Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hellevoetsluis

Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHellevoetsluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005
CiteertitelHuisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpWoonruimteverdeling

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art 149 Gemw jo 2 Huisvestingswet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-03-200501-11-2012Onbekend.

17-03-2005

Groot Hellevoet, 15-06-2011

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005

Nummer: 17-03-05/6

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 februari 2005, nummer 17-03-05/6;

 

gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

gelet op de Huisvestingsrichtlijn Stadsregio Rotterdam 2005 inclusief bijlagen;

 

besluit:

de Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005, houdende regels omtrent de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte, de toewijzing van de standplaatsen van woonwagensen de wijziging van de woonruimtevoorraad, vast te stellen.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet : de Huisvestingswet;

  • b.

    besluit : het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    woonruimte : de woonruimte zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de wet;

  • d.

    huurprijs : de rekenhuur zoals bedoeld in artikel 5 van de Huursubsidiewet;

  • e.

    koopprijs : de koopprijs zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, sub k van de wet;

  • f.

    huurprijsgrens : de huurprijsgrens zoals bedoeld in artikel 6, lid 3 van de wet;

  • g.

    koopprijsgrens : de door de raad vast te stellen grens;

  • h.

    woningzoekende : het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 1.6. is ingeschreven;

  • i.

    economische binding : de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;

  • j.

    maatschappelijke binding : de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

  • k.

    regio : het grondgebied van de deelgemeente Hoek van Holland en van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Westvoorne;

  • l.

    subregio Voorne : het grondgebied van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rozenburg en Westvoorne;

  • m.

    huishouden : 1. alleenstaande;

    • 2.

      twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

    • 3.

      bij éénouderhuishoudens telt het hoofd van het huishouden voor twee personen;

    • 4.

      wanneer sprake is van een zwangerschap van tenminste drie maanden, telt betrokkene voor twee personen. In dat geval moet het origineel van een door een medicus/verloskundige opgestelde zwangerschapsverklaring overlegd worden;

  • n.

    inkomen : het inkomen zoals bedoeld in artikel 8, lid 1 en lid 2 van het besluit (het belastbaar inkomen). Onder heffingsloon wordt verstaan, het inkomen zoals dat op de door de werkgever of uitkerende instantie verstrekte jaaropgave wordt vermeld. Bij zelfstandigen wordt de winst uit onderneming, zoals vermeld op het aangiftebiljet inkomstenbelasting, gelijkgesteld aan heffingsloon;

  • o.

    eigenaar : de eigenaar zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 van de wet;

  • p.

    ingezetene : degene die in het bevolkingsregister van één der gemeenten in de subregio Voorne is opgenomen en feitelijk in die subregio hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • q.

    dagelijks bestuur : het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam;

  • r.

    onttrekkingsvergunning : de vergunning zoals bedoeld in artikel 30 van de wet;

  • s.

    splitsingsvergunning : de vergunning zoals bedoeld in artikel 33 van de wet;

  • t.

    doelgroep : 1. starter: een starter is iedere woningzoekende die geen doorstromer is;

    • 2.

      doorstromer: een doorstromer is een woningzoekende die aantoonbaar na verhuizing een zelfstandige woonruimte achterlaat;

  • u.

    opschoningsformulier : formulier dat jaarlijks aan de woningzoekende toegezonden wordt, voor actualisering van de geregistreerde gegevens;

  • v.

    aftoppingsgrens : de door het ministerie van VROM vastgestelde subsidiabele huurprijsgrens voor een- en tweepersoonshuishoudens en drie- en meerpersoonshuishoudens;

  • w.

    inschrijfduur : de periode welke is verstreken sinds de datum waarop de woningzoekende zich heeft laten registreren als woningzoekende;

  • x.

    standplaats : een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub e van de wet;

  • y.

    woonwagen : een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub f van de wet;

  • z.

    voorliggende voorziening : aanbodmodel; regulier systeem van het aanbieden en verhuren van huurwoningen, waarbij het aanbod in een voor alle woningzoekenden gemakkelijk toegankelijk medium wordt gepubliceerd en waarbij de uiteindelijke toewijzing in datzelfde medium zodanig worden verantwoord, dat per toewijzing duidelijk is op welke gronden de toewijzing heeft plaatsgevonden.

Artikel 1.2. Toestemming gemeente

Het is eigenaren verboden zonder toestemming van de gemeente een woonruimte en/of standplaats woonwagen, zoals aangegeven in artikel 1.3. en 4.1., in gebruik te geven, anders dan conform het gestelde in deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van eigenaren overeenkomsten en/of prestatieafspraken sluiten, zoals bedoeld in artikel 2.13., over het in gebruik geven van woonruimten, in welke afspraken of overeenkomsten bepalingen kunnen worden vastgelegd die in de plaats treden van (delen van) hoofdstuk 2 van deze verordening of die (delen van) hoofdstuk 2 niet van toepassing verklaren.

