Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Dordrecht

Algemene Subsidieverordening Dordrecht 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Dordrecht
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Dordrecht 2010
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Dordrecht 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsubsidie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 108, 149 en 149a
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.1 en 4.2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201001-07-2013Onbekend

01-06-2010

Gemeentenieuws, 2010-06-23

2010, MO/2010/336917

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Dordrecht 2010

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 11 mei 2010, Nr. MO/2010/336917;

 

gelet op artikelen 108, 149 en 149a van de Gemeentewet en titel 4.1 en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

1.   de volgende verordeningen in trekken:

  • -

    Subsidieverordening voor het in stand houden van bomen Dordrecht;

  • -

    Evenementensubsidieverordening Dordrecht;

  • -

    Sportsubsidieverordening 1999;

  • -

    Subsidieverordening beeldende kunstenaars;

  • -

    Subsidieverordening speeltuinwerk en scouting Dordrecht;

  • -

    Subsidieverordening Culturele Initiatieven Dordrecht;

  • -

    Verordening regelende het verlenen van subsidies ten behoeve van het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare en algemeen bijzondere (samenwerkings)scholen voor basis- en speciaal onderwijs in de gemeente Dordrecht;

  • -

    Verordening tot wijziging van de verordening het verlenen van subsidies aan organisaties in het kader van de amateuristische muziekbeoefening 1995;

2.   de begroting te wijzigen conform bijgaande begrotingswijziging;

3.   vast te stellen de navolgende

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boekjaar: kalenderjaar;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van incidentele projecten of activiteiten waarvoor het college slechts voor maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per boek- of schooljaar of voor een bepaald aantal boek- of schooljaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier boek- of schooljaren wordt verstrekt;

  • e.

    raad: raad van de gemeente Dordrecht;

  • f.

    schooljaar: periode van 1 september van enig kalenderjaar tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 2 Aanvrager

Subsidies kunnen worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen, met dien verstande dat subsidies groter dan € 20.000,-- slechts kunnen worden aangevraagd door een rechtspersoon. Het college kan bij nadere regels hiervan afwijken.

Artikel 3 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Voor de activiteiten op de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    a.   algemeen bestuur;

    b.   openbare orde en veiligheid;

    c.    verkeer, vervoer en waterstaat;

    d.   economische zaken;

    e.   onderwijs;

    f.    cultuur en recreatie;

    g.   sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    h.   volksgezondheid en milieu;

    i.    ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen waarin minimaal worden vermeld: de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie op de beleidsterreinen zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 4 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden en verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Het college kan voor 15 juli besluiten tot het instellen van een subsidie­plafond. Bij nadere regels kan het college van deze datum afwijken.

  • 2.

    Tenzij door het college anders vastgesteld worden de subsidieaanvragen behandeld op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvraag.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging ervan en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Indien en voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet door de raad is vastgesteld, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat de raad voldoende middelen op de begroting beschikbaar stelt.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 6 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij een aanvraag voor een subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    a.   een beschrijving en het beoogde doel van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    b.   bij een aanvraag voor een subsidie van meer dan € 20.000,-- overlegt de aanvrager de gegevens omtrent de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. Bovendien vermeldt de aanvraag ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    c.    een begroting van baten en lasten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Deze begroting bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan. Bij een aanvraag voor een subsidie van meer dan € 20.000,-- bevat de begroting een vergelijking met de voorgaande begroting en de jaarrekening;

    d.   indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie vanaf € 20.000,--, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een rechtspersoon voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, kan inzage worden gevraagd in de volgende documenten: de oprichtingsakte, de statuten en indien mogelijk het meest recente jaarverslag, de jaarrekening inclusief de balans.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 7 Subsidiëring mede door andere bestuursorganen

Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen en het gemeentelijke belang waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 8 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk vóór 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie door instellingen die onderwijsactiviteiten verzorgen ingediend uiterlijk vóór 1 juni voorafgaande aan het schooljaar waarin deze activiteiten worden uitgevoerd.

  • 3.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie kan het gehele jaar door worden ingediend, maar moet minimaal acht weken voor aanvang van de activiteiten worden ingediend.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regels andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 9 Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor een subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt naast het in artikel 4:25, lid 2 Awb genoemde geval, geweigerd indien aantoonbare redenen bestaan om aan te nemen dat:

    a.      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    b.      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

    c.      de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak het doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

    d.      de subsidie niet aanwijsbaar ten goede komt aan de ingezetenen van de gemeente.

