Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Referendumverordening Capelle aan den IJssel 2011 |
Citeertitel | Referendumverordening Capelle aan den IJssel 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur en recht |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-08-2012 | 01-03-2020 | art. 1, 4, 4a | 02-07-2012 IJssel- en Lekstreek van 08-08-2012 | Veseonnr. 453005 | |
31-03-2011 | 01-03-2020 | nieuwe regeling | 21-03-2011 IJssel- en Lekstreek van 30-03-2011 | Verzameling 2011, nummer 184088 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
1: kiesgerechtigden als bedoeld in artikel 7: degenen die op het moment van de indiening van het inleidende verzoek voldoen aan de eisen voor een kiezer van de leden van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel, als gesteld in artikel B3 van de Kieswet, met dien verstande dat voor de dag van de kandidaatstelling gelezen wordt: de dag van de indiening van het inleidend verzoek;
2: kiesgerechtigden als bedoeld in artikel 8: degenen die op het moment van de ondertekening van het definitief verzoek voldoen aan de eisen voor een kiezer van de leden van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel, als gesteld in artikel B3 van de Kieswet, met dien verstande dat voor de dag van de kandidaatstelling gelezen wordt: de dag van de ondertekening van het definitief verzoek;
3: kiesgerechtigden als bedoeld in de overige artikelen van deze verordening: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
Artikel 2. Referendabele besluiten
Concept raadsbesluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum, met uitzondering van besluiten:
Artikel 4a Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
Aan de leden van de referendumcommissie worden gemaakte reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen vergoed. De vergoeding betreft:a. bij gebruik van openbare vervoermiddelen: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen over het raadplegend referendum
Artikel 6. Het raadplegend referendum, initiatief van de raad
Indien de raad besluit tot het houden van een referendum, wordt het desbetreffende raadsvoorstel vervolgens op gangbare wijze behandeld met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht, maar wordt aangehouden.
Zo spoedig mogelijk na het besluit tot het houden van een referendum treedt de Referendumcommissie in overleg met het presidium en desgewenst andere betrokkenen over de vraagstelling. Tenzij het presidium instemt met een andere periode, brengt de referendumcommissie binnen twee weken na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling.
Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen over het raadgevend referendum
Indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp zoals bij de lijst van uitzonderingen genoemd in artikel 2, wijst de raad het verzoek af. De raad kan het verzoek eveneens, met redenen omkleed, afwijzen indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp waarvoor primaire verantwoordelijkheid bij een andere overheid ligt, dat een bovenlokaal karakter heeft.
Als de raad heeft besloten de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, wordt het desbetreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld, met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht maar wordt aangehouden.
Zo spoedig mogelijk na het besluit om de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, treedt de referendumcommissie in overleg met het presidium van de raad en de gesprekspartners als bedoeld in lid 2 over de vraagstelling. Tenzij het presidium instemt met een andere periode, brengt de referendumcommissie binnen twee weken na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling.
Een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend door ten minste 1.600 kiesgerechtigden in de gemeente Capelle aan den IJssel via het plaatsen van hun handtekening op door het presidium vastgestelde schriftelijke en digitale lijsten die zijn voorzien van de door de raad vastgestelde vraagstelling.
De in het tweede lid genoemde termijn van zes weken vangt aan op een door het college bekend te maken dag. In de bekendmaking wordt aangegeven op welke tijdstippen men schriftelijk de handtekeningenlijst kan invullen en dat men dat ook digitaal via DigiD kan doen. Indien het benodigde aantal geldige handtekeningen al eerder dan zes weken is verkregen, kan de mogelijkheid tot het plaatsen van een handtekening worden beëindigd.
Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek. Indien de raad van oordeel is dat er na het besluit over het inleidend verzoek sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden van substantiële aard, kan hij het verzoek, gehoord de referendumcommissie, alsnog afwijzen.
De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna en met inachtneming van een advies van het college, de dag vast waarop het referendum wordt gehouden.
Hoofdstuk 5 Straf- en slotbepalingen
Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
De verordening is geschreven vanuit een initiatiefvoorstel. Dit is de reden dat de opmerking
“gelezen het voorstel van het college van ... (datum), nr. ..., inzake referendum” niet in de considerans is opgenomen. Een referendum verordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een concept raadsbesluit is ook bij uitstek een instrument van de raad. In de praktijk wordt dan ook regelmatig een referendumverordening middels het initiatiefrecht op de agenda van de raad geplaatst. Ook de initiatiefnemers vanuit de raad hebben hiervoor gekozen.
In de verordening worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college maar aan de raad (cq griffie) gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.
