Organisatie | Hellevoetsluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Woonruimteverdeling |
Geen.
Art 149 Gemw jo 2 Huisvestingswet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-03-2005 | 01-11-2012 | Onbekend. | 17-03-2005 Groot Hellevoet, 15-06-2011 | Onbekend. |
De raad der gemeente Hellevoetsluis;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 februari 2005, nummer 17-03-05/6;
gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gelet op de Huisvestingsrichtlijn Stadsregio Rotterdam 2005 inclusief bijlagen;
de Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005, houdende regels omtrent de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte, de toewijzing van de standplaatsen van woonwagensen de wijziging van de woonruimtevoorraad, vast te stellen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
economische binding : de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;
maatschappelijke binding : de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;
regio : het grondgebied van de deelgemeente Hoek van Holland en van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Westvoorne;
inkomen : het inkomen zoals bedoeld in artikel 8, lid 1 en lid 2 van het besluit (het belastbaar inkomen). Onder heffingsloon wordt verstaan, het inkomen zoals dat op de door de werkgever of uitkerende instantie verstrekte jaaropgave wordt vermeld. Bij zelfstandigen wordt de winst uit onderneming, zoals vermeld op het aangiftebiljet inkomstenbelasting, gelijkgesteld aan heffingsloon;
voorliggende voorziening : aanbodmodel; regulier systeem van het aanbieden en verhuren van huurwoningen, waarbij het aanbod in een voor alle woningzoekenden gemakkelijk toegankelijk medium wordt gepubliceerd en waarbij de uiteindelijke toewijzing in datzelfde medium zodanig worden verantwoord, dat per toewijzing duidelijk is op welke gronden de toewijzing heeft plaatsgevonden.
Artikel 1.2. Toestemming gemeente
Het is eigenaren verboden zonder toestemming van de gemeente een woonruimte en/of standplaats woonwagen, zoals aangegeven in artikel 1.3. en 4.1., in gebruik te geven, anders dan conform het gestelde in deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van eigenaren overeenkomsten en/of prestatieafspraken sluiten, zoals bedoeld in artikel 2.13., over het in gebruik geven van woonruimten, in welke afspraken of overeenkomsten bepalingen kunnen worden vastgelegd die in de plaats treden van (delen van) hoofdstuk 2 van deze verordening of die (delen van) hoofdstuk 2 niet van toepassing verklaren.
In de overeenkomsten en/of prestatieafspraken kunnen tevens over woonruimteverdeling afspraken gemaakt worden tussen een eigenaar en de gemeente over de hiervoor benodigde gezamenlijke werkzaamheden en onderlinge taakverdeling.
Het bepaalde in hoofdstuk 2 is van toepassing op alle voor verhuur vrijkomende woningen van de eigenaren, ongeacht de huur- of koopprijs.
Artikel 1.5. Registratie, monitor, verantwoording en bijsturing
De eigenaren van woonruimten waarmee geen overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 2.13. dragen zorg voor de integrale en volledige, centrale registratie van vraag, aanbod en verhuringen en voor de kwartaalgewijze uitgave van een op deze registratie gebaseerde ‘Monitor aanbodmodel’.
Een op basis van dezelfde registratie samengestelde jaarrapportage (kalenderjaar als rapportageperiode) wordt ieder jaar ter verantwoording voorgelegd aan de gemeente.
De in het vorige lid genoemde bijsturing vindt op basis van de volgende uitgangspunten plaats:
eigenaren en gemeente gaan met elkaar na (in de in het tweede lid genoemde werkgroep), aan welke bijzondere groepen buiten het aanbodmodel om woningen verhuurd worden en het aantal woningen dat daarmee gemoeid is; hieronder vallen in ieder geval de woningen die volgens de wettelijke huisvestingstaakstelling aan statushouders verhuurd moeten worden (zie artikel 2.1., lid 1, onder b);
De in het voorafgaande genoemde bijsturingen kunnen verschillende vormen hebben. Wanneer gekozen wordt voor bijsturing binnen de woonruimteverdeling, kunnen, in afwijking van het in artikel 2.1. bepaalde, toch tijdelijk passendheidseisen gesteld worden bij (een deel van) het aanbod, bijvoorbeeld met betrekking tot inkomen, leeftijd of huishoudensamenstelling.