In de overeenkomsten en/of prestatieafspraken kunnen tevens over woonruimteverdeling afspraken gemaakt worden tussen een eigenaar en de gemeente over de hiervoor benodigde gezamenlijke werkzaamheden en onderlinge taakverdeling.

Artikel 1.3. Werkingsgebied

Het bepaalde in hoofdstuk 2 is van toepassing op alle voor verhuur vrijkomende woningen van de eigenaren, ongeacht de huur- of koopprijs.

Artikel 1.4. Nadere afperking

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in het artikel 1.3. is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

    • a.

      ligplaatsen voor een woonschip;

    • b.

      onzelfstandige woonruimten;

    • c.

      woonruimten als bedoeld in artikel 6, lid 1 van de wet;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het artikel 1.3. is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op woonruimten in eigendom van een eigenaar waarmee een overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 2.13., met uitzondering van artikel 2.4.

Artikel 1.5. Registratie, monitor, verantwoording en bijsturing

  • 1.

    De eigenaren van woonruimten waarmee geen overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 2.13. dragen zorg voor de integrale en volledige, centrale registratie van vraag, aanbod en verhuringen en voor de kwartaalgewijze uitgave van een op deze registratie gebaseerde ‘Monitor aanbodmodel’.

    Een op basis van dezelfde registratie samengestelde jaarrapportage (kalenderjaar als rapportageperiode) wordt ieder jaar ter verantwoording voorgelegd aan de gemeente.

  • 2.

    Eigenaren en gemeente stellen tezamen een werkgroep in die de definitieve opzet van deze monitor bepaalt, vervolgens de monitor ieder kwartaal beoordeelt en eigenaren en gemeente adviseert over eventuele bijsturing van de aanbiedingen en de verhuringen.

  • 3.

    De in het vorige lid genoemde bijsturing vindt op basis van de volgende uitgangspunten plaats:

    • a.

      eigenaren en gemeente volgen nauwgezet de slaagkansen in de gemeente voor de volgende doelgroepen:

      • -

        de primaire doelgroep met de lage inkomens volgens het BBSH (Besluit Beheer Sociale Huursector)

      • -

        de doorstromers

      • -

        de starters

      • -

        de ouderen (55+)

      • -

        de jongeren (onder 23 jaar)

      • -

        asielzoekers

      • -

        eventueel nog nader af te spreken doelgroepen;

    • b.

      de slaagkans in de gemeente voor de BBSH - doelgroep minstens gelijk moet zijn aan die voor de niet – BBSH doelgroep;

    • c.

      eigenaren en gemeente gaan met elkaar na (in de in het tweede lid genoemde werkgroep), of daarnaast ook een concreet percentage afgesproken moet worden met betrekking tot het deel van de verhuringen dat tenminste naar de BBSH-doelgroep moet gaan;

    • d.

      eigenaren en gemeente gaan met elkaar na (in de in het tweede lid genoemde werkgroep), aan welke bijzondere groepen buiten het aanbodmodel om woningen verhuurd worden en het aantal woningen dat daarmee gemoeid is; hieronder vallen in ieder geval de woningen die volgens de wettelijke huisvestingstaakstelling aan statushouders verhuurd moeten worden (zie artikel 2.1., lid 1, onder b);

    • e.

      eigenaren en gemeente kunnen naast de hierboven onder a t/m d genoemde afspraken lokale afspraken maken over slaagkansen en bijzondere doelgroepen.

  • 4.

    De in het voorafgaande genoemde bijsturingen kunnen verschillende vormen hebben. Wanneer gekozen wordt voor bijsturing binnen de woonruimteverdeling, kunnen, in afwijking van het in artikel 2.1. bepaalde, toch tijdelijk passendheidseisen gesteld worden bij (een deel van) het aanbod, bijvoorbeeld met betrekking tot inkomen, leeftijd of huishoudensamenstelling.

Artikel 1.6. Register van woningzoekenden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

  • 2.

    In dit register worden op hun verzoek opgenomen:

    • a.

      de huishoudens die in aanmerking komen voor toewijzing als bedoeld in artikel 2.4.;

    • b.

      de huishoudens waarvan tenminste één der leden de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, dan wel hoofd is van een huishouden met kind(eren);

    • c.

      de huishoudens waarvan de leden de Nederlandse nationaliteit bezitten, of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken;

    • d.

      de houders van een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.

