Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractievergoeding 2010 |
Citeertitel | Verordening ambtelijke bijstand en fractievergoeding 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2014 | 27-03-2014 | 01-01-2018 | Artt. 1, 6, 8, derde lid en 9, vijfde lid | 20-05-2014 Gemeenteblad, 2014-05-28 | GRIF/2014/1208477 |
25-02-2010 | 01-01-2010 | 27-03-2014 | Onbekend | 16-02-2010 Gemeentenieuws, 2010-02-24 | GRI/2010/285723 |
Hoofdstuk I AMBTELIJKE BIJSTAND
De gevraagde bijstand wordt bij voorrang verleend. Indien de gemeentesecretaris van oordeel is dat de gevraagde bijstand een dermate omvangrijke inzet van de ambtelijke organisatie vraagt dat deze de normale bedrijfsvoering van de betrokken organisatieonderdelen doorkruist, treedt hij in overleg met de verzoeker en de griffier over de wijze en het tijdstip waarop de bijstand kan worden verleend.
Hoofdstuk II FRACTIEVERGOEDING
Artikel 7 Verstrekking van de vergoeding
In een jaar waarin verkiezingen voor de gemeenteraad plaatsvinden wordt een evenredig deel van het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad heeft plaatsgevonden, wordt het resterende deel van het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.
Artikel 11 Vaststelling vergoeding
Binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de accountant stelt de raad de bedragen vast van:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 februari 2010.
de griffier de voorzitter
M. van Hall A.A.M. Brok
Op grond van artikel 33 van de Gemeentewet hebben de raad en elk van zijn leden recht op ambtelijke bijstand en hebben de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen recht op ondersteuning. De uitwerking van deze aanspraken moet bij verordening worden geregeld. Totnogtoe waren er op deze materie twee gemeentelijke verordeningen van kracht: de Verordening ambtelijke bijstand aan de raad en aan raadsleden en de fractieondersteuning van 2002 en de Verordening op de fractievergoeding van 2004. Als uitvloeisel van de DDRH-toets (Deregulering, Dualisering, Rechtmatigheid en Handhaafbaarheid) is afgesproken dat beide regelingen worden samengevoegd tot één verordening. Inhoudelijk zijn enkele wijzigingen aangebracht ten opzichte van de oude regelingen. Het gaat om aanpassing aan de toepassing van de regelingen in de praktijk, als gevolg van gewijzigde regelgeving en nadere verduidelijking. In de artikelsgewijze toelichting worden deze aanpassingen genoemd en toegelicht.
Het recht op ambtelijke bijstand en fractieondersteuning zijn – naast de introductie van de griffier en de griffiefunctie - een direct en logisch gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur. De dualisering betekende ontvlechting van rollen en verantwoordelijkheden: de bestuursbevoegdheden zijn bij het college geconcentreerd, kaderstelling en controle bij de raad. Om deze kaderstellende en controlerende rol te versterken, heeft de wetgever de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning als recht geïntroduceerd.
Aan de begripsbepalingen is de omschrijving van commissielid (burgerraadslid) toegevoegd. Dit was nodig om in de volgende artikelen vast te leggen dat ook zij recht hebben op ambtelijke bijstand. In de praktijk strekte de bijstand zich overigens probleemloos tot hen uit. Onder de definitie van fractie valt ook een afgesplitste eenmansfractie. In deze verordening worden onder ‘fractielid’ alleen raadsleden verstaan. Voor de bepaling van de hoogte van de fractievergoeding tellen dus alleen raadsleden mee, commissieleden niet.
Het ondersteunen van de raad en de individuele raads- en commissieleden hoort voor ambtenaren tot hun reguliere takenpakket. Daarin hebben de dualisering van het gemeentebestuur en de introductie van de griffier en de griffiefunctie geen verandering gebracht. Als materiedeskundigen zijn de ambtenaren bij uitstek in staat de raad van advies en bijstand te voorzien. Dat laat onverlet dat raadsleden zich ook om advies en bijstand tot de griffie(r) kunnen wenden, bijvoorbeeld bij het opstellen van initiatiefvoorstellen en/of moties en amendementen etc. Griffier en griffiemedewerkers zullen op hun beurt advies kunnen inwinnen bij hun materiedeskundige collega’s van de ambtelijke organisatie, met name als het gevraagde advies specifieke deskundigheid vereist. De ondersteuning door griffier en griffiemedewerkers is geregeld in de ‘Instructie voor de griffier’, vastgesteld door de raad op 4 januari 2005.
