Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Brabant

Beleidsnota Wegenbeheer, Module A1, Uitvoeringsovereenkomsten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Brabant
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsnota Wegenbeheer, Module A1, Uitvoeringsovereenkomsten
CiteertitelBeleidsnota Wegenbeheer, Module A1, Uitvoeringsovereenkomsten
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpverkeer en vervoer, wegen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-200209-04-2020nieuwe regeling

19-12-2002

Provinciaal Blad, 2002, 209

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnota Wegenbeheer, Module A1, Uitvoeringsovereenkomsten

Gedeputeerde Staten stellen de Beleidsnota wegenbeheer - uitvoeringsovereenkomsten vast

§ 1 Inleiding

In deze module worden de uitgangspunten aangegeven waarmee de provincie het overleg met een andere instantie ingaat om tot evenwichtige, praktische en duidelijke afspraken over de aanleg, het onderhoud, de exploitatie en de toekomstige vernieuwing van werken te komen. Deze uitgangspunten vormen voor de provincie een leidraad, om in gelijksoortige gevallen ook gelijksoortige voorstellen te kunnen doen. Daarmee is de eenheid van beleid gediend en dus ook de billijkheid, omdat zo de verschillende contractpartners van de provincie vergelijkbare lasten dragen. Bij het bereiken van overeenstemming wordt rekening gehouden met de omstandigheden die voor elke situatie specifiek zijn. Over de toepassing van de uitgangspunten bij een regeling in concrete situaties is overleg mogelijk en bij de feitelijke toepassing zal de redelijkheid en de goede trouw de belangrijkste plaats innemen. Verder dient de taakverdeling praktisch te zijn.

§ 2 Algemene uitgangspunten bij toedeling van taken en kosten.

Bij het overleg dat aan de uitvoering van een werk voorafgaat, hanteert de provincie voor wat betreft de taak- en kostentoedeling de volgende uitgangspunten:

  • =

      Op plaatsen waar bestaande wegen van verschillende overheden op elkaar zijn aangesloten, is sprake van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van twee of meer overheden.

  • =

      Bij werken tot oplossing van bestaande probleemsituaties ter plaatse van kruisingen en splitsingen van wegen wordt een verdeelsleutel gekozen op basis van het aantal aansluitende wegvakken dat elke overheid in beheer heeft, ongeacht de verkeersintensiteit. Dit systeem van kostenverdeling wordt hier verder aangeduid als "wegvakkentheorie".

  • =

      Ingeval de uit te voeren werken het gevolg zijn van het handelen van één partij komen de aanlegkosten ten laste van de veroorzaker, verder in deze nota aangeduid als het "veroorzakerprincipe.

  • =

      De onderhouds- en exploitatiekosten van verkeersvoorzieningen (verkeersregelinstallatie, wegverlichting e.d.) ten behoeve van aansluitingen worden verdeeld conform de wegvakkentheorie.

  • =

      De provincie, als verantwoordelijke van alle zaken die zich op een provinciale weg bevinden, zal de binnen de beheersgrenzen van die weg te realiseren wegbouwkundige en verkeerstechnische werken zelf uitvoeren.

  • =

      In het geval dat géén overeenstemming kan worden verkregen omdat de betrokken andere wegbeheerder zijn medeverantwoordelijkheid ten principale niet erkent, zal de provincie de verdere voorbereiding van het betreffende project, zolang de onderhoudstoestand en/of de verkeersveiligheid het toelaten, opschorten. De betrokken andere wegbeheerder zal daarvan schriftelijk in kennis gesteld worden.

Op het moment dat uitstel door de provincie niet langer verantwoord wordt geacht, zal de provincie trachten het overleg met de betrokken wegbeheerder te heropenen. Blijft de andere partij op haar standpunt staan dan zal de provincie de werken, eventueel in aangepaste vorm, uitvoeren. De betrokken andere wegbeheerder zal door de provincie hiervan schriftelijk in kennis gesteld worden, met de mededeling dat de claim inzake de bijdrage van de betrokken derde gehandhaafd blijft. Wanneer de betrokken derde in een later stadium werken wil uitvoeren ter behartiging van een belang waarvoor hij verantwoordelijk is, kan op de oude claim van de provincie worden teruggegrepen.

Indien bij de uitvoering van werkzaamheden aan een provinciale weg verkeersvoorzieningen moeten worden aangebracht of aangepast ten behoeve van een zorginstelling die in het kader van het door de provincie gevoerde zorgbeleid wordt gesubsidieerd of kan worden gesubsidieerd, dan wordt die instelling niet belast met de financiële consequenties van de aan te brengen of aan te passen verkeersvoorzieningen. Onder verkeersvoorzieningen wordt in dit verband onder meer verstaan oversteekplaatsen, rijbaansplitsingen, in- en uitvoegstroken, wegverlichtingen en verkeersgeleiders.

§ 3 Taak- en kostenverdeling bij specifieke zaken.

§ 3.1 Aanleg en reconstructie.