Artikel 1.7. Verzoek om inschrijving
Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders, en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken:
HOOFDSTUK 2 AANBIEDEN EN VERHUREN VAN WOONRUIMTE
Artikel 2.1. Verschillende manieren van aanbieden
Het aanbod van de eigenaren waarmee geen overeenkomst is afgesloten als bedoeld in artikel 2.13. wordt onderscheiden in de volgende categorieën, waarvoor verschillende verdelingsregels gelden:
de woningen die verhuurd worden aan de zgn. tweede fase urgenten, aan de zogenaamde tweede fase herhuisvestingskandidaten en aan de zgn. bijzondere groepen waarover separate afspraken zijn gemaakt (zie artikel 1.5., lid 3, onder d en e): deze woningen mogen buiten het aanbodmodel om verhuurd worden;
Om zich als woningzoekende te kunnen laten registreren en in aanmerking te komen voor het huren van een woning, moet het woningzoekende huishouden altijd aan de volgende eisen voldoen:
Indien zich voor een via het aanbodmodel aangeboden woning meer gegadigden melden, geldt de volgende rangorde bij de verhuring van de woning:
woningzoekenden met een op grond van artikel 2.6. verstrekte urgentieverklaring of een op grond van artikel 2.10. verstrekte herhuisvestingverklaring hebben absolute voorrang, mits de woning voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel. Indien zich uit deze categorie meer gegadigden hebben gemeld, wordt de woning verhuurd aan degene van hen die de verklaring met de oudste datum van afgifte heeft;
daarna komen in aanmerking de overige woningzoekenden. De woning wordt verhuurd aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. Een woningzoekende met een urgentieverklaring of een herhuisvestingverklaring die op de woning reageert, terwijl deze niet voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel, doet mee in de rangordebepaling op basis van zijn inschrijfduur;
Woningen met 5 kamers of meer en een huurprijs onder de aftoppingsgrens volgens de Huursubsidiewet voor drie- of meerpersoonshuishoudens worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan het aantal leden tenminste gelijk is aan het aantal kamers en waarvan het huishoudeninkomen niet boven de zogenaamde Ziekenfondsgrens ligt.
De op 1 juli in enig jaar geldende Ziekenfondsgrens wordt voor de toepassing van dit artikel gehanteerd van 1 juli in dat jaar tot 1 juli in het daaropvolgende jaar.
Artikel 2.7. Criteria voor het verlenen van de urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders verlenen de urgentieverklaring, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring mogen drie maanden lang met voorrang volgens een strak woonprofiel, zoals bedoeld in artikel 2.6., lid 2, een passende oplossing zoeken. Het strakke woonprofiel voorkomt, dat op basis van de urgentieverklaring wooncarrière kan worden gemaakt. Wanneer de toegemeten voorrangspositie na drie maanden
(1e fase) niet heeft geresulteerd in een passende oplossing, dan volgt binnen twee maanden
(2e fase) één aanbieding in het gevraagde regiodeel door de eigenaar, die hiervoor een woning reserveert;
Indien een medische keuring nodig blijkt in de aanvraag van een urgentieverklaring, wordt een financiële bijdrage van € 94,50 (per 1 januari 2005) in rekening gebracht, ongeacht de te verwachten uitkomst. Wanneer de aanvraag leidt tot toekenning van de urgentieverklaring, wordt het bedrag gerestitueerd. Inkomen is voor de teruggave geen criterium.
Artikel 2.9. Intrekking recht op urgentie
Intrekking van de afgegeven urgentieverklaring vindt door Burgemeester en wethouders plaats indien:
wanneer de woningzoekende onder het regime van een aanbodmodel zich geen enkele inspanning heeft getroost (ijkpunt: drie reacties op geïndiceerd woningtype).
Als geen aanbodmodel wordt gehanteerd: na twee geweigerde aanbiedingen conform de afgegeven woningindicatie (wanneer niet wordt gereageerd op een schriftelijke uitnodiging voor een intakegesprek dat ten doel heeft om te komen tot een woningaanbieding, dan wordt dat ook beschouwd als een formele weigering);
Indien de urgentie om één van bovengenoemde redenen is ingetrokken, wordt binnen een termijn van twee jaar niet op basis van dezelfde huisvestingsproblematiek urgentie toegekend.
Een huishouden dat wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning moet verhuizen, kan in aanmerking komen voor een herhuisvestingverklaring. Deze verklaring is in alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig. De herhuisvestingverklaring wordt verstrekt door de eigenaar die de woning waaraan de ingreep wordt verricht, verhuurt.
Artikel 2.11. Lokaal maatwerk/kwetsbare complexen
Indien redenen van volkshuisvestelijke aard of argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid daartoe aanleiding geven, kunnen de eigenaren waarmee geen overeenkomst is afgesloten als bedoeld in artikel 2.13. een deel van de vrijkomende huurwoningen met specifieke passendheidseisen via het regionale aanbodmodel aanbieden, of buiten het aanbodmodel om verhuren.