  • 2.

    De aanvraag voor een subsidie kan naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien aantoonbare redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      aan de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds door enig bestuursorgaan een subsidie is verstrekt;

    • b.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft verkregen;

    • c.

      de activiteiten voor een eenmalige subsidie behoren tot de reguliere activiteiten van de aanvrager.

  • 3.

    De aanvraag voor een subsidie vanaf € 20.000,-- kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien het college van mening is dat de egalisatiereserve van dusdanige omvang is dat de subsidie niet (geheel) nodig is.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 11 Verlening subsidie

Onverlet de algemene verplichtingen uit hoofdstuk 7 van deze verordening, geeft het college in de beschikking aan welke verplichtingen aan de subsidie zijn verbonden en op welke wijze de aanvrager zich dient te verantwoorden over de door hem ontvangen subsidie.

Hoofdstuk 6 Betaling en bevoorschotting van de subsidie

Artikel 12 Betaling en bevoorschotting

Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 100.000,--, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden baten en lasten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 14 Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle

  • 1.

    De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de in de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2.

    Als uit de ingediende bewijsstukken blijkt dat niet is voldaan aan de meldingsplicht, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger verzoeken mee te werken aan een steekproefsgewijze controle ten aanzien van de gesubsidieerde activiteiten. De subsidieontvanger dient desgevraagd bewijsstukken te overleggen.

Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    a.   besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    b.   relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    c.    ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    d.   wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon;

    e.   handelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb.

  • 2.

    Indien de jaarlijkse subsidiebeschikking meer bedraagt dan € 20.000,-- per jaar dan is de subsidieontvanger verplicht een egalisatiereserve te vormen conform artikel 4:72 Awb met als titel egalisatiereserve gemeente Dordrecht.

  • 3.

    Indien het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger in de gevallen zoals genoemd in artikel 4:41, lid 2 Awb, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het college. De vergoeding wordt bepaald naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen. Het college kan een lagere vergoeding vaststellen.

Artikel 16 Niet-doelgebonden verplichtingen

Het college kan bij de subsidieverstrekking verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid voor gehandicapten van de accommodatie waar de activiteiten plaatsvinden; 

  • b.

    de inzet bij de activiteiten van personen die onder de zorgplicht van de gemeente vallen in het kader van de Wet Werk en Bijstand, de Wet Investeren in Jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Hoofdstuk 8 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 17 Verantwoording subsidies tot 20.000 euro

Subsidies tot € 20.000,-- worden door het college:

  • a.

    direct vastgesteld of;

  • b.

    verleend, waarbij het college aangeeft dat de subsidie ambtshalve zal worden vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht of;

  • c.

    verleend, waarbij het college – voordat het tot ambtshalve vaststelling overgaat - de aanvrager verplicht om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf 20.000 tot 100.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 20.000,--, maar minder dan € 100.000,--, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    a.   bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    b.   bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 17 weken na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;

    c.    in afwijking van het bepaalde in sub b, bij een jaarlijks verstrekte subsidie aan instellingen die onderwijsactiviteiten verzorgen, uiterlijk vóór 1 november na afsluiting van het schooljaar waarin deze activiteiten worden uitgevoerd.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a.   een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en in hoeverre de doelstellingen zijn behaald;

    b.   een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden baten en lasten (financieel verslag of jaarrekening);

    c.    bij een subsidie vanaf € 50.000,-- daarnaast ook: een beoordelingsverklaring over de activiteiten en de daaraan verbonden baten en lasten.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 19 Verantwoording subsidies vanaf 100.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 100.000,--, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    a.   bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    b.   bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 17 weken na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;

    c.    in afwijking van het bepaalde in sub b, bij een jaarlijks verstrekte subsidie aan instellingen die onderwijsactiviteiten verzorgen, uiterlijk vóór 1 november na afsluiting van het schooljaar waarin deze activiteiten worden uitgevoerd.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    a.   een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en in hoeverre de doelstellingen zijn behaald;

    b.   een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden baten en lasten (financieel verslag of jaarrekening);

    c.    een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    d.   een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 20 Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het indienen van aanvragen tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 10 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. De reden voor het toepassen van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 22 Inwerkingtreding en intrekking oude verordening

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening Dordrecht, laatstelijk vastgesteld op 12 januari 2010.

Artikel 23 Overgangsbepalingen

Aanvragen voor een subsidie die zijn ingediend en/of verleend voor inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Dordrecht, laatstelijk vastgesteld op 12 januari 2010.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Algemene subsidieverordening Dordrecht 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van ……….……….. 2010.