Wat betreft zaken die van direct belang voor de verbindingsfunctie van de weg zijn, geldt dat de provincie deze werken binnen haar beheersgebied zelf uitvoert. Voorbeelden van zaken van direct belang zijn: verhardingen, markeringen, bebording, bermen, beplantingen, verlichting, bewegwijzering, verkeersregelinstallaties, bushalteplaatsen, voetgangersoversteekplaatsen. Voor wat betreft andere zaken kan worden overeengekomen dat de wederpartij voor uitvoering zorgdraagt.

Kostentoedeling.

  • a.

    Aanleg; hier geldt het veroorzakerprincipe. Het kan echter voorkomen dat als gevolg van de aanleg van een nieuw werk van de ene partij ook een kwalitatieve verbetering ontstaat aan een bestaand werk van de andere partij. In zo'n geval heeft die andere partij mede voordeel van het nieuwe werk. In dergelijke gevallen moet het verlenen van een bijdrage door die andere partij tot de mogelijkheden behoren.

  • b.

    Reconstructie/aanpassingen van bestaande kruispunten of aansluitingen. De reconstructie van een bestaande situatie kan nodig zijn:

    • -

      Omdat de situatie op een kruispunt zelf te wensen overlaat. De reconstructiekosten worden tussen de provincie en de beheerder van het aansluitende wegvak verdeeld volgens de wegvakkentheorie.

    • -

      De uit te voeren werken zijn het gevolg van het handelen van één beheerder van een weg op een aansluiting.

       

      De reconstructiekosten komen volledig ten laste van de veroorzakende beheerder: het veroorzakerprincipe Op grond van plaatselijke specifieke omstandigheden kan een nadere kostenverdeling tussen partijen worden overeengekomen.

  • c.

    In de gevallen, genoemd onder a en b, kan het voorkomen dat enige tijd na de uitvoering van het werk alsnog nadere voorzieningen nodig blijken, bijvoorbeeld verlichting of een verkeersregelinstallatie. Welke aanvullende voorzieningen nodig zijn, zal in overleg met de betrokken instantie door de provincie worden bepaald. Doet de noodzaak zich voor binnen vijf jaar na voltooiing van het werk en vindt de noodzaak zijn oorsprong in door de veroorzaker aangegeven (onjuiste) ontwerpuitgangspunten dan komen de kosten van aanleg alsnog ten laste van de partij die het oorspronkelijke werk heeft bekostigd. Na verloop van vijf jaar is sprake van een bestaande situatie.

§ 3.2 Beheer, onderhoud en exploitatie.

Wegvakken en gelijkvloerse kruisingen.

Buiten de bebouwde kom verricht de provincie, binnen haar beheersgebied, het beheer en onderhoud van alle zaken die direct van belang zijn voor het verkeer op de provinciale weg: verhardingen, markeringen, bebording, bermen, beplantingen, verlichting, bewegwijzering en verkeersregelinstallaties. De gemeenten worden belast met zaken welke niet direct van belang zijn voor het verkeer op de provinciale weg, zoals informatiekasten en abri's.

De kosten van verhardingen en bijbehorende zaken van aansluitingen van wegen van een andere overheid, voor zover gelegen binnen de overeen te komen provinciale beheersgrens, worden onderhouden door de provincie voor rekening van de beheerder van die aansluitende weg. In de beheersovereenkomst en de daarbij behorende tekening(en) worden hieromtrent gedetailleerde afspraken vastgelegd.

Binnen de bebouwde kom ligt dit anders. De verkeersfunctie van de provinciale weg komt daar veel directer in aanraking met gemeentelijke taken ten aanzien van de omgevingskwaliteit van (dorps-)kernen (leefbaarheid, sociale veiligheid e.d.). Deze laatste twee facetten hebben een grote invloed op het uitrustingskader van de provinciale weg. Voorzieningen als verlichting en beplanting zijn binnen de bebouwde kom in hoofdzaak aanwezig ten behoeve van genoemde gemeentelijke belangen. Uit praktische overwegingen beperkt de taak van de provincie zich hier tot het onderhoud van de verharding van de hoofdrijbaan en de eventuele fietspaden en verkeersregelinstallaties.

Wegverlichtingen.

Om te komen tot een evenwichtige toedeling van taken en kosten bij aanleg, onderhoud en exploitatie, is een specificatie nodig. Die is gebaseerd op de aanleiding tot plaatsing van de verlichting en de plaats waar de installatie moet worden aangebracht.

Voor wat betreft de reden tot plaatsing dient in hoofdzaak een onderscheid gemaakt te worden in verlichting ten behoeve van het verkeer (veiligheid en/of afwikkeling) én handhaving van de openbare orde (sociale veiligheid). Omdat verkeersveiligheid en/of -afwikkeling zowel tot het gemeentelijke als het provinciale takenpakket behoren, worden de kosten ter plaatse van aansluitingen van wegen verdeeld conform de wegvakkentheorie. Vanuit de optiek van de provincie is de handhaving van de openbare orde geen verantwoordelijkheid voor de wegbeheerder. Daarom komen de hieruit voortvloeiende kosten, dus ook die gepaard gaan met verlichting die uitsluitend dient voor de verbetering van de sociale veiligheid, in het algemeen niet ten laste van de provincie.

