Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsnota Wegenbeheer, Module C6, Overdrachten |
Citeertitel | Beleidsnota Wegenbeheer, Module C6, Overdrachten |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | verkeer en vervoer, wegen |
Geen.
Algemene wet bestuursrecht
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-02-2006 | 09-04-2020 | nieuwe regeling | 14-02-2006 Provinciaal Blad, 2006, 28 | 1168369 |
Om grootschalige operaties als de Wet Herverdeling Wegenbeheer (WHW) in 1993 in de toekomst te voorkomen en om ons te kunnen concentreren op de wegen waar de provincie primair verantwoordelijk is, is de provincie ook na 1993 doorgegaan met het realiseren van de gewenste verdeling van wegenbeheer. Het nationale Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV) was hiervoor in eerste instantie de basis. Vanaf 1998 vormt het Provinciale Verkeers- en VervoersPlan (PVVP) de basis voor de bepaling welke wegen voor overdracht in aanmerking komen.
De afgelopen decennia is het overdrachtenbeleid niet veranderd. Ontwikkelingen voort-vloeiende uit de WHW, het SVV en het PVVP beïnvloedden het beleid wel. Voor de bij een overdracht betrokken partij(en) was het daarom niet altijd duidelijk welke uitgangs-punten de provincie bij de overdrachten hanteert.
Het PVVP bevat een visie over de hiërarchische opbouw van het hoofdwegennet in Noord-Brabant. Het rijk beheert en onderhoudt het hoofdwegennet (HWN), de provincie beheert en onderhoudt van het Regionaal Verbindende Net (RVN), met uitzonderingen in de stedelijke regio’s. De gemeenten beheren en onderhouden alle overige wegen. Het HWN en het RVN vormen tezamen een gesloten wegennet dat de mobiliteit en bereikbaarheid in Noord-Brabant moet waarborgen. Wegen die géén deel uitmaken van genoemd gesloten wegennet worden (te zijner tijd) overgedragen aan gemeenten. In een aantal gevallen moet eerst een reconstructie van het RVN plaatsvinden of moet eerst vervangende infrastructuur worden gerealiseerd.
In het kader van studies naar het Onderliggend Wegennet+ (OWN+) en naar een Beter Bereikbaar Brabant (BBB) hebben wij in samenwerking met gemeenten en het rijk nader onderzoek gedaan naar de functie en samenstelling van het huidige Brabants wegennet. In samenwerking met de GGA-regio’s heeft de provincie regionale netwerk-visies opgesteld. De netwerkvisies vormen de basisingrediënten bij het actualiseren van de hiërarchische opbouw van het wegennet. Het vaststellen hiervan zal in het kader van het nieuwe PVVP in 2006 plaatsvinden.
Voor verduidelijking van het tot dusver gevoerde beleid over overdrachten volgt hierna de relevante historische informatie.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen 1973 - 1984
Totdat een grootschalige landelijke sanering van het wegenbeheer werd aangekondigd, hanteerde de provincie de Nota Overdacht Wegen. Dit beleid heeft Provinciale Staten in 1973 vastgesteld. Op hoofdlijnen betekende dit:
In bijzondere gevallen leverde de provincie maatwerk. In goed overleg maakte de provincie dan andere afspraken. Bijvoorbeeld: de provincie droeg een weg om niet over naar de gemeente waarbij de provincie vervangende infrastructuur aanlegde. Een en ander geheel in lijn met het gestelde in de artikelen 19 en 20a van de Wegenwet.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen 1984 - 1993
In 1982 maakte het rijk bekend dat zij een landelijke sanering van het wegenbeheer voorbereidde. De beleidsvoornemens werden in het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV) geformuleerd. Het rijk benaderde het vraagstuk over het wegenbeheer vanuit een andere invalshoek. De wegen werden als volgt verdeeld:
Gelijktijdig met de landelijke sanering zou de financiering van het wegenbeheer worden herzien, de Wet Uitkering Wegen (WUW) zou vervallen. De operatie is afgerond op 1 januari 1993.
Voor de periode tot afronding van de WHW in 1984 heeft de provincie een nieuw overdrachtenbeleid ontwikkeld: het Interim-beleid overdracht provinciale wegen aan gemeenten. Provinciale Staten hebben dit op 14 maart 1984 vastgesteld. Uitgangspunt bij dit beleid was de voornoemde toekomstige verdeling van het wegenbeheer. De hoofdlijnen uit dit beleid zijn: - Tot de inwerkingtreding van de Saneringswet wordt het sedert 1973 gevoerde actieve overdrachtenbeleid (inclusief afkoopsommen) niet voortgezet;
Overdrachtenbeleid provinciale wegen na 1993
Het provinciale wegennet in deze periode was gebaseerd op de zogenaamde ‘Kernentheorie’: provinciale wegen verbinden kern met kern. Trajecten door bebouwde kommen werden gezien als een verantwoordelijkheid van gemeenten.