In dit artikel worden spelregels gegeven wanneer raads- en commissieleden zich rechtstreeks tot medewerkers van de ambtelijke organisatie kunnen wenden en wanneer het verzoek via de griffier en de gemeentesecretaris moet lopen. Dit laatste is het geval als voldoening aan het verzoek tot substantiële inzet van het ambtelijke apparaat leidt, waardoor de continuïteit van de overige werkzaamheden in het gedrang zou kunnen komen. Verder wordt in dit artikel aangegeven welke mogelijkheden het individuele raads- of commissielid heeft als hij of zij niet tevreden is met de verleende bijstand of het uitblijven daarvan.
Behalve raadsleden kunnen vanzelfsprekend ook commissieleden een beroep doen op ambtelijke bijstand. Dit is in overeenstemming met de geldende praktijk. Bij een verzoek om bijstand dat een omvangrijke inzet van het ambtelijke apparaat vergt, wendt de griffier zich in het vervolg uitsluitend tot de gemeentesecretaris en niet ook tot de directeur van de desbetreffende sector, zoals in de oude regeling het geval was.
Dit artikel regelt met zoveel woorden dat er sprake is van een aanspraak op fractievergoeding. Het indienen van een aanvraag is dus niet nodig.
Waaraan de vergoeding mag worden besteed, is in dit artikel in algemene termen omschreven. Minimumvoorwaarde is dat de vergoeding wordt besteed aan raadswerkzaamheden. De fracties hebben hierin een grote mate van vrijheid. Omdat hun werk bij uitstek van politieke aard is, passen al te gedetailleerde voorschriften niet.
Wel is een aantal doeleinden genoemd waarvoor de vergoeding niet gebruikt mag worden. Daaruit kan worden afgeleid dat de vergoeding in elk geval niet mag worden gebruikt om verkiezingscampagnes te financieren of afdrachten te doen aan (landelijke) politieke partijen. Ook beoogt deze regeling uit te sluiten dat raads- en commissieleden langs de weg van de fractievergoeding de vergoedingen aanvullen die zij op basis van de Rechtspositieverordening raads- en commissieleden ontvangen. Daarmee wordt aangesloten bij de bedoelingen van de wetgever in artikel 99 van de Gemeentewet.
De eigen (individuele) vergoeding voor het raadswerk omvat – samengevat - een vergoeding voor de werkzaamheden van de raadsleden, een onkostenvergoeding, een vergoeding voor de burgerraadsleden per commissievergadering en, onder bepaalde omstandigheden, een vergoeding voor reis- en verblijfkosten.
De bepaling dat opleidingen voor individuele raads- en commissieleden niet uit de fractievergoeding mogen worden bekostigd, is geschrapt. Dit houdt verband met een wijziging van het stelsel van onkostenvergoedingen en van de vergoedingen van het Rijk aan de gemeenten, op grond waarvan algemene opleidingen voor rekening van de gemeente komen. Hierbij kan gedacht worden aan cursussen of expertmeetings over een bepaald onderwerp, zoals de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening of gemeentefinanciën, een debattraining of het inwerkprogramma voor de nieuwe raad. Dergelijke opleidingen worden door en voor rekening van de gemeente georganiseerd. Opleidingen die een raads- of commissielid of een fractie nodig vindt en die verband houden met het raadswerk kunnen worden bekostigd uit de fractievergoeding, ook als deze bestemd zijn voor individuele fractieleden.
Het bedrag waarop de fracties op grond van hun zetelaantal aanspraak hebben, wordt jaarlijks in januari overgemaakt. Definitieve vaststelling door de raad vindt het daaropvolgende jaar plaats, nadat de fracties rekening en verantwoording hebben afgelegd en is bepaald of er terugstorting moet plaatsvinden. Zie ook de artikelen 8 en 9 en de toelichting daarop.
