Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel locatiegebonden subsidie Provincie Noord-Brabant 2005-2010 |
Citeertitel | Beleidsregel locatiegebonden subsidie 2005-2010 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | leefomgeving, ruimtelijke ordening, subsidies, financieel kader |
Treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2005. Deze beleidsregel is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend of vastgesteld.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2013 | 02-02-2013 | Intrekking | 29-01-2013 | S0257747 | |
11-10-2006 | 01-01-2005 | 02-02-2013 | nieuwe regeling | 05-09-2006 Provinciaal Blad, 2006, 136 | 1221872 |
Voorliggende beleidsregel regelt de verstrekking van de subsidie in het kader van het Besluit locatiegebonden subsidies 2005. Op deze beleidsregel is de Algemene Subsidieverordening Provincie Noord-Brabant 2006 (hierna: ASV) van overeenkomstige toepassing.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Convenant Woningbouwafspraken 2005 tot 2010 Provincie Noord-Brabant: het convenant tussen de Staat der Nederlanden en de Provincie Noord-Brabant inzake de afspraken over de woningproductie in de periode 2005 tot en met 2009 zoals vastgesteld en ondertekend door het rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Breda, Tilburg en ’s-Hertogenbosch op 17-11-2004.
De subsidiëring is bedoeld voor projecten in Noord-Brabant, gericht op verhoging van de woningproductie en het realiseren van (extra) eigenbouw binnen de stedelijke regio’s Waalboss en Breda/Tilburg.
Het Rijk stelt overeenkomstig het ‘Convenant Woningbouwafspraken 2005 tot 2010 Provincie Noord-Brabant’ voor de provincie Noord-Brabant (althans voor de gemeenten binnen de stedelijke regio’s Breda / Tilburg en Waalboss) een BLS-budget beschikbaar van € 27.597.657 voor de toevoeging van 23.230 woningen aan de voorraad in de periode van 2005 tot 2010.
Het Rijk stelt jaarlijks, voor het jaar daaraan voorafgaand, het definitieve budget vast voor toevoegingen aan de woningvoorraad. Het maximale budget voor een jaar is gebaseerd op de jaarlijkse taakstelling die is vastgelegd in het ‘Convenant woningbouwafspraken 2005-2010’. Indien meer woningen worden gerealiseerd dan de jaarlijkse taakstelling aangeeft, wordt hiervoor alleen subsidie uitbetaald als het Rijk daarvoor budget beschikbaar heeft. Het door het Rijk vastgestelde definitieve budget is het provinciaal subsidieplafond voor het desbetreffende jaar.
Het budget eigenbouw bedraagt € 1.600, - per woning voor iedere woning waarmee het drempelpercentage van 12% van het jaarlijks aantal gereedgemelde woningen wordt overschreden en voor zo lang en zover de beschikbare middelen, overeenkomstig artikel 4 lid 3, dit toelaten. Het door het Rijk vastgestelde budget eigenbouw is het provinciaal subsidieplafond voor het desbetreffende jaar.
Artikel 5 Provincie – Stedelijke Regio’s
Het budget dat de provincie van rijkswege ontvangt is bestemd voor de gemeenten binnen de stedelijke regio’s Breda - Tilburg en Waalboss. Dit budget wordt door de provincie verdeeld tussen de twee stedelijke regio’s op basis van de toevoegingen aan de woningvoorraad. Dit leidt tot een – jaarlijks te bepalen – subsidieplafond voor elk van de twee regio’s, welke gezamenlijk overeenkomen met het subsidieplafond zoals vermeld in artikel 4 lid 2.
De provincie verstrekt financiële middelen aan de gemeenten ten behoeve van de aan de woningvoorraad toegevoegde woningen en voor eigenbouw boven het drempelpercentage. Toekenning en vaststelling van subsidie van de provincie aan gemeenten vindt uitsluitend plaats voor zover er van rijkswege middelen ten gunste van het ‘provinciaal-fonds BLS 2005’ zijn gestort.
Artikel 6 Regionaal verdelingsvoorstel Stedelijke regio’s
Gedeputeerde Staten verdelen het jaarlijks budget voor toevoegingen aan de woningvoorraad over de gemeenten binnen de stedelijke regio’s Breda / Tilburg en Waalboss op basis van een verdelingsvoorstel dat elke regio jaarlijks aan de provincie voorlegt. Dit voorstel wordt regionaal afgestemd en vervolgens, met een schriftelijke goedkeuring/ondertekening van de portefeuillehouders van alle gemeenten binnen de betreffende stedelijke regio, aangeboden aan de provincie Noord-Brabant.
De verantwoordelijkheid voor het organiseren en afgeven van het regionale verdelingsvoorstel aan de provincie ligt bij de gemeenten Breda en Tilburg voor wat betreft het voorstel van de stedelijke regio Breda-Tilburg en bij de gemeente ’s-Hertogenbosch voor wat betreft de stedelijke regio Waalboss. Hiermee wordt invulling gegeven aan het element van de regionale afstemming door de Brabantse G30-gemeenten, zoals dat in het ‘Convenant woningbouwafspraken 2005-2010’ is opgenomen.