De eerste jaren na afronding van de WHW in 1993 heeft de provincie relatief weinig wegen overgedragen. Met de vaststelling van het RVN in het kader van het PVVP in 1998 kwam daar verandering in. Het RVN vormde met het rijkswegennet een gesloten netwerk. De wegen van het RVN, met uitzondering van de wegen in de stedelijke regio’s, zijn voortaan de wegen die de provincie (in de toekomst) beheert en onderhoudt. Het rijk beheert en onderhoudt de stroomwegen, de gemeenten beheren en onder-houden de overige wegen.
Nieuwe richtlijnen inzake overdracht van wegen
Na afronding van de WHW hebben Rijkswaterstaat en de overkoepelende instanties van provincies (Interprovinciaal Overleg Provincies, IPO), gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG) en waterschappen (Unie van Waterschappen) nieuwe landelijke richtlijnen voor de overdracht van wegen na de effectuering van de WHW opgesteld. De nieuwe richtlijnen waren in 1998 in concept gereed.
De nieuwe richtlijnen bevatten onder andere:
De richtlijnen benadrukken bovendien dat overdracht van wegen voornamelijk een kwestie is van maatwerk en goed overleg tussen betrokken partijen.
Zowel het IPO als de VNG als de Unie van Waterschappen hebben zich uitgesproken vóór toepassing van deze richtlijnen. Rijkswaterstaat was grotendeels akkoord met de richtlijnen. Rijkswaterstaat was niet akkoord met de nieuwe formule voor het bepalen van een afkoopsom. Rijkswaterstaat was het in het bijzonder niet eens met de factor om met behulp van een berekende jaarlijkse vergoeding een éénmalige afkoopsom te bepalen (kapitalisatiefactor). Het meningsverschil tussen de betrokken partijen is niet opgelost, waardoor de richt-lijnen niet formeel vastgesteld zijn.
Hoewel de nieuwe richtlijnen niet formeel zijn vastgesteld, gebruikt de provincie de inhoud ervan bij wegoverdrachten.
§ 3 PROVINCIAAL OVERDRACHTENBELEID
Op basis van de ontwikkelingen zoals beschreven in hoofdstuk 2 heeft de provincie het oorspronkelijke overdrachtenbeleid uit 1973 geactualiseerd. De beleidsregels hierover zijn hierna in willekeurige volgorde van belangrijkheid beschreven.
Indien een wegoverdracht enkel het gevolg is van het handelen van het rijk of een gemeente (en de onderhouds- en/of reconstructiekosten van een wegvak kunnen gefinancierd worden uit de exploitatie- of projectkosten), is het veroorzakersprincipe van toepassing en geschiedt een wegoverdracht om niet. Bijvoorbeeld: De gemeente legt een nieuwe weg aan, die moet worden aangesloten op de bestaande provinciale weg. Hierbij blijkt een deel van de provinciale weg logischerwijs niet meer tot het RVN te behoren. Dat deel zal de provincie dan overdragen.
e. Indien het veroorzakersprincipe niet van toepassing is, betaalt de provincie aan de gemeente een vergoeding in de vorm van een éénmalige afkoopsom. Hierbij zijn twee mogelijkheden:
Afkoopsom toekomstig onderhoud: Op grond van artikel 19 van de Wegenwet bepalen provincie en gemeente tezamen een éénmalige afkoopsom voor toekomstig dagelijks- en structureel onderhoud. De provincie gaat hierbij uit van de door het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen gedragen richtlijnen uit 1998. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang:
Wanneer er sprake is van achterstallig onderhoud - indien binnen 2 à 3 jaar structureel onderhoud nodig is, zoals destijds in de WHW werd bepaald -, brengt de provincie het wegvak in goede staat van onder-houd of verstrekt de provincie hiervoor een aanvullende financiële bijdrage alvorens zij de weg overdraagt aan de gemeente;
2. Vrijwaring groot onderhoud en bijdrage in duurzaam veilige inrichting: In gezamenlijk overleg bepalen provincie en gemeente welke maatregelen aan verhardingen, verkeerslichten, kunstwerken en dergelijke getroffen moeten worden om de weg of het wegvak in goede staat van onderhoud te brengen (binnen 10 jaar is dan geen structureel onderhoud meer noodzakelijk). Daar-naast bepalen provincie en gemeente tezamen wat de meerkosten voor het duurzaam veilig inrichten zijn. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang:
g. In het geval dat de provincie in een provinciale weg die behoort tot het RVN een omlegging realiseert, zal de provincie pas starten met de realisatie van de omlegging als de betreffende gemeente heeft verklaard het te vervangen deel van de - oorspronkelijke - provinciale weg over te nemen om niet, dus zonder afkoopsom.
Als gevolg van de per 1 januari 2003 in werking getreden BTW-compensatie-regeling, worden eventueel noodzakelijke (reconstructie)werkzaamheden uitgevoerd nà overdracht van de weg door de nieuwe eigenaar. Provincie en gemeente verdisconteren de kosten hiervan in de overeen te komen overdrachtsvergoeding.