Het spreekt vanzelf dat de bijdrage aangepast moet worden aan nieuwe verhoudingen in de raad als gevolg van verkiezingen of afsplitsingen. De regeling heeft tot gevolg dat fracties die als gevolg van verkiezingen kleiner worden of geheel verdwijnen nog over de gehele maand waarin de nieuwe raad voor het eerst vergadert de bijdrage ontvangen. Voor fracties die groter worden of voor nieuwe fracties gaat de bijdrage per dezelfde maand in. Dat betekent dat de totale vergoeding voor fractieondersteuning in een verkiezingsjaar hoger uitvalt dan in andere jaren. Dat is niet te vermijden. Dit geldt niet in het geval van splitsing van een fractie. Dan vindt herberekening pas plaats met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar na dat waarin de splitsing heeft plaatsgevonden. Bij samenvoeging van fracties geldt dat de bekostiging wordt aangepast aan de nieuwe situatie met ingang van het kalenderjaar volgend op de samenvoeging. Dit vloeit voort uit de artikelen 1 en 8, derde lid, van deze verordening.
De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. Dit bedrag zal niet eindeloos mogen groeien. De reserve is dan ook gebonden aan een maximum, te weten het bedrag van de vergoeding. Bij het definitief vaststellen van de vergoeding over het voorafgaande kalenderjaar wordt het totaal van de reserve op dat moment vergeleken met de vergoeding waarop de fractie over dat jaar aanspraak had. Om die reden is in dit artikellid ‘voorafgaande’ vervangen door: desbetreffende.
Vanuit een oogpunt van flexibiliteit is er van afgezien dwingend voor te schrijven dat de reserve op een spaarrekening wordt vastgezet. Er wordt vanuit gegaan dat de fracties op verantwoorde wijze met de gevormde reserves omgaan. Bij splitsing van fracties wordt de eventuele reserve niet verdeeld omdat het de oorspronkelijke fractie is die deze heeft opgebouwd en er in de verordening evenmin een aanspraak is geregeld op (een deel van) de vaste voet – vergoeding van de afgesplitste fractie op de oorspronkelijke fractie.
Via het verslag wordt nagegaan of de fracties de vergoeding niet in strijd met haar bestemming hebben gebruikt. Vanuit een oogpunt van deregulering is de verslaglegging vrij globaal. Door de fracties bij monde van hun voorzitter en een ander fractielid uitdrukkelijk te laten verklaren dat de in het verslag genoemde gegevens juist zijn, wordt het zwaartepunt van de verantwoordelijkheid bij de fracties gelegd. Voor fracties die als gevolg van verkiezingen of om andere redenen uit de raad verdwijnen is het tijdstip van het afleggen van rekening en verantwoording uit een oogpunt van continuïteit naar voren gehaald.
Behalve op een financiële vergoeding hebben de fracties aanspraak op beschikbaarstelling van een ruimte in het Politiek Centrum. Fractiekamers worden beschikbaar gesteld met inrichting en inclusief verlichting, verwarming, schoonhouden en bewaking. Verdeling van de beschikbare ruimten vindt plaats na de gemeenteraadsverkiezingen, waarbij de grootste fractie aanspraak heeft op de grootste ruimte.
De bepaling dat fracties opleidingen voor individuele fractieleden, mits verband houdend met het raadswerk, mogen bekostigen uit de fractievergoeding, werkt terug tot 1 januari 2009.
VERSLAGFORMULIER FRACTIEVERGOEDING
Verantwoording over het jaar: xxxx
Ontvangen fractievergoeding: € (A)
Saldo inkomsten/uitgaven € (C)
Stand reserve per 1 januari xxxx: €
Mutatie in reserve (bedrag vermeld bij C): €
Stand reserve per 31 december xxxx: € (D)
Beschikbare budget in xxxx: € (E)
Ingeval de stand van de reserve per 31 december xxxx (bedrag onder D) hoger is dan het beschikbare budget (bedrag onder E) te restitueren: €
FORMULIER VERKLARING FRACTIEVERGOEDING
in hun hoedanigheid van voorzitter respectievelijk lid van de fractie van
verklaren hierbij dat het verslag over de besteding van de fractievergoeding en de stand van de reserve over het kalenderjaar xxxx naar waarheid is gedaan.