In het regionaal verdelingsvoorstel wordt ten eerste opgenomen het totaal aantal toevoegingen aan de woningvoorraad per gemeente in het betreffende jaar (door nieuwbouw en toevoegingen anderszins). Ten tweede wordt opgenomen hoeveel woningen per gemeente in eigenbouw zijn gerealiseerd. Ten slotte wordt het budget per gemeente opgenomen dat zij voor de bouw van het aantal woningen krijgen toebedeeld. Dit budget is maximaal het subsidieplafond uit artikel 5, lid 1. Indien meer woningen zijn gebouwd dan waarvoor budget beschikbaar is, dan kan hiervoor een apart verdelingsvoorstel worden toegevoegd, welke zal worden gebruikt als er (later) extra budget beschikbaar komt.
Indien de regio niet tot een verdelingsvoorstel komt, bepalen Gedeputeerde Staten de verdeling van het beschikbare budget. Hierbij zijn de in de woningstatistieken van het CBS geregistreerde gereedgekomen woningen met inbegrip van de toevoegingen anderszins en de onder artikel 6, lid 3 genoemde elementen richtinggevend.
De provincie vergelijkt de gegevens in het verdeelvoorstel met de cijfers van het CBS, de WO15 en WO55 formulieren en met andere bronnen. Bij aanmerkelijke verschillen tussen bovengenoemde cijfers zoekt de provincie contact met de betrokken gemeenten om de verschillen te verklaren en gezamenlijk tot een éénduidig cijfer te komen.
Artikel 7 Uitbetaling door Provincie aan gemeenten
De provincie dient uiterlijk 15-7-2010 haar eindrapport met bijbehorende vereisten in bij het Rijk, zoals vermeld in hoofdstuk 7 van het Besluit locatiegebonden subsidies 2005. Indien er onvoldoende zekerheid is over de door de gemeente gerealiseerde woningbouw en eigenbouw in de periode 2005-2010 kan de provincie aan de gemeenten in de stedelijke regio’s een accountantsverklaring vragen. Gemeenten dragen zorg voor een dusdanige administratie dat een onderzoek door een accountant betrouwbare uitkomsten biedt.
Artikel 8 Overgangsregeling VINEX
Voor de resterende Vinex-taakstelling is bij de provincie budget beschikbaar van € 2.518.641,61. Na overleg tussen Gedeputeerde Staten en de betrokken gemeentebesturen, bepalen Gedeputeerde Staten op welke wijze dit budget over de in het eerste lid genoemde periode (definitief) verstrekt zal worden.
’s-Hertogenbosch, 5 september 2006
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter de secretaris
J.R.H. Maij-Weggen drs. W.G.H.M. Rutten
Lid 1: Indien de schriftelijke goedkeuringen van portefeuillehouders apart naar de provincie worden verstuurd, dan dient bij elke goedkeuring het verdeelvoorstel als bijlage bijgevoegd te worden. Er kan pas tot uitbetaling van subsidie worden overgegaan als van alle portefeuillehouders in de betreffende stedelijke regio de goedkeuring is ontvangen.
Lid 3: Hier wordt verwezen naar gegevens die de opgave van gemeenten kunnen onderbouwen bij een eventuele steekproef door een accountant. Tot de gegevens worden gerekend: bewijzen van derden, bijvoorbeeld gereedmeldingen door particulieren, projectontwikkelaars, corporaties en beleggers, luchtfoto's en accountantsverklaringen. Daarnaast kan gedacht worden aan het Jaaroverzicht Woningstatistiek van het CBS dat elke gemeente krijgt, de WO15 en WO55 formulieren en de overige administratie van de gemeente, zoals OZB bestanden.
Deze beleidsregel is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidie Verordening van de Provincie Noord-Brabant.(ASV) Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze beleidsregel zijn vastgelegd, maar in de ASV. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat een aantal bepalingen die van toepassing kunnen zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze beleidsregel. Hierbij worden een aantal van deze aspecten genoemd zonder uitputtend te willen zijn.
De Algemene wet bestuursrecht kent een aantal fasen in de procedure van subsidieverlening. Het begint met een aanvraag. Vervolgens kan het bevoegde orgaan, in casu Gedeputeerde Staten, een subsidie verlenen. Hierdoor ontstaat een aanspraak op de beschikte subsidie onder voorwaarden. Indien het project uitgevoerd wordt zoals vastgelegd is in de aanvraag en de beschikking tot verlening, en ook aan alle andere voorwaarden heeft voldaan, heeft de subsidieaanvrager in beginsel recht op de verleende subsidie. Om uitvoering van projecten te vergemakkelijken of waarschijnlijker in veel gevallen, mogelijk te maken kan Gedeputeerde Staten voorschotten verlenen, onder bepaalde voorwaarden, en tot een bepaald maximum. Wanneer het project voltooid is of op een andere wijze tot een einde gebracht is, dient de subsidie vastgesteld te worden.
De ASV bevat onder meer in artikel 6 een aantal weigeringsgronden. De te subsidiëren activiteiten moeten aanwijsbaar ten goede komen van inwoners van de Provincie Noord-Brabant. Ook moet de aanvrager zonder subsidie de activiteiten niet kunnen uitvoeren.
Gedeputeerde Staten kunnen bij het beschikken over subsidies afwijken van hetgeen in deze beleidsregel en de ASV is vastgelegd, indien het concrete geval hiertoe aanleiding geeft. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden en verplichtingen aan een subsidiebeschikking verbinden.
Van belang is verder dat de procedure van subsidieverstrekking, voor zover hiervan niet bij beleidsregel wordt afgeweken, vastgelegd is in de ASV en de Algemene wet bestuursrecht.