Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dordrecht

Rechtspositieverordening raads- en commissieleden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDordrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRechtspositieverordening raads- en commissieleden
CiteertitelRechtspositieverordening raads- en commissieleden 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 95, 96, 97 en 99
  2. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-07-201301-06-201306-11-2019Artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en bijlagen

09-07-2013

Gemeentenieuws, 2013-07-17

GRIF/2013/1027436
11-03-201001-06-2013Nieuwe regeling

16-02-2010

Gemeentenieuws, 2010-02-24

GRIF/2010/285707

Tekst van de regeling

Intitulé

Rechtspositieverordening raads- en commissieleden

 

De RAAD van de gemeente Dordrecht,

 

gezien het voorstel van het presidium van 10 december 2009, nr. GRIF/2010/285707

 

gelet op de artikelen 95, 96, 97 en 99 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    raadslid: een lid van de gemeenteraad van Dordrecht, dat niet tevens tijdelijk ook het ambt van wethouder bekleedt;

  • 2.

    commissie: een door de raad op grond van artikel 82 van de Gemeentewet ingestelde raadscommissie;

  • 3.

    commissielid: een burgerraadslid als genoemd in artikel 1 onder e van de Commissieverordening 2007;  

  • 4.

    rechtspositiebesluit: het Rechtspositiebesluit raads– en commissieleden;

  • 5.

    de griffier: de griffier van de gemeente Dordrecht.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding raadsleden

 

  • 1.

    Aan een raadslid wordt per maand een vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid toegekend ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in tabel I behorend bij het rechtspositiebesluit.

  • 2.

    Aan een raadslid wordt per maand een onkostenvergoeding toegekend ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in tabel II behorend bij het rechtspositiebesluit.

  • 3.

    De vergoeding voor de werkzaamheden en de onkosten worden aan het raadslid toegekend met ingang van de dag van beëdiging en eindigt op het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap.

Artikel 2a Vergoeding voor waarneming van het voorzitterschap van de raad

 

Het raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoedingen.

Artikel 2b Vergoeding voor fractievoorzitters

Naast de vergoedingen als bedoeld in artikel 2 voor de werkzaamheden ontvangen fractievoorzitters voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van de vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van de vergoeding op jaarbasis voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste 6,4% van de vergoeding op jaarbasis.

Artikel 3 Presentiegeld commissieleden

  • 1.

    Commissieleden ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie en de thema-avonden een vergoeding van maandelijks € 310,--. Dit bedrag bestaat uit zowel presentiegeld, als reiskostenvergoeding en een vergoeding voor overige onkosten.

  • 2.

    De betaling van de vergoeding, zoals bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

  • 3.

    Bij commissieleden die minder dan drie vergaderingen per maand aanwezig zijn, wordt per kwartaal achteraf voor iedere vergadering die minder is bijgewoond een bedrag van € 100,-- in mindering gebracht op de volgende maandelijkse vergoeding zoals bedoeld in het eerste lid. De korting wordt verrekend met de vergoeding van de daarop volgende maand. Indien de verrekening meer bedraagt dan de maandelijkse vergoeding dient het commissielid het meerdere binnen 30 dagen terug te betalen.

  • 4.

    De griffier heeft overleg over de aard van de afwezigheid met de fractievoorzitter van de partij waar het commissielid deel van uitmaakt. Wanneer de fractievoorzitter aangeeft dat hij de mindering onredelijk vindt dan beslist het presidium.

Artikel 4 Reis- en verblijfskosten

 

  • 1.

    Raads- en commissieleden hebben aanspraak op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester.

  • 2.

    De vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    a. bij gebruik van het openbaar vervoer: het volledige bedrag van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke kosten;

    b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

    c. bij verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente: de in redelijkheid gemaakte kosten.

  • 3.

    De reis- en verblijfkosten worden gedeclareerd bij de griffier door middel van het formulier opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening .

Artikel 5 Computer- en communicatietoebehoren

 

  • 1.

    Aan een raadslid wordt een maandelijkse vergoeding verstrekt voor de tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf en het gebruik van computer- en communicatietoebehoren geschikt voor breedbandinternet, welke het raadslid nodig heeft voor het zelfstandig uitoefenen van zijn functie.