Hierbij gelden de ijkpunten zoals aangegeven in artikel 2.1., als begrenzing. De toe te passen specifieke regels staan in een redelijke verhouding tot de aard van het probleem en zijn van tijdelijke aard.
Argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid kunnen ingegeven worden door de verwachting, dat het gemiddelde niveau van de sociaal-economische draagkracht in een bepaald complex, straat of buurt te laag wordt, of de mate van overlast te hoog wordt, indien geen specifieke regels zouden worden toegepast.
Standplaatsen voor een woonwagen worden met specifieke regels buiten het aanbodmodel om verhuurd (zie hoofdstuk 4). De ijkpunten en andere criteria, zoals deze in de leden 1 t/m 3 zijn weergegeven, zijn hierbij niet van toepassing. Deze verhuringen worden dus niet betrokken bij de evaluatieberekening met betrekking tot de 15 % lokaal maatwerk.
De toe te passen specifieke regels worden, voordat ze in werking treden, door de eigenaren gemeld bij de gemeente en bij de Stadsregio. De gemeente geeft binnen vier weken na de melding te kennen, dat zij ofwel met de toe te passen regels instemt, ofwel dat zij de inwerkingtreding opschort totdat overeenstemming is bereikt. Indien binnen vier weken na de melding geen bericht van de gemeente is ontvangen, wordt zij geacht in te stemmen.
Artikel 2.12. Weigering kandidaat met hoogste positie in rangorde
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4. kan de corporatie weigeren de woning te verhuren aan de kandidaat met de hoogste positie in de rangorde. Dit kan uitsluitend op grond van één of meer van de hieronder genoemde omstandigheden:
Artikel 2.13. Organisatie en bevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren / verhuurders inzake het in gebruik geven van woonruimten overeenkomsten sluiten, in welke overeenkomsten bepaalde in deze verordening vastgelegde bepalingen en regels niet van toepassing kunnen worden verklaard alsmede afspraken in aanvulling op het gestelde deze verordening kunnen worden vastgelegd.
De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen.
De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 3.1. Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 3.1.2. Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder onttrekkingvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1.
Paragraaf 3.2. Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.2.2. Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1. te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3. Aanvragen van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag van een splitsingsvergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 16 weken verdagen in verband met het maken van puntentellingen als bedoeld in het Besluit huurprijzen woonruimte en/of het uitvoeren van een nadere technische inspectie van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. Zij zenden een afschrift van het verdagingbesluit aan de aanvrager en bewoners van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft. Burgemeester en wethouders doen van de intrekking van een aanvraag van een splitsingsvergunning schriftelijk mededeling aan de bewoners van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 3.2.4. Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of een gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of een gedeelte van het gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd.
Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelneming- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 4 VERDELING VAN STANDPLAATSEN VAN WOONWAGENS
De standplaats wordt toegewezen aan een aanvrager wiens naam boven aan de lijst staat, met dien verstande dat kandidaten op de in artikel 4.2.3. bedoelde overgangsregeling voorgaan boven de kandidaten op de in artikel 4.2.2. genoemde wachtlijst met de voorwaarde dat kandidaten in artikel 4.2.3. de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
HOOFDSTUK 5 BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 5.1. Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte.
Artikel 5.4. Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen, tenzij met deze instellingen een overeenkomst is afgesloten als bedoeld in artikel 2.13., en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 maart 2005.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
H.J. van der Graaff. C.A. Kleijwegt.
- Aanbevolen is om bij sub m, huishouden, de omschrijving uit de Huisvestingsrichtlijn 2005 (hierna: richtlijn) over te nemen (toevoeging: zwangere personen);
- Aanbevolen is om bij sub t, doelgroep, de omschrijving uit de richtlijn over te nemen.
- Aanbevolen is om sub w, voorheen kwetsbare complexen, te vervangen door inschrijfduur, aangezien een uitgebreide uitleg over kwetsbare complexen/lokaal maatwerk in artikel 2.11. wordt gegeven. Verder is de inschrijfduur van dusdanig belang, omdat deze voor alle woningzoekenden gaat gelden, zodat aparte vermelding gewenst is (integratie richtlijn).
Artikel 1.3 en 1.4 (voorheen paragraaf 2.1. Werkingsgebied)
Waar eerst het bepaalde in hoofdstuk 2 betrekking had op woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens en woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens, is met de invoering van de nieuwe Huisvestingsrichtlijn 2005, hoofdstuk 2 van toepassing voor alle voor verhuur vrijkomende woningen, ongeacht de huur- of koopprijs. Voor artikel 1.4. (voorheen 2.1.2.) geldt dat MIVA-woningen wel binnen hoofdstuk 2 gaan vallen (zie richtlijn).
