt berekend door de totale middelen, bepaald op jaarbasis en teruggerekend naar een netto maandbedrag, te verminderen met de op de aanvrager van toepassing zijnde maandelijkse bijstandsuitkering

  • 3.

    De bruto draagkracht wordt bepaald over het draagkrachtjaar, te weten de periode van 1 jaar, te beginnen op de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag wordt ingediend. Op grond van bijzondere omstandigheden kan gemotiveerd worden afgeweken van deze draagkrachtperiode.

  • 4.

    Voor de bepaling van de bruto draagkracht worden niet meegerekend:

sub a het bedrag van de ten laste van betrokkenen blijvende premies van vrijwillige verzekering tegen ziektekosten, verminderd met het bedrag van de nominale premie die betrokkene verschuldigd zou zijn bij ziekenfondsverzekering;

sub b het bedrag van vakantietoeslag behorende bij de toepasselijke bijstandsnorm indien door betrokkene geen vakantietoeslag wordt ontvangen;

sub c de kosten van ten laste van betrokkene blijvende buitengewone lasten;

sub d het niet als vermogen in aanmerking te nemen bedrag, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 van de wet en genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet

  • 5.

    Bijzondere bijstand wordt ten hoogste voor de periode van 1 jaar toegekend

Artikel 11. Draagkrachtpercentages

  • 1.

    In zoverre de draagkracht (ook) bestaat uit vermogen, wordt, onverminderd het bepaalde in de overige leden van dit artikel, dit vermogen volledig (100%) aangemerkt als netto draagkracht.

  • 2.

    Voor de bepaling van de netto draagkracht wordt ten opzichte van de bruto draagkracht met een percentage van 100 gerekend in de toekenning van bijzondere bijstand voor:

sub awoonkostentoeslag;

sub b toeslagen voor voormalig alleenstaande ouders;

sub c bijstand voor 18-21 jarigen, voor zover die de landelijke norm te boven gaat;

sub d bijstand voor 18-21 jarigen in een inrichting;

sub e bijstand voor kosten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;

sub f bijstand voor kosten van een particuliere ziektekostenverzekering

  • 3.

    Het draagkrachtpercentage van 100% is in beginsel eveneens van toepassing op kosten die voorheen uit de algemene bijstand werden voldaan, maar uit budgettaire overwegingen naar bijzondere bijstand zijn overgeheveld.

  • 4.

    Het voor de bepaling van de netto draagkracht te hanteren percentage ten opzichte van de bruto draagkracht bedraagt 50% .

  • 5.

    Indien er sprake is van inkomsten uit betaalde arbeid wordt, in afwijking van artikel 9 tweede lid, de bruto draagkracht berekend over de inkomsten uit arbeid vanaf 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ingevolge artikel 20 en 21 WWB.

Artikel 12. Toepassing draagkracht

  • 1.

    Het middels bijzondere bijstand toe te kennen bedrag voor de delging van noodzakelijke kosten, wordt berekend door het bedrag van de in aanmerking te nemen kosten te verminderen met de aanwezige netto draagkracht en de eventuele reserveringscapaciteit.

  • 2.

    Indien de toe te kennen bijzondere bijstand periodiek wordt verstrekt, wordt de netto draagkracht eveneens periodiek verrekend

  • 3.

    Indien de toe te kennen bijstand een incidenteel karakter heeft, wordt de vastgestelde netto draagkracht voor de vastgestelde draagkrachtperiode ineens verrekend met de middels bijzondere bijstand te vergoeden noodzakelijke kosten.

  • 4.

    Bij samenloop van incidentele en periodieke kosten, wordt de netto draagkracht bij voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.

Hoofdstuk Specifieke bepalingen inzake bijzondere bijstand

Artikel 13. Jongeren tussen de 18 en 21 jaar

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van buiten het gezin (=zelfstandig) wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

    • sub a de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm ex art. 20 Wwb; en

    • sub b in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en); en

    • sub c voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt zoveel mogelijk op de individuele omstandigheden afgestemd maar is maximaal gelijk aan het verschil tussen de van toepassing zijnde normering van artikel 20 Wwb en de overeenkomstige normering van artikel 21 WWB.

  • 3.

    Voor alleenstaande ouders tussen de 18 en 21 jaar is in afwijking en aanvulling op het onder lid 2 bepaalde eveneens het gemeentelijke toeslagenbeleid van overeenkomstige toepassing. De hoogte van de toeslag is daarbij afhankelijk van de woonsituatie van de alleenstaande ouder. De op basis van dit artikel toe te kennen toeslag wordt, evenals de onder lid 2 bedoelde uitkering, verstrekt als bijzondere bijstand.

Hoofdstuk Overige bepalingen

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de Beleidsregels Bijzondere Bijstand WWB 2004.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juni 2004 en vervangen de daarvoor geldende beleidregels bijzondere bijstand.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders gehouden op 24 februari 2004.

Burgemeester en wethouders van Deventer

De gemeentesecretaris, De burgemeester,