Artikel 1.7. Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders, en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken:

  • -

    het inschrijfformulier;

  • -

    indien de woningzoekende een zelfstandige huurwoning achterlaat de verklaring van de vorige verhuurder;

  • -

    een uittreksel uit het adresregister;

  • -

    inkomstengegevens van de leden van het huishouden.

Artikel 1.8. Bewijs van inschrijving

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving in de vorm van een woonpas, waarop de volgende gegevens worden vermeld:

    • -

      naam en adres van de aanvra(a)g(st)er;

      -geboortedatum aanvra(a)g(st)er;

    • -

      inkomen;

    • -

      aantal personen dat (mee)verhuist;

    • -

      registratienummer Stichting Woonruimteverdeling Zuid-Hollandse Eilanden (SWZE);

    • -

      doelgroep.

  • 2.

    De inschrijving in het register van woningzoekenden is geldig voor één jaar, en wordt elk jaar met een periode van één jaar verlengd, indien de woningzoekende het opschoningformulier binnen een maand na verzending retourneert.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders laten een inschrijving vervallen:

    • a.

      met ingang van de datum waarop aan de woningzoekende een woonruimte is verstrekt, dan wel waarop de woningzoekende naar een (andere) zelfstandige woonruimte is verhuisd of;

    • b.

      indien de woningzoekende daarom verzoekt of;

    • c.

      wanneer de woningzoekende niet reageert op de jaarlijkse opschoningsbrief.

  • 4.

    De inschrijfduur die een woningzoekende in een bepaalde gemeente binnen de Stadsregio Rotterdam heeft opgebouwd, kan worden meegenomen bij inschrijving in een andere gemeente binnen voorgenoemde regio.

HOOFDSTUK 2 AANBIEDEN EN VERHUREN VAN WOONRUIMTE

Artikel 2.1. Verschillende manieren van aanbieden

  • 1.

    Het aanbod van de eigenaren waarmee geen overeenkomst is afgesloten als bedoeld in artikel 2.13. wordt onderscheiden in de volgende categorieën, waarvoor verschillende verdelingsregels gelden:

    • a.

      de woningen die op normale wijze via het aanbodmodel aangeboden en verhuurd worden: hiervoor gelden de toelatings - en de rangordecriteria van de artikelen 2.2 t/m 2.4. en de eventuele aanvullende bepalingen als gevolg van de bijsturing, zoals deze in artikel 1.5. is weergegeven.

    • b.

      de woningen die verhuurd worden aan de zgn. tweede fase urgenten, aan de zogenaamde tweede fase herhuisvestingskandidaten en aan de zgn. bijzondere groepen waarover separate afspraken zijn gemaakt (zie artikel 1.5., lid 3, onder d en e): deze woningen mogen buiten het aanbodmodel om verhuurd worden;

    • c.

      de woningen die via vormen van lokaal maatwerk aangeboden en verhuurd worden: hiervoor gelden de regels van artikel 2.11.;

    • d.

      de woningen die wel via het aanbodmodel aangeboden en verhuurd worden, maar die specifiek bestemd zijn voor grote huishoudens, minder validen of ouderen: hiervoor gelden de toelatings-, rangorde- en passendheidscriteria van de artikelen 2.2. t/m 2.5.

  • 2.

    Hierbij gelden de volgende ijkpunten:

     

    Op normale wijze via regionaal aanbodmodel (categorie a)

    40 %

    Buiten de krant (categorie b)

    25 %

    Lokaal maatwerk (categorie c)

    15 %

    55+, MIVA en grote woningen (categorie d)

    20 %

    Totaal

    100 %

     

    De eigenaren volgen deze ijkpunten in de centrale registratie nauwkeurig per eigenaar, per gemeente en voor de gehele regionale woningmarkt.

Artikel 2.2. Toelating

Om zich als woningzoekende te kunnen laten registreren en in aanmerking te komen voor het huren van een woning, moet het woningzoekende huishouden altijd aan de volgende eisen voldoen:

  • a.

    tenminste één der leden van het huishouden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt, of is het hoofd van een huishouden met minderjarig(e) kind(eren);

  • b.

    het huishouden voldoet aan de bepalingen van artikel 9, lid 2 van de Huisvestingswet (Nederlanderschap of wettige verblijfsstatus).

Artikel 2.3. Economische en maatschappelijke binding

  • 1.

    Tenminste één van de volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan desubregio, dan wel in een positie verkeren als aangegeven in artikel 13c, lid 1 van de wet;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit.