Dat het initiatief voor het vaststellen van de verordening bij de raad ligt neemt niet weg dat het gewenst kan zijn advies te vragen aan de ambtelijke organisatie. Deze zal immers de organisatie en uitvoering ter hand moeten nemen. Daarom is ook overleg gevoerd met enkele medewerkers binnen de organisatie.
a. b. en d. Deze artikelen behoeven geen toelichting.
Artikel 2. Referendabele besluiten
Alleen conceptbesluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten
genomen door het college of door de burgemeester zijn niet referendabel (op grond van deze
verordening, deze bestuursorganen kunnen desgewenst zelf een referendumregeling opstellen). Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen, lenen zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen van onder meer de vroegere Tijdelijke referendumwet en autonome gemeentelijke verordeningen.
Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt waarbij hetpraktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden.
In een eerder VNG model was de volgende uitzonderingsgrond opgenomen: waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving. Deze is in deze verordening niet opgenomen, omdat dit al onder de algemene uitzonderingsgrond valt. De algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad. Deze uitzonderingsgrond kan bijvoorbeeld toegepast worden indien er over het onderwerp al een Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure is geweest, of in het geval van korte termijnen waarop het besluit genomen moet worden of de mogelijkheid van grote financiële claims.
Artikel 3. Samenstelling referendumcommissie
In het geval er een referendum wordt gehouden is het raadzaam dat er een referendumcommissie wordt ingesteld. Het onderwerp dat ten grondslag ligt aan het referenduminitiatief is doorgaans politiek gevoelig. Burgers zijn van mening dat de raad gecorrigeerd dient te worden. Maar het is wel de
gemeente die het referendum en de voorlichting organiseert. Een ‘pettenprobleem’ komt in de praktijk bij referenda vaak voor. Een onafhankelijke referendumcommissie kan dan de neutrale derde partij zijn die toeziet op de organisatie en uitvoering van het referendum.
In het model is gekozen voor een permanente commissie met vijf leden. Het kan zijn dat de leden van de commissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. Er is gekozen voor een qua aantal ruime commissie en niet voor een commissie van bijvoorbeeld drie personen plus plaatsvervangers. Door meer leden te benoemen dan nodig voor het quorum wordt een oplossing gegeven in het geval één van de leden afwezig is of zich wil onthouden van deelname in verband met mogelijke belangenverstrengeling.
Hoewel de verordening daarover niets vermeld, ligt het voor de hand dat via algemene publicaties kandidaat-leden van de referendumcommissie worden opgeroepen hun belangstelling kenbaar te maken. Binnen de raad, dan wel het presidium, kan dan een raadsvoorstel voor benoeming van de leden van de referendumcommissie worden voorbereid.
Er is niet expliciet geregeld dat leden (bijv. in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.
Artikel 4. Taken referendumcommissie
Deze commissie heeft diverse adviserende taken gekregen. Daarnaast wordt de onafhankelijke positie ondersteund door de mogelijkheid gevraagd en ongevraagd advies te geven.
De commissie adviseert, bij een inleidend verzoek, over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Dit hangt samen met de in artikel 2 opgenomen onderwerpen waarover geen referendum gehouden kan worden. Verder doet zij een voorstel voor de vraagstelling van het referendum. De vraag moet eenduidig zijn en begrijpelijk voor de burgers. Wat betreft het toezicht op de objectiviteit van de door de gemeente verstrekte voorlichting kan gedacht worden aan een bijv. een folder waarin argumenten pro en contra worden genoemd. De bevoegdheid van de commissie strekt zich niet uit tot de door de burgers gevoerde campagne. De vrijheid van meningsuiting staat daarin voorop. De commissie heft ook een rol bij de advisering van de verdeling van de beschikbaar gestelde subsidie. Deze advisering ziet onder meer op de verdeelsleutel die wordt vastgesteld. Zo kan besloten worden dat 40 % van de
subsidiegelden bestemd is voor activiteiten van voorstanders van het besluit, 40% voor tegenstanders en 20% voor neutrale/informerende activiteiten. De commissie heeft ook een rol bij de evaluatie van gehouden referenda en bij de evaluatie van referendumverzoeken welke niet tot een referendum hebben geleid. Deze taak is een logisch gevolg van de toezichthoudende taak bij het hele referendumproces.
De raad beslist of en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling vast. Hat meest voor de hand ligt een vraagstelling welke gekoppeld is met het voorgenomen besluit. Aan de kiezer wordt dan de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het concept raadsbesluit, waarover het referendum wordt gehouden, zijn. De vraagstelling moet wel voldoende duidelijk zijn, dereferendumcommissie heeft tot taak hierover adviseren. Het is mogelijk om de vraagsteling tevens op te nemen op de stempas.