De griffier,                                                                   De voorzitter,

 

 

 

 M. van Hall       A.A.M. Brok

Nota-toelichting

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING ASV Dordrecht 2010

 

 

Hoofdstuk 1. algemene bepalingen Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd.

 

Er is in de definities een onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van subsidie.

  • -

    De jaarlijkse subsidie, die onder omstandigheden voor meerdere jaren kan worden verleend en veelal op voortdurende (structurele) activiteiten van een instelling betrekking heeft. In de onderhavige verordening is bepaald dat deze voor een periode van ten hoogste vier jaren worden verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Voor de periode van 4 jaar is gekozen, omdat deze termijn én aansluit bij de zittingstermijn van de raad (hoewel die termijnen uiteraard niet gelijk hoeven te lopen) én het een goede termijn lijkt om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, die met de verstrekte subsidies worden gediend. Als deze subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie, zoals beschreven in artikel 4:51 van de Awb en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een redelijke termijn in acht te worden genomen. In deze verordening is er bewust niet voor gekozen het regime van afdeling 4.2.8 van de Awb in zijn geheel van toepassing te verklaren op de jaarlijkse subsidie. Afdeling 4.2.8 biedt een regeling voor subsidies waarbij het bestuursorgaan financieel en beleidsmatig sterk betrokken is, hetgeen zeker niet bij iedere door de gemeente verstrekte jaarlijkse subsidie het geval is. Bovendien kunnen bij de jaarlijks verstrekte subsidies in de subsidiebeschikking zeer goed afspraken op dit punt worden vastgelegd. Juist bij per jaarlijks verstrekte subsidies is de aard en grote van de instelling en de hoogte van de subsidie bepalend voor de omvang van aanvullende afspraken.

  • -

    Eenmalige subsidies zijn subsidies die de gemeente voor incidentele projecten of activiteiten voor een periode van maximaal 4 jaar subsidie wil verstrekken. Te denken valt aan een subsidie ten behoeve van het doorgang doen vinden van de gebruikelijke activiteiten van de subsidieontvanger, terwijl die doorgang door bijzondere, incidentele omstandigheden anders niet gewaarborgd zou zijn. Hierbij kan worden gedacht aan subsidies die worden gegeven voor door de subsidieontvanger te realiseren bijzondere projecten, zoals bijvoorbeeld een dansvoorstelling of kunstmanifestatie. Eenmalige subsidies hebben een looptijd, afhankelijk van de duur van het project en kunnen onder omstandigheden dus een looptijd hebben van langer dan een jaar.

 

Artikel 2. Aanvrager

De aanvrager is hier breed omschreven om in de Algemene subsidieverordening geen ongewenste uitzonderingen te creëren.

De raad heeft wel als kader meegegeven dat subsidies die groter zijn dan € 20.000,-- alleen aangevraagd kunnen worden door rechtspersonen. Er is hiervoor gekozen, omdat de verantwoording van subsidies van meer dan € 20.000,-- bij rechtspersonen "in de boeken" dient te gebeuren, die een wat stringenter regime kennen dan de boekhouding van natuurlijke personen.

Onder het begrip "rechtspersoon" wordt verstaan de rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van boek 2 van het burgerlijk wetboek.

 

Artikel 3. Reikwijdte verordening

In het eerste lid heeft de raad aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kan worden verstrekt. Het ligt voor de hand dat de opsomming van beleidsterreinen aansluit bij de indeling van de programmabegroting, omdat laatstgenoemde indeling alle beleidsterreinen beslaat waarop de gemeente werkzaam is.

Op die manier wordt bereikt dat zowel burger als bestuur direct en zonder zich teveel in onderliggende zaken als beleidsregels en raadsbesluiten, hoeven te verdiepen om na te gaan aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om voor verlening van een subsidie in aanmerking te komen.

 

Door de veelheid en verscheidenheid van subsidiemogelijkheden is uiteraard niet te vermijden, dat op onderdelen nadere regels noodzakelijk zullen blijken (lid 2).

 

Wijziging van een complexe en uitgebreide verordening, die inhoudelijk gezien veel beleidsterreinen bestrijkt, zou gepaard gaan met aanzienlijke bestuurlijke en administratieve lasten. Met deze algemene verordening, die de kaders geeft voor nadere regels, worden deze lasten beperkt in aantal en kwaliteit.