Artikel 2.4. Rangorde

Indien zich voor een via het aanbodmodel aangeboden woning meer gegadigden melden, geldt de volgende rangorde bij de verhuring van de woning:

  • a.

    woningzoekenden met een op grond van artikel 2.6. verstrekte urgentieverklaring of een op grond van artikel 2.10. verstrekte herhuisvestingverklaring hebben absolute voorrang, mits de woning voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel. Indien zich uit deze categorie meer gegadigden hebben gemeld, wordt de woning verhuurd aan degene van hen die de verklaring met de oudste datum van afgifte heeft;

  • b.

    daarna komen in aanmerking de overige woningzoekenden. De woning wordt verhuurd aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. Een woningzoekende met een urgentieverklaring of een herhuisvestingverklaring die op de woning reageert, terwijl deze niet voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel, doet mee in de rangordebepaling op basis van zijn inschrijfduur;

  • c.

    in afwijking van het onder b gestelde, geldt voor doorstromers die zich vóór 1 januari 2005 als woningzoekende hebben laten registreren, het volgende rangordecriterium:

    • -

      tot 1 juli 2005 75 % van de woonduur;

    • -

      van 1 juli 2005 tot 1 januari 2006 50 % van de woonduur; en

    • -

      van 1 januari 2006 tot 1 juli 2006 25 % van de woonduur;

    • -

      tenzij de inschrijfduur langer is, in welk geval de inschrijfduur als rangordecriterium geldt.

Artikel 2.5. Passendheid

  • 1.

    Woningen met 5 kamers of meer en een huurprijs onder de aftoppingsgrens volgens de Huursubsidiewet voor drie- of meerpersoonshuishoudens worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan het aantal leden tenminste gelijk is aan het aantal kamers en waarvan het huishoudeninkomen niet boven de zogenaamde Ziekenfondsgrens ligt.

    De op 1 juli in enig jaar geldende Ziekenfondsgrens wordt voor de toepassing van dit artikel gehanteerd van 1 juli in dat jaar tot 1 juli in het daaropvolgende jaar.

  • 2.

    Woningen die speciaal bestemd zijn voor de huisvesting van ouderen worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan tenminste één van de leden 55 jaar of ouder is.

  • 3.

    Voor woningen die ingrijpend ten behoeve van minder validen zijn aangepast kunnen meer specifieke, met de handicap verband houdende passendheidscriteria gesteld worden.

Artikel 2.6. Urgentieverklaring

  • 1.

    Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie zeer dringend (andere) woonruimte behoeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Deze verklaring wordt verstrekt door of namens burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende noodzakelijk is;

    • b.

      de mededeling voor welk regiodeel van de stadsregio Rotterdam de urgentieverklaring geldig is.

      De urgent -woningzoekende is verplicht een woning in dit regiodeel te accepteren;

    • c.

      de mededeling dat de bemiddeling beperkt is tot een bepaald soort woonruimte (typering), met daarbij vermeld het kamertal en de maximale huurprijs;

    • d.

      de termijn waarbinnen met voorrang in het aanbodmodel kan worden meegedaan.

Artikel 2.7. Criteria voor het verlenen van de urgentieverklaring

Burgemeester en wethouders verlenen de urgentieverklaring, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    tenminste één der leden van het huishouden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt, of is hoofd van een huishouden met kind(eren);

  • b.

    het lid / de leden van het huishouden is / zijn ingezetene(n) van Hellevoetsluis, ofwel buiten de regio woonachtig en voornemens zich in Hellevoetsluis te vestigen;

  • c.

    het inkomen bedraagt niet meer dande ziekenfondsgrens;

  • d.

    het huishouden voldoet aan één of meer van de urgentiegronden zoals bepaald in de Huisvestingsrichtlijn Stadsregio Rotterdam 2005 inclusief bijlagen;

  • e.

    urgent woningzoekende dient economische of maatschappelijke binding te hebben met een gemeente uit de subregio.

Artikel 2.8. Werkwijze

  • 1.

    Woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring mogen drie maanden lang met voorrang volgens een strak woonprofiel, zoals bedoeld in artikel 2.6., lid 2, een passende oplossing zoeken. Het strakke woonprofiel voorkomt, dat op basis van de urgentieverklaring wooncarrière kan worden gemaakt. Wanneer de toegemeten voorrangspositie na drie maanden

    (1e fase) niet heeft geresulteerd in een passende oplossing, dan volgt binnen twee maanden

    (2e fase) één aanbieding in het gevraagde regiodeel door de eigenaar, die hiervoor een woning reserveert;

  • 2.

    Om de woningzoekende niet te belemmeren in het op termijn vinden van een woning naar zijn keuze, houdt hij de eerder opgebouwde inschrijfduur na acceptatie van een woning.

  • 3.

