Organisatie | Assen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening afvloeiingsregeling gemeentelijke scholen voor voortgezet onderwijs in de gemeente Assen |
Citeertitel | Afvloeiingsregeling voortgezet onderwijs gemeente Assen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-01-1994 | nieuwe regeling | 16-12-1993 | 16-12-1993 |
Deze verordening verstaat onder
de wet : de Wet op het voortgezet onderwijs;
diensttijd : uitsluitend de tijd, doorgebracht in een betrekking:
aan een school of inrichting als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs danwel de Overgangswet voortgezet onderwijs - waaronder begrepen vormingsinstituten, de instituten waaraan het nieuw vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven, danwel de instituten waaraan het deeltijd vervolg/beroepsonderwijs wordt gegeven - en in de wetten die geacht kunnen worden aan de Wet op het voortgezet onderwijs te zijn voorafgegaan;
aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lager-onderwijswet 1920 van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of worden ingesteld, met dien verstande dat de tijd voor januari 1956 doorgebracht aan een school voor kleuteronderwijs slechts meetelt, indien daaruit inkomsten werden genoten;
aan een school waarop de Wet op het basisonderwijs of de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs van toepassing is;
aan een instelling waarop de Wet op het hoger beroepsonderwijs van toepassing is;
aan een school of inrichting als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs;
aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de Politie-academie, de Rijksluchtvaartschool, alsmede het militair wetenschappelijk onderwijs aan het Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire School en de Hogere Krijgsschool, indien de personeelskosten van die instellingen voor tenminste 51% door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede de voormalige Mijnscholen in Limburg voorzover het rechtstreeks door de overheid beheerde mijnen betreft;
aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs, als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs, die van overheidswege is aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's uit te reiken als die welke uitgereikt worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, danwel:
bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op onze voordracht is geschied, danwel de bekostiging geheel of gedeeltelijk door ons plaatsvindt, waarbij mede in aanmerking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde instelling die voorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet;
de belanghebbende als dienstplichtige in Nederlandse militaire dienst was danwel de deze vervangende dienst bedoeld in de Wet Gewetensbezwaren Militaire dienst; en de tijd welke
de belanghebbende in het genot is geweest van een ontslaguitkering vanwege het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, het Ministerie van Landbouw en Visserij of voor wat de vakonderwijzer betreft van de gemeente. Bij samenloop van bovengenoemde betrekkingen of situaties telt de daarin doorgebrachte diensttijd voor de toepassing van de afvloeiingsregeling slechts eenmaal mee. De diensttijd behoeft niet aaneengesloten te zijn. Is men in een betrekking als bedoeld onder 1 t/m 15 aangesteld en heeft men gedurende die periode buitengewoon verlof genoten als bedoeld in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, dan telt die verloftijd als diensttijd mee.
Ontslag van in vaste dienst aangestelde belanghebbenden op grond van opheffing van de school of de betrekking, danwel wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs of de dienst van de school, dat de werkzaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden, geschiedt in de volgende rangorde:
Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of wanneer het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de rangorde, bedoeld in het vorige lid, worden afgeweken, met dien verstande, dat indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de belanghebbenden kenbaar gemaakt plan.
Het plan wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigingen als bedoeld in artikel 40 van de wet, voorzover deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een zodanige school verbonden personeel, overleg is gepleegd.
Ontslag van in vaste dienst aangestelde adjunct-directeuren op grond van opheffing van de school of de betrekking, danwel wegens zodanige verandering in de inrichting van het onderwijs of de dienst van de school, dat de werkzaamheden van één of meer adjunct-directeuren overbodig worden, geschiedt in de volgende rangorde:
Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of wanneer het belang van de school dit kennelijk vereist, kan bij de verlening van ontslag van de rangorde, bedoeld in het eerste en tweede lid worden afgeweken, met dien verstande, dat, indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald vooraf vastgesteld en aan de adjunct-directeuren kenbaar gemaakt plan.
Het plan wordt niet vastgesteld dan nadat met verenigingen als bedoeld in artikel 40 van de wet, voorzover deze hun werkzaamheden uitstrekken over het aan een zodanige school verbonden personeel, overleg is gepleegd.
Voorzover toepassing van artikel 3, eerste lid onder b en tweede lid, en artikel 4 voor de adjunct-directeuren die op 31 maart 1985 en 1 april 1985 in vaste dienst aan de school waren verbonden, leidt tot een wijziging in de onderlinge afvloeiingsvolgorde zoals deze gold op 31 maart 1985 geschiedt de afvloeiing in de op 31 maart 1985 geldende volgorde.
Voor de toepassing van het protocol wordt verwezen naar artikel V-R402 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel. Belanghebbenden voorkomend op het protocol worden geacht op 31 maart 1985 in dienst van de school te zijn voor de toepassing van voornoemd artikel.