Artikel 4. Bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening en het subsidieplafond. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels of als het subsidieplafond is bereikt. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

 

In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

 

In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden en/of verplichtingen aan de subsidiebeschikking tot verlening te verbinden. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Awb en voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Awb.

 

N.B.

Ook de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te verbinden, berust bij het college.

In beginsel is in afdeling 4.2.4 Awb zeer uitvoerig en nauwgezet bepaald welke verplichtingen onder welke voorwaarden bij een subsidieverlening kunnen worden opgelegd en kunnen alle toegestane verplichtingen in beginsel bij subsidieverlening of subsidiewijziging worden opgelegd. Ingevolge artikel 3:14 BW mogen bepalingen in subsidieovereenkomsten er niet toe leiden, dat een bestuursorgaan handelt in strijd met de Awb, de publiekrechtelijke subsidieregeling, waarop de subsidie berust, of de andere ongeschreven regels van het publiekrecht. Gezien het bovenstaande is het maar de vraag wanneer het opstellen van een uitvoeringsovereenkomst bij de beschikking extra bevoegdheden geeft. In het geval de subsidieontvanger moet worden verplicht bepaalde activiteiten te verrichten, is het de vraag of er niet veeleer sprake is van een opdracht situatie.

 

Waar de subsidie­beschikking slechts gericht is op één partij, kan middels een uitvoeringsovereenkomst meerdere partijen aan elkaar worden gebonden. Dat zou een voordeel kunnen zijn. Ook is het mogelijk een derdenbeding ex art. 6:253 BW op te nemen.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD 

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een "subsidieplafond" gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 5 kan het college voor 15 juli van enig jaar subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. Het college stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Het college kan nadere regels opstellen omtrent een andere wijze van verdeling van de beschikbare middelen, die de raad in het tweede lid van dit artikel heeft aangegeven. Als het dat niet doet geldt de wijze van verdeling als genoemd in het tweede lid.

 

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.

 

Belangrijk is de verplichting om nadere regels te stellen over de verdeling van de beschikbare bedragen, als het college niet de hoofdregel uit het tweede lid wil gebruiken.

Er zijn twee mogelijkheden.

  • 1.

    De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, "wie het eerst komt, het eerst maalt", waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld. Dit is de hoofdregel in deze subsidieverordening.

  • 2.

    Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen en dat de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet. Zoals eerder aangegeven kan het college hiertoe besluiten op grond van artikel 5 tweede lid. De criteria, waaraan een aanvraag wordt getoetst, dienen zoveel mogelijk eenduidig te zijn.

 

Lid 3.

De strekking van de tekst van dit lid komt overeen met die van artikel 4:28 sub c Awb.

 

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid is niet van toepassing, indien:

  • a.

  • b.

  • c.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

 

De bepaling is opgenomen om ervoor zorg te dragen dat een verlaging wel gevolgen heeft voor voordien ingediende aanvragen.

Indien deze bepaling niet zou zijn opgenomen, heeft een verlaging geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

 

Lid 4. Indien wordt gewerkt met een begrotingsvoorbehoud moet er rekening worden gehouden met het feit dat de gemeente zijn begroting ter goedkeuring moet voorleggen aan de provincie; pas daarna is er sprake van een definitieve begroting en treedt het vierde lid van dit artikel pas in werking.

 

Wijzigen van een subsidieplafond

Voor het wijzigen van een subsidieplafond gelden de artikelen 4:27 en 4:28 Awb.

 

Artikel 4:27

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • c

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE 

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met "schriftelijk" is meer bedoeld dan "op papier geschreven". Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college een door hem vastgesteld formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

 

In artikel 6, lid 2, sub d, wordt verwezen naar de systematiek van subsidieverlening en verrekening bij jaarlijks verstrekte subsidies vanaf € 20.000,-- conform artikel 4:72 Awb. Inzage in de financiële reserve van een instelling is slechts aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte (> € 20.000,--).

 

In artikel 6, lid 3 worden meer formele eisen gesteld aan instellingen, die voor de eerste maal subsidie aanvragen.

 

Artikel 7. Subsidiëring mede door andere bestuursorganen

Dit artikel spreekt voor zich. Dit artikel komt voort uit de behoefte van de gemeente om zijn eigen subsidiemiddelen zo efficiënt mogelijk in te zetten.

Artikel 8. Aanvraagtermijn éénmalige en jaarlijkse subsidies

Hier wordt als uiterste aanvraagdatum 1 oktober genoemd. Voor deze datum dienen aanvragen voor subsidie te zijn ingediend bij het college.