Indien wegverlichting zuiver ten behoeve van een plaatselijk belang geplaatst wordt (de zogenaamde oriëntatieverlichting) komen alle kosten ten laste van de partij op wiens verzoek de verlichting gerealiseerd wordt. Bij een combinatie van functies wordt gezocht naar een redelijke toedeling van taken en kosten. Het onderhoud en de exploitatie van verlichting op provinciale wegen buiten de bebouwde kom wordt uitgevoerd door de provincie. Binnen de bebouwde kom wordt het onderhoud en de exploitatie van verlichting op provinciale wegen veelal uitgevoerd door de gemeente aangezien de omvang en aard van de verlichting in hoofdzaak aanwezig c.q. afgestemd zijn op verbetering van de sociale veiligheid en de omgevingskwaliteit.

Bewegwijzering op of ten behoeve van kruispunten.

Conform de werkwijze van de ANWB geschiedt het onderhoud van de ANWBvoorzieningen op een kruising van een gemeentelijke en een provinciale weg, in overleg met en in opdracht van de provincie. De verlichting van de ANWB-voorzieningen wordt uitgevoerd door de partij die belast is met het onderhoud en de exploitatie van de wegverlichting ten behoeve van betreffende kruising. De verdeling van kosten vindt wederom plaats volgens de wegvakkentheorie.

Verkeersregelinstallaties.

Om het verkeer op de provinciale verbinding zo goed en veilig mogelijk af te wikkelen worden verkeersregelinstallaties alleen geplaatst indien dat vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en/of de capaciteit van de kruising ook werkelijk noodzakelijk is en er géén andere adequate oplossing mogelijk is. Het beheer, onderhoud en exploitatie van verkeersregelinstallatie met alle daarbij behorend apparatuur en voorzieningen wordt uitgevoerd door de provincie. Alle hiermede gepaard gaande kosten worden verdeeld conform de wegvakkentheorie.

Ongelijkvloerse kruisingen (viaducten).

Uitgangspunt is dat een kunstwerk bij van een ongelijkvloerse kruising als constructie berust bij de (weg)beheerder van de hoogste orde (in volgorde Rijk - provincie - gemeente). Tot de constructie behoren alle zaken die aanwezig zijn tengevolge van een kunstwerk en dus niet tot het normale profiel van de kruisende weg gerekend worden.

Tot de bij het kunstwerk behorende zaken worden gerekend:

  • -

    de fundering;

  • -

    de pijlers en landhoofden;

  • -

    de taludbekleding;

  • -

    de rij-ijzers;

  • -

    de stootplaten;

  • -

    de geleiderail- en/of leuningconstructies ter plaatse van het kunstwerk ten behoeve van het verkeer, inclusief de voortzettingen daarvan in de bermen.

Het constructief onderhoud van de verhardingen op of in het kunstwerk geschiedt door de beheerder van het kunstwerk, in overleg met en op kosten van de beheerder van de weg op of in het kunstwerk. De zorg voor het beheer van de rijbaan, het onderhoud van de wegverlichting, de gladheidbestrijding en ook het schoonhouden van het wegdek en de voorzieningen ten behoeve van de afwatering berusten bij de beheerder van de weg op of in het kunstwerk.

Objecten van uitsluitend plaatselijk belang.

(Zoals voetgangersoversteekplaatsen, voetpaden, trottoirs, parallelwegen etc.). Het onderhoud van deze objecten geschiedt volledig door en voor rekening van de gemeente die de voorzieningen heeft aangelegd.

Aansluiting rijkswegen.

In een groot aantal gevallen eindigt of begint een provinciale weg bij de aansluiting van een Rijksweg. In die gevallen loopt een provinciale weg in principe door tot en met de beide aansluitpunten van de respectievelijke op- en afritten van de rijksweg. In veel gevallen haakt een gemeentelijke weg aan ter plaatse van één van beide aansluitpunten. Bij deze situaties worden de beide aansluitpunten van de op- en afritten als afzonderlijke kruispunten beschouwd waarvoor een verschillende verdeling van toepassing is voor de eventuele reconstructiekosten en de kosten die gepaard gaan met de verlichting, verkeersregelinstallatie, et cetera. Ter plaatse van het aansluitpunt waar één op- en één afrit van de Rijksweg, de provinciale weg en een gemeentelijke rijbaan samen komen, nemen zowel de provincie als Rijkswaterstaat 40% van de kosten voor hun rekening en komt de overige 20% ten laste van de gemeente. De kosten die gepaard gaan met het andere aansluitpunt - waar de gemeente dus geen aansluitende weg(en) heeft - worden gelijk verdeeld tussen het Rijk en de provincie. (zie figuur onder)

[niet opgenomen]

Aldus besloten in de vergadering van 8 november 2005