    Indien een medische keuring nodig blijkt in de aanvraag van een urgentieverklaring, wordt een financiële bijdrage van € 94,50 (per 1 januari 2005) in rekening gebracht, ongeacht de te verwachten uitkomst. Wanneer de aanvraag leidt tot toekenning van de urgentieverklaring, wordt het bedrag gerestitueerd. Inkomen is voor de teruggave geen criterium.

Artikel 2.9. Intrekking recht op urgentie

Intrekking van de afgegeven urgentieverklaring vindt door Burgemeester en wethouders plaats indien:

  • a.

    aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan. Een urgentieverklaring blijft slechts geldig indien de situatie hetzelfde is als op het moment dat de urgentieverklaring is verleend;

  • b.

    de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon weten dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    wanneer de woningzoekende onder het regime van een aanbodmodel zich geen enkele inspanning heeft getroost (ijkpunt: drie reacties op geïndiceerd woningtype).

    Als geen aanbodmodel wordt gehanteerd: na twee geweigerde aanbiedingen conform de afgegeven woningindicatie (wanneer niet wordt gereageerd op een schriftelijke uitnodiging voor een intakegesprek dat ten doel heeft om te komen tot een woningaanbieding, dan wordt dat ook beschouwd als een formele weigering);

  • d.

    wanneer na de termijn van zelfwerkzaamheid een aanbieding is gedaan (en geweigerd), overeenkomstig het zoekprofiel, die een oplossing zou hebben kunnen zijn voor het vastgestelde huisvestingsprobleem;

  • e.

    woningzoekende verhuist, tenzij hij kan aantonen dat het huisvestingsprobleem niet is opgelost. Een verzoek tot handhaving van de urgentieverklaring dient binnen 30 dagen na verhuizing ingediend te worden bij burgemeester en wethouders;

  • f.

    wanneer de belanghebbende zelf aangeeft geen behoefte meer te hebben aan zijn urgentieverklaring.

     

Indien de urgentie om één van bovengenoemde redenen is ingetrokken, wordt binnen een termijn van twee jaar niet op basis van dezelfde huisvestingsproblematiek urgentie toegekend.

Artikel 2.10. Herhuisvesting

  • 1.

    Een huishouden dat wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning moet verhuizen, kan in aanmerking komen voor een herhuisvestingverklaring. Deze verklaring is in alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig. De herhuisvestingverklaring wordt verstrekt door de eigenaar die de woning waaraan de ingreep wordt verricht, verhuurt.

  • 2.

    Eigenaren dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een herhuisvestingverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 2 van de Huisvestingsrichtlijn Stadsregio Rotterdam 2005.

Artikel 2.11. Lokaal maatwerk/kwetsbare complexen

  • 1.

    Indien redenen van volkshuisvestelijke aard of argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid daartoe aanleiding geven, kunnen de eigenaren waarmee geen overeenkomst is afgesloten als bedoeld in artikel 2.13. een deel van de vrijkomende huurwoningen met specifieke passendheidseisen via het regionale aanbodmodel aanbieden, of buiten het aanbodmodel om verhuren.

    Hierbij gelden de ijkpunten zoals aangegeven in artikel 2.1., als begrenzing. De toe te passen specifieke regels staan in een redelijke verhouding tot de aard van het probleem en zijn van tijdelijke aard.

  • 2.

    Redenen van volkshuisvestelijke aard kunnen gelegen zijn in situaties van bijzondere schaarste, stagnerende doorstroming, beheeroverwegingen, een specifiek nieuwbouwcomplex, of het proces van herstructurering.

  • 3.

    Argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid kunnen ingegeven worden door de verwachting, dat het gemiddelde niveau van de sociaal-economische draagkracht in een bepaald complex, straat of buurt te laag wordt, of de mate van overlast te hoog wordt, indien geen specifieke regels zouden worden toegepast.

  • 4.

    Standplaatsen voor een woonwagen worden met specifieke regels buiten het aanbodmodel om verhuurd (zie hoofdstuk 4). De ijkpunten en andere criteria, zoals deze in de leden 1 t/m 3 zijn weergegeven, zijn hierbij niet van toepassing. Deze verhuringen worden dus niet betrokken bij de evaluatieberekening met betrekking tot de 15 % lokaal maatwerk.

  • 5.

    De toe te passen specifieke regels worden, voordat ze in werking treden, door de eigenaren gemeld bij de gemeente en bij de Stadsregio. De gemeente geeft binnen vier weken na de melding te kennen, dat zij ofwel met de toe te passen regels instemt, ofwel dat zij de inwerkingtreding opschort totdat overeenstemming is bereikt. Indien binnen vier weken na de melding geen bericht van de gemeente is ontvangen, wordt zij geacht in te stemmen.