  • 2.

    De tegemoetkoming , bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 50,-- per maand.

Artikel 6 Compensatie bij korting wegens samenloop van het raadslidmaatschap met een WW of WAO uitkering

 

  • 1.

    In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2.

    De vergoeding wordt berekend over de bruto verschillen, waarbij het verschil bruto wordt toegekend.

  • 3.

    De vergoeding wordt op aanvraag toegekend na het overleggen van de betreffende bewijsstukken.

  • 4.

    Op verzoek van een raadslid dat een uitkering ontvangt in verband met geheel of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, kan de vergoeding voor werkzaamheden worden verlaagd.

Artikel 6a Cursus, congres, seminar of symposium

De kosten van deelname door raads- en commissieleden aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. De overige cursussen en congressen komen voor rekening van de fractie van de partij waar het raads- of commissielid deel van uitmaakt

Artikel 6b Voorziening bij tijdelijk ontslag van raadsleden wegens zwangerschap/bevalling of langdurige ziekte

  • 1.

    De artikelen 2, 5 en 6 van deze verordening blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of langdurige ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding de helft bedraagt van de in artikel 2, tweede lid, bepaalde vergoeding.

  • 2.

    De artikelen 2, 4, 5, 6 en 6a van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Artikel 7 Slotbepalingen

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 11 maart 2010 en kan worden aangehaald als ‘Rechtspositieverordening raads- en commissieleden 2010’.

  • 2.

    Met ingang van 11 maart 2010 wordt de Rechtspositieverordening raads- en commissieleden, vastgesteld op 28 februari 2006, ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 februari 2010.

 

De griffier,                                                            De voorzitter,

 

 

 

 M. van Hall    A.A.M. Brok

Bijlage 1  

Bijlage 1 bij de Rechtspositieverordening Raads- en commissieleden

 

-------------------------------------------

 

Declaratieformulier vergoeding reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen commissielid

 

 

 

Naam:

Voorletters:

Functie: lid van de Adviescommissie

 

 

 

declareert hierbij de reis- en/of verblijfskosten, gemaakt in verband met

(omschrijving reis en doel van de reis)

 

 

op

(datum waarop de reis werd gemaakt)                                           

 

 

 

 

Handtekening                                                                            Datum, plaats

 

 

Nota-toelichting  

 

Toelichting

 

Algemeen

Op 28 februari 2006 is de huidige Rechtspositieverordening voor raads- en commissieleden vastgesteld. Sindsdien zijn er wijzigingen opgetreden in landelijke regelgeving, die aanpassing van de Rechtspositieverordening nodig of wenselijk maken.  Wat de wijzigingen inhouden wordt in de artikelsgewijze toelichting nader omschreven.

 

De rechtspositie van raads- en commissieleden heeft als basis drie niveaus van wet- en regelgeving. In de eerste plaats regelt de Gemeentewet. In de artikelen 95 t/m 99 is een aantal aanspraken geregeld, die een raadslid toekomen vanaf het moment dat zijn of haar benoeming is geaccepteerd. In de tweede plaats geeft het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden aanspraken die deels verplicht en deels facultatief zijn. De facultatieve aanspraken hebben in de regel betrekking op secundaire voorzieningen. In de derde plaats worden aanspraken geregeld in gemeentelijke verordeningen. Gemeenten hebben enige mate van keuzevrijheid bij het bepalen van welke aanspraken een raads- of commissielid heeft en de wijze waarop dit wordt vormgegeven. Behalve wat bij wet- of regelgeving aan het raads- of commissielid is toegekend, kunnen geen financiële aanspraken op de gemeente worden gedaan. Dit is vastgelegd in artikel 99 van de Gemeentewet.