Artikel 6. het raadplegend referendum, initiatief van de raad
Model voor dit artikel heeft gestaan een artikel uit de Referendumverordening van de gemeente Leiden, een gemeente die al enige ervaring heeft met referenda. Het VNG model kent niet de expliciete mogelijkheid van referenda waarbij het initiatief bij de raad ligt. De werkwijze beschreven in dit artikel is duidelijk en ook praktisch in te vullen in Capelle aan den IJssel. In lid 7 wordt ook de mogelijkheid gegeven een raadplegend referendum te houden in een deelgebied van Capelle. Hoe groot dit deelgebied moet zijn kan de raad voor het desbetreffende referendum besluiten.
Dit artikel is van toepassing indien kiesgerechtigden het initiatief tot een referendum nemen. Hiertoe kunnen zij een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is.
Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. In het model is gekozen voor een eenvoudige procedure. Het inleidend verzoek wordt een week voor de raadsvergadering ingediend bij de griffier en wordt later mogelijk gevolgd een definitief verzoek. Door de duale verhoudingen wordt het verzoek formeel ingediend bij de griffier, praktisch gezien zal de medewerking van het ambtelijk apparaat nodig zijn. Het doel van het inleidend verzoek is tweeledig.
De raad moet op korte termijn beslissen of een onderwerp referendabel is en niet valt onder deuitzonderingen genoemd in artikel 2. De referendumcommissie adviseert hierbij. Daarnaast moet
aangetoond worden dat een onderwerp niet alleen maar leeft bij enkele mensen maar op enigdraagvlak in de gemeente kan steunen. Hiertoe worden een aantal handtekeningen overlegd. Op korte termijn is het voor burgers dan duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het definitief verzoek.
Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, is door de initiatiefnemers van het raadsvoorstel gekozen voor een drempel die gelijk ligt met die in de gemeente Utrecht.
Allereerst dient de raad, na advies van de referendumcommissie, vast te stellen of het verzoek een besluit betreft waarover op grond van de verordening een referendum niet is uitgezonderd.
Vervolgens wordt beslist of het inleidend verzoek is gedaan door het vereiste aantal kiesgerechtigden.
De voorgeschreven eisen dient om de kiesgerechtigdheid te bepalen. Door de identificatie verplichting zal het aantal afgekeurde ondersteuningsverklaringen gering zijn.
Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open. Het inleidend verzoek is namelijk te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb. Wat betreft de procedure van het inleidend verzoek moet allereerst een termijn worden vastgesteld waarbinnen de handtekeningen moeten worden ingeleverd. Hier is gekozen voor een korte termijn van één week voor de raadsvergadering. De achterliggende gedachte is dat op deze manier in de raadsvergadering zelf besloten kan worden of er voldoende geldige handtekeningen zijn verzameld zodat de volgende fase in het proces (het definitieve verzoek) kan ingaan.
Als de raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen. De procedure is in grote lijnen gelijk aan die bij het inleidende verzoek.
De raad controleert of er voldoende (geldige) handtekeningen zijn verzameld. De toelaatbaarheid van het onderwerp is al eerder in de procedure, bij het inleidend verzoek, getoetst. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum tot gevolg hebben.
Bij het verzamelen van de handtekening kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'. In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan de initiatiefnemers overgelaten. In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals de publieksbalie in het gemeentehuis. Uit de evaluatie van de Trw blijkt dat een groot nadeel van het haalsysteem is dat de controle op handtekeningen een tijdrovend karwei is en door onvolledig ingevulde lijsten veel handtekeningen ongeldig moeten worden verklaard. In dit model is gekozen voor het brengsysteem op door het presidium aan te wijzen plaatsen zodat de identiteit (kiesgerechtigdheid) van de ondertekenaar gecontroleerd kan worden met gegevens uit het GBA.
Bij het controleren van de handtekeningen moet beoordeeld worden of diegenen die deondersteuningsverklaring indient op dat moment kiesgerechtigd zou zijn voor de raadsverkiezingen. Immers bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of en zo ja wanneer het referendum gehouden wordt en kan dus niet gewerkt kan worden met een apart bestand van kiesgerechtigden voor het referendum.
De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen.