Voor instellingen die onderwijsactiviteiten verrichten dient de subsidie uiterlijk vóór 1 juni voorafgaande aan het schooljaar waarin deze activiteiten worden uitgevoerd, te worden ingediend.

De gemeente kan er ook voor kiezen om andere indiendata (deadlines) vast te stellen. De bevoegdheid hiervoor ligt bij het college (lid 4).

Artikel 9. Beslistermijn

Hier wordt de termijn gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van dertien weken redelijk geacht.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE 

Artikel 10. Weigeringsgronden

Algemeen

Het college dient een subsidieaanvraag te toetsen. Het toetst in ieder geval aan

a. de bepalingen van de wet;

b. de bepalingen van deze verordening;

c. de bepalingen van nadere regels of vastgesteld beleid.

 

Lid 1

In dit artikellid worden de gronden opgesomd waarop het college een aanvraag moet weigeren. Dit is een aanvulling op het in artikel 4:25 lid 2 Awb bepaalde. In laatstgenoemd artikellid is aangegeven dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden (mits er uiteraard een subsidieplafond is vastgesteld en bekendgemaakt).

Artikel 4:25

  • 1.

    ….

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    …..

 

Lid 1 sub d

Veelal zal de activiteit die binnen de in de gemeentelijke begroting op genomen thema’s en programma’s valt, ook aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van Dordrecht.

Het is voorstelbaar dat dit laatste niet het geval is, daarom is dit als weigeringsgrond opgenomen.

 

Lid 2

In dit artikellid ligt een discretionaire bevoegdheid voor het college om te weigeren. Deze komt tot uitdrukking met het woord "kan". In dit artikel heeft het college een beoordelingsvrijheid ten aanzien van de gevallen die in dit lid worden opgesomd.

 

In artikel 4:35 lid 1 Awb is aangegeven dat in ieder geval in de volgende gevallen een subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

Lid 2 van artikel 10 vermeldt dat de subsidieverlening voorts kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    aan de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds door enig bestuursorgaan een subsidie is verstrekt;

  • b.

    de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft verkregen;

  • c.

    subsidie heeft aangevraagd voor activiteiten die niet tot de reguliere werkzaamheden van de aanvrager horen.

 

Het bepaalde onder (artikel 10 lid 2 sub a) houdt een zogenaamd anti-cumulatiebeding in.

 

 

Hoofdstuk 5. verlening van de subsidie 

Artikel 11. Verlening van de subsidie

Ingevolge dit artikel geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke verplichtingen en administratieve eisen hij dient te voldoen.

 

Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan het college daarvan eenvoudig afzien. In gevallen, dat het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn. Een uitputtende opsomming in de verordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingen komt de overzichtelijk­heid, noch de doelmatigheid van de verordening ten goede.

In artikel 4:37 Awb staan de standaardverplichtingen vermeld welke het college bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger kan opleggen. Er kan – naast de verplichtingen vermeld in hoofdstuk 7 - maatwerk worden gevonden door een differentiatie te maken tussen verplichtingen, die worden gesteld aan eenmalige subsidies, en jaarlijkse subsidies. Voor een selectie uit de verplichtingen, die te stellen zijn bij het verlenen van de jaarlijkse subsidies; zie ook titel 4.2.8 Awb.

Bij de in artikel 11 te stellen verplichtingen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb. Ook kan gedacht worden aan een klanttevredenheidsonderzoek (KTO), een visitatie of een benchmark.

 

Het is van belang voor de verantwoording, dat op een heldere manier wordt aangegeven wat met de verlening van de subsidie wordt verlangd. Oftewel: welke indicatoren leiden tot beantwoording van de vraag of de prestatie is geleverd.

 

HOOFDSTUK 6. BETALING EN BEVOORSCHOTTING VAN DE SUBSIDIE 

Artikel 12. Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden verstrekt volgens het in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme en maakt onderdeel uit van deze beschikking. Dit houdt in dat ook tegen een bevoorschottingsritme een bezwaar- en beroepsmogelijkheid openstaat.

De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de gemeente.

 

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in de verleningsbeschikking vermeld.

 

De subsidieontvanger is volgens artikel 14 verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

 

Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van de verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de voorschotregeling, die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb. Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie artikel 4:87, lid 1, Awb.

 

Artikel 4:87

  • 1.

    De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

  • 2.

    …..