Artikel 2.12. Weigering kandidaat met hoogste positie in rangorde

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4. kan de corporatie weigeren de woning te verhuren aan de kandidaat met de hoogste positie in de rangorde. Dit kan uitsluitend op grond van één of meer van de hieronder genoemde omstandigheden:

  • a.

    onrechtmatigheid: de hoogste positie in de rangorde is op onrechtmatige wijze verkregen;

  • b.

    huur- of andere schuld: de kandidaat heeft een huurschuld of een schuld als gevolg van op kosten van de kandidaat uitgevoerde onderhouds- of herstelwerkzaamheden bij de huidige of een vorige verhuurder waarvoor geen afbetalingsregeling is getroffen;

  • c.

    overlast/misdraging: de kandidaat heeft in de huidige of een vorige woning herhaaldelijk voor overlast gezorgd, of heeft zich daar ernstig misdragen.

Artikel 2.13. Organisatie en bevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren / verhuurders inzake het in gebruik geven van woonruimten overeenkomsten sluiten, in welke overeenkomsten bepaalde in deze verordening vastgelegde bepalingen en regels niet van toepassing kunnen worden verklaard alsmede afspraken in aanvulling op het gestelde deze verordening kunnen worden vastgelegd.

De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen.

De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD

Paragraaf 3.1. Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 3.1.1. Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimten.

Artikel 3.1.2. Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder onttrekkingvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1.

  • a.

    geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of gebruiken van een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 3.1.3. Aanvragen van een onttrekkingvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een onttrekkingvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      naam en adres van de eigenaar;

    • b.

      gegevens van de huidige situatie;

      • -

        huur- of koopprijs;

      • -

        aantal kamers;

      • -

        woonoppervlak;

    • c.

      gegevens over de beoogde situatie;

      • -

        bestemming;

      • -

        bouwtekening/bouwvergunning;

      • -

        compensatievoorstel;

    • d.

      gegevens bij voorgenomen samenvoeging;

      • -

        verwachte huur- of koopprijs;

      • -

        naam van toekomstige bewoner;

      • -

        omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners;

      • -

        schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici winnen burgemeester en wethouders steeds het advies in van de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen.

  • 4.

    Op of bij de onttrekkingvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 3.1.4. Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens, wordt de onttrekkingvergunning in ieder geval verleend, indien:

    • a.

      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, of

    • b.

      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5. passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner.

Artikel 3.1.5. Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting.

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 3.2. Splitsing in appartementsrechten

Artikel 3.2.1. Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op gebouwen bevattende woonruimten.

Artikel 3.2.2. Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1. te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.2.3. Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten, en

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd makelaar. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.

  • 2.

    Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag van een splitsingsvergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 16 weken verdagen in verband met het maken van puntentellingen als bedoeld in het Besluit huurprijzen woonruimte en/of het uitvoeren van een nadere technische inspectie van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft. Zij zenden een afschrift van het verdagingbesluit aan de aanvrager en bewoners van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft. Burgemeester en wethouders doen van de intrekking van een aanvraag van een splitsingsvergunning schriftelijk mededeling aan de bewoners van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 3.2.4. Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:

    • a.

      het gebouw of een gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of een gedeelte van het gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;

    • b.

      de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de aftoppingsgrenzen;

    • c.

      de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijven, c.q. de voormalige woonruimte of woonruimten opnieuw bestemd zullen worden voor verhuurd ter bewoning en

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd.

      Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

Artikel 3.2.5. Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • 1.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelneming- of lidmaatschapsrechten;

  • 2.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 4 VERDELING VAN STANDPLAATSEN VAN WOONWAGENS

Paragraaf 4.1. Werkingsgebied

Artikel 4.1.1. Toepassingsbereik

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op de in de gemeente gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen van woonwagens.

Paragraaf 4.2. Inschrijving

Artikel 4.2.1. Voorwaarden

Het college van burgemeester en wethouders gaat over tot inschrijving indien:

  • 1.

    tenminste één van de leden van het huishouden 18 jaar of ouder is, dan wel hoofd is van een huishouden met kind(eren);

  • 2.

    de aanvrager de Nederlandse nationaliteit bezit, of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikt;

  • 3.

    een aanvraagformulier volledig is ingevuld.

Artikel 4.2.2. Wachtlijst

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt een wachtlijst vast van kandidaten die voor een standplaats in aanmerking wensen te komen.

  • 2.

    Kandidaten kunnen zich laten inschrijven op de wachtlijst indien voldaan is aan de voorwaarden, genoemd in artikel 4.2.1.

  • 3.

    Inschrijving als standplaatszoekende op de wachtlijst kan ook ambtshalve plaatsvinden.