Toepassing elektronische handtekening en DigiD
In de verordening is vervolgens de mogelijkheid opgenomen om via een elektronische handtekening steun te verlenen aan een referendumverzoek. Een bestuursorgaan kan op grond van afdeling 2.3 Awb de elektronische weg openstellen voor referendumverzoeken. Aan het gebruik van de elektronische weg kan het bestuurorgaan nadere eisen stellen. De elektronische weg voor referendumverzoeken komt naast en niet in plaats van de conventionele weg. Tot op heden is er nog geen ervaring opgedaan met het toepassen van een elektronische handtekening bij een referendumverzoek.
Bij het zetten van een handgeschreven handtekening ter ondersteuning van een referendumverzoek heeft de handtekening verschillende functies. Deze dient ter authenticatie en identificatie (vaststellen van de identiteit van een persoon) en om de wilsuiting vast te leggen (van belang in het kader van rechtsgevolg en of bewijsvoering). Deze functies zijn ook via de elektronische handtekening te bewerkstelligen.
Er zijn diverse niveaus van elektronische handtekeningen. Het verschil zit hem in de waarborgenwaarmee de handtekening is omkleed. Een eenvoudige vorm van een elektronische handtekening is een gescande handtekening die aan een elektronisch document is toegevoegd. De keuze voor het benodigde niveau van een handtekening dat voldoende betrouwbaar is voor de desbetreffende webdienst/handeling is de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (art 2:15, derde lid Awb).
DigiD is een gemeenschappelijk authenticatiesysteem. DigiD wordt momenteel primair gebruikt voor de functie authenticatie. DigiD verifieert in dat geval iemands identiteit. DigiD kan worden gebruikt als
elektronische handtekening. Hierbij geldt dat het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de keuze van niveau van elektronische handtekening voor een referendumverzoek en dient dit te regelen in haar beleid, gebruiksvoorwaarden richting de gebruikers (kiesgerechtigden). Het bestuursorgaan dient onder meer ook zorg te dragen voor de “logische associatie” tussen de ondertekenaar en de elektronische handtekening en vervolgens de elektronische handtekening en het document. Bovendien dient het bestuursorgaan gebruikers te informeren wanneer sprake is van authenticatie en wanneer van het plaatsen van een elektronische handtekening.
Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, is door de initiatiefnemers van het raadsvoorstel gekozen voor een drempel die gelijk ligt met die in de gemeente Utrecht.
Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Van belang is dat er voldoende tijd is om het referendum te organiseren (stemlokalen huren, bemensing stembureaus, drukwerk etc.) en dat er enige ruimte is om vakantie perioden (juli/augustus, december/januari) te overbruggen omdat deze niet geschikt zijn voor het houden van een referendum.
Het ligt voor de hand dat het advies van het college op dergelijke zaken ziet. De datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn.
Het combineren van verkiezingen is praktisch omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar destembus hoeven te komen. Ook zorgt een combinatie doorgaans voor een hogere opkomst en voor een reductie in de kosten van een referendum. Uiteraard kunnen er ook meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden.
Er kan jaarlijks een vast bedrag op de begroting worden opgenomen voor het organiseren vanreferenda of er kan per referendum een budget worden vastgesteld. Hier is gekozen voor het laatste.
Naast een bedrag voor de organisatie van het referendum zelf zal de voorlichting geld kosten. Ditbetreft zowel de voorlichting door de gemeente zelf (uitleg over het conceptraadsbesluit) als devoorlichting door verschillende belangengroeperingen waaronder de initiatiefnemers van het
De referendumcommissie heeft een belangrijke adviserende rol. Zowel bij de totstandkoming van de beleidsregels op grond waarvan de subsidies kunnen worden verstrekt als de toekenning van de subsidies zelf.
Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160, eerste lid onder b). Tot de organisatie behoren diverse taken, zowel de voorlichting over het onderwerp waarop het referendum ziet, als de inrichting en bemensing van de stemlokalen en het drukken van de stembiljetten en oproepkaarten/stempassen.
Artikel 12. Procedure stemming
Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen en dit niet allemaal opnieuw per verordening te regelen. Vandaar dat de Kieswet en het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing zijn. Dit omvat het hele proces van de termijn waarop bij de kiesgerechtigden de oproepkaart/stempas voor het referendum bezorgd dient te zijn als de werkwijze in het stembureau en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag.
Artikel 13. Geldigheid van de uitslag
Wanneer 30% procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddeldeopkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op tewerpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen. In de Tijdelijke referendumwet werd uitgegaan van een gekwalificeerde meerderheid: een besluit is verworpen als de meerderheid van de opgekomen kiezers het besluit verwerpt en het aantal tegenstemmen tenminste 30% van de kiesgerechtigden bedraagt. Daarom is nu ook weer voor dit percentage gekozen.
Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening straf stellen. Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij de Kieswet, hoofdstuk Z.