Artikel 1.5. Toevoeging vanuit richtlijn
Aangezien het voor de Stadsregio van groot belang is dat een ‘Regionaal Monitor aanbodmodel’ per kwartaal en jaar wordt opgesteld, is dit artikel voor de gemeente overgenomen in de verordening. In de monitor moeten onder andere de slaagkansen van verschillende doelgroepen worden bepaald en vraag, aanbod en verhuringen geregistreerd worden. Naar aanleiding van de bevindingen van de werkgroep (zie lid 2) kunnen bijsturingen plaatsvinden (zie lid 4) o.a. op passendheidseisen. Overigens is het artikel niet geheel overgenomen vanuit de richtlijn, lid 1, sub f en g, van de richtlijn (Stadsregio) zijn ons inziens meer van belang voor de relatie tussen gemeenten, corporaties en de Stadsregio en minder van belang voor de verordening zelf.
Artikel 1.6. en 1.7. (voorheen paragraaf 2.2.)
Aanbevolen is deze artikelen in hoofdstuk 1 te plaatsen, zodat een logische opvolging (n.a.v. richtlijn) plaatsvindt.
Er is in dit hoofdstuk getracht een logische opvolging van artikelen (mede vanuit de richtlijn) aan te houden, d.w.z. eerst de woningen (aanbieden van woningen), dan de toelatingseisen voor een woning, vervolgens de rangorde bij selectie en de passendheidseisen, daarna urgentie en herhuisvesting, ook lokaal maatwerk en weigering van kandidaten, om uiteindelijk te eindigen met organisatie en bevoegdheden.
Artikel 2.1. Toevoeging vanuit richtlijn
Aanbevolen is dit artikel, verschillende manieren van aanbieden, over te nemen vanuit de richtlijn. Ten eerste wordt hierin direct duidelijk welke afspraken gelden voor welke doelgroepen/woningen. Ten tweede krijgt hierin de tabel met procentuele verdeling van woonruimten een plaats.
Artikel 2.4. (voorheen paragraaf 2.6.)
De rangorde en criteria bij toewijzing veranderen per 1 januari 2005, zie hier het resultaat. In dit artikel komt ook de overgangsregeling voor doorstromers aan de orde.
Artikel 2.5. (voorheen paragraaf 2.4.)
Waar eerst allerlei inkomens- en bezettingeisen golden (incl. inkomenstabel), zijn deze vanaf 1 januari 2005 niet meer van toepassing. Dit zijn de enige vanuit Stadsregio bepaalde passendheidseisen. Naar aanleiding van bevindingen van de monitor (werkgroep) zouden meer passendheidseisen (tijdelijk) kunnen gaan gelden.
Artikel 2.6. t/m 2.9. (voorheen paragraaf 2.5.)
Gehele paragraaf urgentie is gelijk gebleven vanuit huidige verordening, behalve:
- verhoging kosten medische keuring;
- uitleg 1e en 2e fase urgenten (artikel 2.8., lid 1).
Artikel 2.10. Toevoeging vanuit richtlijn
Herhuisvesting krijgt in de huidige verordening geen plaats, aanbevolen is dit in het nieuwe concept wel te vermelden met de tekst vanuit de richtlijn. Ook in Hellevoetsluis hebben we met deze doelgroep (Vogelbuurt) te maken.
Artikel 2.11. Toevoeging vanuit richtlijn
In de huidige verordening wordt in artikel 2.6.1., tweede lid, en in de algemene bepalingen, de term kwetsbare complexen geïntroduceerd. Het benoemen van ‘kwetsbare complexen’ is lokaal maatwerk, maar lokaal maatwerk houdt meer dan dat in. Aanbevolen is dus dit meer uitgebreide artikel vanuit de richtlijn over te nemen en deze een aparte plaats te geven, zeker gezien onze kwetsbare positie op de woningmarkt. Ook wordt vanuit artikel 2.1. (verschillende manieren van aanbieden) verwezen naar dit artikel.
Artikel 2.12. Toevoeging vanuit richtlijn
Het komt soms voor dat verhuurders aspirant-huurders weigeren vanwege verschillende redenen. Afdelingen verhuur zullen dit beamen. Het kan daarom geen kwaad dit artikel over te nemen vanuit de richtlijn en daarmee dus de regels formeel vast te leggen.
Hoofdstuk 3 en 4 blijven hetzelfde
Artikel 5.5. in huidige verordening valt samen met nieuw artikel 1.5.; vervalt dus.