 

Het politieke ambt van raadslid is een taakfunctie. Dat wil zeggen dat een raadslid zeven dagen per week en 24 uur per dag raadslid is. Het uitgangspunt van de wetgever is dat het raadslidmaatschap geen hoofdfunctie en geen voltijdse functie is. De vergoeding voor werkzaamheden is hierbij gebaseerd op de invulling van het raadslidmaatschap als nevenfunctie, naast een hoofdfunctie. Dit heeft ook tot gevolg dat een raadslid dat naast de raadsvergoeding aanspraak heeft op een uitkering krachtens een sociale zekerheidswet, beschikbaar blijft voor arbeidsmarkt wanneer geen andere werkzaamheden worden beoefend. Anderzijds wordt de raadsvergoeding ook aangemerkt als inkomsten die voor verrekening met de uitkering in aanmerking komen. Nergens in de wet- of regelgeving is dan ook vastgelegd hoeveel tijd een raadslid aan de invulling van het ambt dient te besteden. Echter voor de toepassing van de verrekening in de sociale zekerheidswetgeving worden door UWV vaste criteria gehanteerd. Voor raadsleden in de gemeenteklasse 14 wordt uitgegaan van een tijdsbesteding van 24 uur per week.

Een raadslid heeft geen arbeidsrelatie met de gemeente. Ook in het geval een raadslid heeft gekozen voor het zogenaamde pseudowerknemerschap leidt dat niet tot een arbeidsrelatie. Het pseudowerknemerschap heeft slechts betrekking op de wijze waarop loon- of inkomstenbelasting wordt ingehouden: door de gemeente bij uitbetaling (pseudowerknemerschap) of door het raadslid zelf (fiscale status van zelfstandige).

Er is ook geen direct verband tussen de rechtspositie van raadsleden en de rechtspositie van ambtenaren. Voor wethouders ligt dit genuanceerder omdat zijwel geacht worden het ambt als hoofdfunctie te bekleden, tenzij de raad heeft besloten een of meer wethouders in deeltijd te benoemen. Hierdoor wordt voor de rechtspositie van wethouders regelmatig aangesloten bij de rechtspositie van ambtenaren. Om de uitvoering en vormgeving van rechtspositionele aanspraken van raadsleden eenvoudig, efficiënt en uniform te houden, wordt echter wel gekeken naar de wijze waarop dit voor wethouders geregeld is. Daarom is ook in deze verordening op enkele punten een regeling getroffen die overeenkomt met die voor ambtenaren.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding raadsleden

Lid 1.

In dit artikellid wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld op het maximale bedrag dat raadsleden op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden mogen ontvangen. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Lid 2

In dit lid is de vaste vergoeding voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten geregeld. De volgende kostencomponenten worden geacht hieruit bekostigd te worden:

  • • representatie

  • • vakliteratuur

  • • contributies, lidmaatschappen

  • • telefoonkosten

  • • bureaukosten, porti

  • • zakelijke giften

  • • bijdrage aan fractiekosten

  • • ontvangsten thuis

  • • excursies.

In de onkostenvergoeding zijn niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen opgenomen. In verband daarmee is de maximale hoogte van deze vergoeding, zoals opgenomen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verlaagd en zijn voor fax/pc en cursussen en congressen aparte vergoedingen opgenomen. Zie de artikelen 5 en 6a.

Het bedrag van de onkostenvergoeding is eveneens geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex.

Lid 3

In het vierde lid van dit artikel is het moment vastgelegd waarop de raadsvergoeding aanvangt en eindigt.

 

  

Artikel 2a. Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat de toeslag gelijk is aan 8% van geldende vergoeding voor de werkzaamheden en onkostenvergoeding. Na verloop van 30 kalenderdagen wordt de vergoeding met terugwerkende kracht toegekend.

 

Artikel 2b. Vergoeding voor fractievoorzitters

Dit lid regelt de vergoeding voor fractievoorzitters.

 

Artikel 3. Presentiegeld commissieleden

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies ex art. 82 van de Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is het maximale bedrag aangegeven, zij het dat de raad bevoegd is een hogere vergoeding vast te stellen wanneer het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid is aangetrokken (leden van bestuurscommissies of commissies als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet) dan wel wanneer de vergoeding niet in een redelijke verhouding staat tot de werkzaamheden. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen.  

 

De maandelijkse vergoeding bedraagt € 310,-- en bestaat uit:

- Presentiegeld:

Hiervoor dienen minimaal drie vergaderingen per maand bijgewoond te worden door het commissielid.