 

HOOFDSTUK 7. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER 

Artikel 13. Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan verstrekte subsidies, hoger dan € 100.000,--, de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording.

Artikel 14. Meldingsplicht

De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot € 20.000,--, het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting.

 

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

 

Tekst van artikel 4:49 Awb (Intrekking NADAT de subsidie is vastgesteld).

Artikel 4:49

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

 

Het is ook mogelijk om – voordat de subsidie is vastgesteld – om – indien daartoe aanleiding bestaat – de subsidie in te trekken. Daarvoor is artikel 4:48 Awb geredigeerd.

 

Tekst van artikel 4:48 Awb (Intrekking NADAT de subsidie is verleend, maar VOORDAT deze is vastgesteld).

Artikel 4:48

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

 

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

 

Tenslotte is in artikel 14 lid 3 opgenomen dat het college de subsidiënt kan verzoeken mee te werken aan een steekproefsgewijze controle. Deze steekproefsgewijze controle kan in diverse vormen.

 

Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 15 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

 

Tevens is in dit artikel een verplichting tot het vormen van een egalisatiereserve opgenomen bij subsidiëring van meer dan € 20.000, indien er een verschil is tussen de subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend op voorwaarde dat de activiteiten volledig zijn uitgevoerd. Indien de activiteiten niet of niet geheel zijn uitgevoerd zal de subsidie lager worden vastgesteld (teruggevorderd). Deze egalisatiereserve mag niet negatief zijn.

 

 

Artikel 16. Toegankelijkheid accommodatie

Sub a.

De tekst van dit artikellid spreekt voor zich. De uitvoering van dit artikel schraagt de nota "Dordrecht zonder drempel, visie op gehandicaptenbeleid" dat in 2005 door de raad is vastgesteld. Indien het college deze verplichting wil verbinden aan een subsidiebeschikking dient deze verplichting als zodanig expliciet opgenomen te worden in de beschikking tot subsidieverlening.

De verplichting als hier genoemd is een verplichting als bedoeld in artikel 4:39 lid 1 Awb.

 

Sub b.

Ook de in dit lid genoemde verplichting is een verplichting als bedoeld in artikel 4:39 lid 1 Awb. De gemeente heeft voor deze verplichting aansluiting gevonden bij de Memorie van Toelichting van de Awb: MvT, Kamerstukken II 23 7000, nr.3, p. 6).

 

HOOFDSTUK 8. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE 

Artikel 17. Verantwoording subsidies tot 20.000 euro

Kenmerkend voor subsidies tot € 20.000,-- is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

 

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘waarderingssubsidie’) en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

 

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De ambtshalve vaststelling zal in de praktijk veelal al vóór het verstrijken van de termijn gebeuren, namelijk als het vanuit oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht, dat dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen. Wel dient de gemeente binnen een beperkte termijn, hier is gekozen voor 13 weken na afloop van de activiteit, te reageren.

 

In het geval van verlening gevolgd door ambtshalve vaststelling, eerste lid onderdeel c, wordt de aanvrager verplicht om op de door het college aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

 

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken.

Artikel 18. Verantwoording subsidies vanaf 20.000 tot 100.000 euro

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidiënt de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 11 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

 

Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Daarbij worden verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals een inhoudelijk verslag, een financieel verslag of een jaarrekening, een beoordelingsverklaring van een accountant bij een subsidie van meer dan € 50.000,‑‑.

 

Ingevolge het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

Artikel 19. Verantwoording subsidies vanaf 100.000 euro

Bij subsidies van € 100.000,-- of meer wordt verantwoording gedaan op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording vraagt het college een door een accountant opgestelde accountantsverklaring.

Er zijn verschillende accountantsverklaringen mogelijk.

  • 1.

    een goedkeurende verklaring;

  • 2.

    een verklaring met beperking;

  • 3.

    een verklaring van oordeelonthouding;

  • 4.

    een afkeurende verklaring.

Indien er sprake is van een verklaring als bedoeld in 2, 3 of 4 dient de subsidieaanvrager ook het accountantsrapport te overleggen.

Artikel 20. Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.

 

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN 

Artikel 21. Hardheidsclausule

De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidie­verordening of nadere regels te worden neergelegd.

Artikel 22. Inwerkingtreding en intrekking oude verordening

De tekst van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 23. Overgangsbepalingen

De tekst van dit artikel spreekt voor zich. 

Artikel 24. Citeertitel

De tekst van dit artikel spreekt voor zich.

 

 

- - - - - - - -