  • 4.

    De wachtlijst vermeldt de namen van de kandidaten in volgorde van inschrijving.

  • 5.

    Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het inschrijfformulier.

  • 6.

    Aan de aanvrager wordt een inschrijvingsbewijs verstrekt.

Artikel 4.2.3. Overgangsregeling

  • 1.

    Zittende woonwagenbewoners hebben de mogelijkheid de namen van hun kinderen op een voorrangslijst te laten vermelden als daar behoefte aan is.

  • 2.

    De voorrangslijst vermeldt de namen van de kandidaten in de volgorde van inschrijving.

Artikel 4.2.4. Toewijzing

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst alleen dan een standplaats toe indien de aanvrager staat ingeschreven op de in artikel 4.2.2. of 4.2.3. genoemde lijst.

  • 2.

    De standplaats wordt toegewezen aan een aanvrager wiens naam boven aan de lijst staat, met dien verstande dat kandidaten op de in artikel 4.2.3. bedoelde overgangsregeling voorgaan boven de kandidaten op de in artikel 4.2.2. genoemde wachtlijst met de voorwaarde dat kandidaten in artikel 4.2.3. de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

  • 3.

    Slechts als de standplaats niet geaccepteerd wordt door een kandidaat op de in artikel 4.2.3 bedoelde overgangsregeling, komt een kandidaat van de algemene wachtlijst voor de toewijzing van de standplaats in aanmerking, te beginnen bij de kandidaat die bovenaan op deze lijst staat.

Artikel 4.2.5. Vervallen van de inschrijving

De inschrijving als gegadigde voor een standplaats van een woonwagen vervalt:

  • 1.

    indien de ingeschrevene andere woonruimte - zoals een andere standplaats, een woning of een ligplaats- wordt toegewezen en hij deze woonruimte heeft geaccepteerd;

  • 2.

    bij overlijden van de ingeschrevene.

HOOFDSTUK 5 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 5.1. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 5.2. Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de wet.

Artikel 5.3. Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte.

Artikel 5.4. Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen, tenzij met deze instellingen een overeenkomst is afgesloten als bedoeld in artikel 2.13., en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 5.5. Mandatering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens deze verordening te mandateren.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS - EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1. Overgangsbepaling

  • 1.

    De voor de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in artikel 1.6. t/m 1.8. van deze verordening.

  • 2.

    Woningzoekenden welke in aanmerking kwamen voor de overgangsregeling waarop zij bij de invoering van het aanbodmodel (vervanging distributiemodel) recht hadden, is per 1 januari 2005 komen te vervallen.

  • 3.

    De regeling voor woningzoekenden welke in aanmerking komen voor de overgangsregeling van woon- naar inschrijfduur, zal tot 2006 van kracht blijven. Hierna komt deze regeling te vervallen.

Artikel 6.2. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005 onder gelijktijdige intrekking van de Huisvestingsverordening 2003 van Hellevoetsluis.

Artikel 6.3. Inwerktreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking na vaststelling door de gemeenteraad en de dag na bekendmaking ervan. De Tijdelijke Referendumwet is niet meer van toepassing.

  • 2.

    Deze verordening ligt voor een ieder ter inzage bij de gemeente Hellevoetsluis.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 maart 2005.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

H.J. van der Graaff. C.A. Kleijwegt.

Toelichting Huisvestingsverordening Hellevoetsluis 2005

Aanpassing per artikel

 

Artikel 1.1.

-      Aanbevolen is om bij sub m, huishouden, de omschrijving uit de Huisvestingsrichtlijn 2005 (hierna: richtlijn) over te nemen (toevoeging: zwangere personen);

-      Aanbevolen is om bij sub t, doelgroep, de omschrijving uit de richtlijn over te nemen.

-      Aanbevolen is om sub w, voorheen kwetsbare complexen, te vervangen door inschrijfduur, aangezien een uitgebreide uitleg over kwetsbare complexen/lokaal maatwerk in artikel 2.11. wordt gegeven. Verder is de inschrijfduur van dusdanig belang, omdat deze voor alle woningzoekenden gaat gelden, zodat aparte vermelding gewenst is (integratie richtlijn).

 

Artikel 1.3 en 1.4 (voorheen paragraaf 2.1. Werkingsgebied)

Waar eerst het bepaalde in hoofdstuk 2 betrekking had op woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens en woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens, is met de invoering van de nieuwe Huisvestingsrichtlijn 2005, hoofdstuk 2 van toepassing voor alle voor verhuur vrijkomende woningen, ongeacht de huur- of koopprijs. Voor artikel 1.4. (voorheen 2.1.2.) geldt dat MIVA-woningen wel binnen hoofdstuk 2 gaan vallen (zie richtlijn).