 

- Reiskosten van € 6,00 per maand:

Op grond van artikel 96, eerste lid, onder b van de Gemeentewet hebben commissieleden aanspraak op een vergoeding van reis- en verblijfskosten in verband met reizen binnen de gemeente. Deze aanspraak was totnogtoe niet verwerkt in de verordening. In dit lid is deze aanspraak voor commissieleden uitgewerkt door het toekennen van een vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van een vergadering van de commissie waarin zij zijn benoemd. De vergoeding bedraagt € 6,-- per maand, waarmee wordt aangesloten bij de vergoeding die ambtenaren van de gemeente Dordrecht ontvangen.

 

- Onkostenvergoeding:

Zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening. Conform artikel 14, lid 1 van het rechtspositiebesluit mag eenzelfde raadsvergoeding als vermeld in artikel 7a van het rechtspositiebesluit worden toegekend aan commissieleden.

 

Uitbetaling en verrekening

Een lid van de commissie kan, conform artikel 14, eerste lid, rechtspositiebesluit raads- en commissieleden een vergoeding voor het bijwonen van een vergadering krijgen. Met vergadering wordt naast de raad- en adviescommissie, ook bedoeld de thema-avond en de Drechtstedendinsdag. De betaling van de vergoedingen geschiedt per maand in plaats van per bijgewoonde vergadering tot maximaal € 310,-- per maand. De uitbetaling per maand is om de administratieve lasten te verlagen.

 

Indien een commissielid minder dan drie keer per maand bij een vergadering aanwezig is, wordt iedere vergadering die minder bij is gewoond € 100,-- in mindering gebracht op de volgende maandelijkse vergoeding.

 

De commissieleden dienen zelf per kwartaal een overzicht te verstrekken aan de fractievoorzitter en de griffier bij welke vergaderingen zij aanwezig zijn geweest. Aan de hand van deze kwartaalopgaaf wordt gekeken of er minimaal 9 vergaderingen zijn bijgewoond (evenredig verdeeld over de maanden).

 

Op basis van deze opgaaf wordt, indien minder dan 9 vergaderingen zijn bijgewoond, € 100,-- per vergadering die minder is bijgewoond gekort op de eerstvolgende maandelijkse vergoeding. Mocht het terug te betalen bedrag meer dan de maandelijkse vergoeding bedragen, ontvangt het commissielid voor het meerdere een nota om dat bedrag terug te betalen die binnen 30 dagen moet zijn betaald. Indien een commissielid per jaar meer dan een derde terug moet betalen, kan de griffier besluiten in het vervolg per kwartaal achteraf te gaan uitbetalen aan de hand van de kwartaalopgaaf.

 

Artikel 4. Reis– en verblijfkosten

Lid 1

In dit lid is de aanspraak op de vergoeding van reis- en verblijfkosten buiten de gemeente geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of commissielid een dienstreis buiten de gemeente maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. De beperking dat de dienstreis buiten de gemeentegrenzen moet plaatsvinden, geldt niet voor commissieleden.

Lid 2

Vergoed worden de kosten van openbaar vervoer of, bij gebruik van eigen vervoermiddelen, een kilometervergoeding zoals die op grond van de Regeling Rechtspositie wethouders voor deze bestuurders geldt. Het gaat om het vergoedingsbedrag voor reiskosten in verband met de uitoefening van het ambt. Dit bedraagt € 0,37 per kilometer.

Lid 3

De kosten kunnen worden gedeclareerd bij de griffier, waarbij gebruik kan worden gemaakt van het formulier, dat als bijlage 3 bij deze verordening is opgenomen. Daarbij moeten bewijsstukken worden overgelegd, zoals trein- of buskaartjes en/of een opgave van de gelegenheid ten behoeve waarvan de reiskosten zijn gemaakt.

 

Artikel 5. Computer- en communicatieapparatuur

Lid 1.

Een computer met een breedband internetverbinding is een belangrijk hulpmiddel bij de uitoefening van het ambt van raadslid. Een raads- of commissielid heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf en het gebruik van computer- en communicatietoebehoren geschikt voor breedbandinternet.

Lid 2.

Op grond van artikel 7a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden krijgen raadsleden voor de uitoefening van het raadslidmaatschap van de gemeente ofwel een computer in bruikleen ter beschikking gesteld dan wel een tegemoetkoming verleend voor aanschaf van een computer of het gebruik van een eigen computer. Elke gemeente werkt dit in een eigen verordening uit.

 

Het bedrag van de vergoeding is € 50,-- netto per maand. Dit bedrag is opgebouwd uit de ‘oude vergoeding’ van € 40, -- en een nieuwe vergoeding van € 10, --. De vergoeding van € 40, -- was bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de infrastructuur (telefoon- en internetverbinding, zowel vaste lasten als providerlasten).

 

Vanaf juni 2013 worden alle openbare vergaderstukken alleen digitaal verstrekt. Met ingang van januari 2014 worden alle stukken digitaal verstrekt. Het is hierbij noodzakelijk dat raadsleden beschikken over een tablet-pc.

 

Raadsleden kunnen vanuit de gedachte ‘bring your own device’ en individuele wensen zelf een tablet aanschaffen of papier, een printer en inkt om de stukken zelf uit te printen. In ruil daarvoor ontvangen raadsleden een verhoging van € 10,-- per maand bovenop de € 40,--. In totaal krijgen raadsleden een bedrag van € 50,-- per maand. Dit is een netto bedrag.

 

Artikel 6. Compensatie bij korting wegens samenloop van het raadslidmaatschap met een WW of WAO uitkering.

Lid 1. t/m 4.

Door de systematiek van de Werkloosheidswet zal de WW uitkering van een raadslid gekort worden wegens de vergoeding voor werkzaamheden die het raadslid ontvangt. In sommige gevallen kan deze korting hoger zijn dan de vergoeding voor werkzaamheden. Hierdoor ontstaat een (verdere) inkomensdaling vanwege de samenloop van een WW uitkering met het raadslidmaatschap. Dit verschil kan door de gemeente gecompenseerd worden. Dit artikel regelt deze compensatie.

 

Ook voor raadsleden die geheel of gedeeltelijk een beroep doen op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, kunnen onevenredige nadelige inkomenseffecten ontstaan door de samenloop met het raadslidmaatschap. Deze kunnen niet worden gecompenseerd, maar het raadslid kan op verzoek afstand doen van een deel van de vergoeding voor werkzaamheden. Hierdoor kunnen onevenredige inkomenseffecten worden vermeden.

 

Artikel 6a. Cursus, congres, seminar of symposium.

De kosten van door de gemeente georganiseerde en/of noodzakelijk geachte cursussen, seminars congressen of symposia behoren tot de gemeentelijke bedrijfsvoering. In de ‘oude’ verordening was deze bepaling abusievelijk niet opgenomen. In de praktijk werden deze kosten wel vergoed. Denk aan het jaarlijkse VNG-congres, debattrainingen en het introductieprogramma voor nieuwe raads- en commissieleden. Het gaat om cursussen en congressen etc. die in het gemeentelijke belang worden georganiseerd.

De kosten van cursussen voor individuele raads- en commissieleden, die nodig zijn met het oog op een goede vervulling van hun lidmaatschap van raad of commissie, kunnen worden bestreden uit de fractievergoeding.

 

Artikel 6b. Vervanging bij zwangerschap of langdurige ziekte.

Het opnemen van dit artikel is noodzakelijk als gevolg van het opnemen van de mogelijkheid in de Kieswet, dat raadsleden tijdelijk ontslag vragen bij zwangerschap en bevalling en bij langdurige ziekte. In de vacature wordt voorzien door de benoeming van een tijdelijke vervanger. Het gaat steeds om vaste periodes van 16 weken. Het is dus niet nodig afspraken te maken over de duur van de vervanging. Daardoor is het ook niet mogelijk om binnen de termijn van 16 weken de uitoefening van het raadslidmaatschap te hervatten.

In de artikelen X10 t/m X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor vervanging, de ingangsdatum van de vervanging en de datum waarop deze eindigt. De verklaring van een verloskundige dan wel een behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijke ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn wordt, zonder dat enig verzoek of besluit nodig is, de oude situatie weer hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap als voor het einde van het tijdelijke raadslidmaatschap en de rechtspositionele aspecten daarvan.

 

 

Artikel 7. Slotbepalingen

De verordening treedt in werking op de datum waarop de nieuwe raad voor de periode 2010 – 2014 aantreedt.