 

Artikel 1.5. Toevoeging vanuit richtlijn

Aangezien het voor de Stadsregio van groot belang is dat een ‘Regionaal Monitor aanbodmodel’ per kwartaal en jaar wordt opgesteld, is dit artikel voor de gemeente overgenomen in de verordening. In de monitor moeten onder andere de slaagkansen van verschillende doelgroepen worden bepaald en vraag, aanbod en verhuringen geregistreerd worden. Naar aanleiding van de bevindingen van de werkgroep (zie lid 2) kunnen bijsturingen plaatsvinden (zie lid 4) o.a. op passendheidseisen. Overigens is het artikel niet geheel overgenomen vanuit de richtlijn, lid 1, sub f en g, van de richtlijn (Stadsregio) zijn ons inziens meer van belang voor de relatie tussen gemeenten, corporaties en de Stadsregio en minder van belang voor de verordening zelf.

 

Artikel 1.6. en 1.7. (voorheen paragraaf 2.2.)

Aanbevolen is deze artikelen in hoofdstuk 1 te plaatsen, zodat een logische opvolging (n.a.v. richtlijn) plaatsvindt.

 

Hoofdstuk 2

Er is in dit hoofdstuk getracht een logische opvolging van artikelen (mede vanuit de richtlijn) aan te houden, d.w.z. eerst de woningen (aanbieden van woningen), dan de toelatingseisen voor een woning, vervolgens de rangorde bij selectie en de passendheidseisen, daarna urgentie en herhuisvesting, ook lokaal maatwerk en weigering van kandidaten, om uiteindelijk te eindigen met organisatie en bevoegdheden.

 

Artikel 2.1. Toevoeging vanuit richtlijn

Aanbevolen is dit artikel, verschillende manieren van aanbieden, over te nemen vanuit de richtlijn. Ten eerste wordt hierin direct duidelijk welke afspraken gelden voor welke doelgroepen/woningen. Ten tweede krijgt hierin de tabel met procentuele verdeling van woonruimten een plaats.

 

Artikel 2.4. (voorheen paragraaf 2.6.)

De rangorde en criteria bij toewijzing veranderen per 1 januari 2005, zie hier het resultaat. In dit artikel komt ook de overgangsregeling voor doorstromers aan de orde.

 

Artikel 2.5. (voorheen paragraaf 2.4.)

Waar eerst allerlei inkomens- en bezettingeisen golden (incl. inkomenstabel), zijn deze vanaf 1 januari 2005 niet meer van toepassing. Dit zijn de enige vanuit Stadsregio bepaalde passendheidseisen. Naar aanleiding van bevindingen van de monitor (werkgroep) zouden meer passendheidseisen (tijdelijk) kunnen gaan gelden.

 

Artikel 2.6. t/m 2.9. (voorheen paragraaf 2.5.)

Gehele paragraaf urgentie is gelijk gebleven vanuit huidige verordening, behalve:

-      verhoging kosten medische keuring;

-      uitleg 1e en 2e fase urgenten (artikel 2.8., lid 1).

 

 

Artikel 2.10. Toevoeging vanuit richtlijn

Herhuisvesting krijgt in de huidige verordening geen plaats, aanbevolen is dit in het nieuwe concept wel te vermelden met de tekst vanuit de richtlijn. Ook in Hellevoetsluis hebben we met deze doelgroep (Vogelbuurt) te maken.

 

Artikel 2.11. Toevoeging vanuit richtlijn

In de huidige verordening wordt in artikel 2.6.1., tweede lid, en in de algemene bepalingen, de term kwetsbare complexen geïntroduceerd. Het benoemen van ‘kwetsbare complexen’ is lokaal maatwerk, maar lokaal maatwerk houdt meer dan dat in. Aanbevolen is dus dit meer uitgebreide artikel vanuit de richtlijn over te nemen en deze een aparte plaats te geven, zeker gezien onze kwetsbare positie op de woningmarkt. Ook wordt vanuit artikel 2.1. (verschillende manieren van aanbieden) verwezen naar dit artikel.

 

Artikel 2.12. Toevoeging vanuit richtlijn

Het komt soms voor dat verhuurders aspirant-huurders weigeren vanwege verschillende redenen. Afdelingen verhuur zullen dit beamen. Het kan daarom geen kwaad dit artikel over te nemen vanuit de richtlijn en daarmee dus de regels formeel vast te leggen.

 

Hoofdstuk 3 en 4 blijven hetzelfde

 

Artikel 5.5. in huidige verordening valt samen met nieuw artikel 1.5.; vervalt dus.