Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo gemeente Bladel |
Citeertitel | Beleidsregels toepassing kruimelgevallen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Plangebied "Bladel Centrum" exb-2017-28697 |
Geen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.12
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-04-2015 | 16-04-2015 | Intrekking regeling | 17-03-2015 Kempenaer, 15-04-2015 | 15it.00792 | |
09-03-2013 | 16-04-2015 | Aanvulling art. 3.4 inhoud beleidsregels. | 19-02-2013 De Lantaarn, 09-03-2013 | 13it.00358 | |
13-10-2012 | 09-03-2013 | Art. 6, laatste alinea, toegevoegd | 02-10-2012 | 12it.02817 | |
14-03-2011 | 03-10-2012 | Nieuwe regeling | 01-03-2011 | 11it.00428 |
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft gevolgen voor de zogenaamde buitenplanse ontheffing van het bestemmingsplan die in artikel 3:23 van de Wet ruimtelijke ordening was beschreven. Dit artikel is inmiddels vervangen door artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo. In artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gelezen in combinatie met artikel 4 van bijlage II van het Bor wordt vermeld voor welke categorieën planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning kan worden verleend. Artikel 4 van bijlage II van het Bor vervangt het oude artikel 4.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In artikel 4 van bijlage II van het Bor staan diverse categorieën vermeld waarvoor afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Per categorie zijn maximum maten c.q. criteria genoemd die niet overschreden mogen worden. Het afwijken van het bestemmingsplan is echter een bevoegdheid en geen plicht. Dit insinueert reeds dat niet automatisch de maximale mogelijkheden hoeven te worden toegepast. Om de door de wetgever gegeven beleidsvrijheid verder in te vullen is het wenselijk dat beleidsregels worden opgesteld zodat duidelijk wordt in welke gevallen het college van burgemeester en wethouders wil afwijken van het bestemmingsplan middels artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo.
Het is van belang dat met gelijke gevallen ook gelijk omgegaan wordt. Met de beleidsregels kan dit worden gewaarborgd. Daarnaast is het voor burgers van belang dat zij van te voren weten hoe de gemeente Bladel met de gegeven bevoegdheid in concrete gevallen omgaat. Ook geeft het juridisch gezien een motiveringsvoordeel wanneer een beleidsregel wordt opgesteld. Dit is handig bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Tot slot is deze afwijking van het bestemmingsplan onderdeel van de reguliere procedure van de Wabo. Dit betekent dat het bevoegd gezag binnen acht weken moet reageren op een aanvraag. Doen zij dat niet dan ontstaat er een van rechtswege verleende vergunning. In een dergelijke procedure is het dus essentieel om snel te handelen. Voorliggende beleidsregels dragen daaraan bij.
De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt in artikel 4:81 Awb dat een gemeente beleidsregels kan opstellen. Het voordeel daarvan is dat conform artikel 4:82 Awb bij de motivering van een besluit volstaan kan worden naar het verwijzen naar de beleidsregels. Het is dus niet meer nodig om elke aanvraag afzonderlijk te motiveren. Indien er geen beleidsregels zijn dan zal elk besluit afzonderlijk wel gemotiveerd moeten worden. Dit conform afdeling 3.7 van de Awb.
Het opstellen van beleidsregels betekent dat het bestuur in beginsel gebonden is om ook conform de beleidsregels te handelen. Voor bijzondere gevallen biedt artikel 4:84 Awb echter een afwijkingsmogelijkheid. Het spreekt voor zich dat hier slechts incidenteel gebruik van mag worden gemaakt.
De vraag is of het opstellen van beleidsregels noodzakelijk is voor de gemeente Bladel. Van groot belang is dat bijna alle bestemmingsplannen in onze gemeente actueel zijn. De algemene regel is dat het niet wenselijk is om van actuele bestemmingsplannen, en het daarin opgenomen beleid, af te wijken.
Bij het onderzoek naar de noodzaak tot het opstellen van beleidsregels kan onderscheid gemaakt worden in het binnengebied en het buitengebied. Dit onderscheid wordt ook reeds gemaakt in artikel 2:12, eerste lid onder a 2 van de Wabo.
Het bestemmingsplan Buitengebied is door de gemeenteraad in 2010 vastgesteld en is van kracht voor het hele buitengebied van de gemeente Bladel. Dit bestemmingsplan bevat reeds veel regels inzake afwijking en bepalingen omtrent het gebruik die in de nodige flexibiliteit voorzien. In dat geval wordt niet toegekomen aan het afwegen van een omgevingsvergunning met gebruik van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo.
Het bestemmingsplan is doorzocht op algemene thema’s zoals beroep aan huis, mantelzorg, bed and breakfast, mini campings, stallen van caravans, verkoop streekproducten etc. De conclusie is dat al deze factoren in het bestemmingsplan Buitengebied zijn opgenomen. Dit is van belang nu juist deze thema’s vaak tot verzoeken om een omgevingsvergunning met gebruik van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo kunnen leiden. Daar waar geen ontheffing is opgenomen, zoals ten aanzien van beroep aan huis bij een agrarisch bedrijf is een stedenbouwkundige argumentering aanwezig waarom dit niet in het bestemmingsplan is opgenomen. In dit geval willen we ook niet afwijken van het bestemmingsplan zodat een omgevingsvergunning met gebruik van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo toch niet verleend zal worden.
Ook de systematiek van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde is adequaat geregeld in dit bestemmingsplan zodat ook hier geen beleid voor hoeft te worden opgesteld.
In het binnengebied zijn bijna alle plannen recent geactualiseerd. Voor die gebieden geldt in beginsel hetzelfde als voor het buitengebied.
Het plan ‘Bladel Centrum’ in Bladel dateert echter van 1997. Het idee is om dit plan binnen afzienbare termijn te actualiseren maar de wijzigingsprocedure neemt de nodige tijd in beslag en tot die tijd blijft het plan ‘Bladel Centrum’ van kracht. Voor dit gebied is het gezien de ouderdom van het plan nuttig om beleidsregels op te stellen. Voorgesteld wordt om dit te doen voor de bijbehorende bouwwerken, de bouwwerken geen gebouwen zijnde en het gebruik. Dit zijn namelijk de meest voorkomende zaken.
Omdat er een vaste systematiek is ten aanzien van bebouwings- en gebruiksvoorschriften in de reeds geactualiseerde bestemmingsplannen in de bebouwde kom, wordt voorgesteld om die systematiek als uitgangspunt te nemen voor zover het gaat om gebruik en bijbehorende bouwwerken. In vergelijking met het actualiseren van een bestemmingsplan is deze procedure sneller en eenvoudiger.
Ondanks de recente bestemmingsplannen komt het toch nogal eens voor dat er afgeweken wordt van bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de volgende thema’s die ook regelmatig in het bouwteam besproken worden:
Voorgesteld wordt om ook hier beleidsregels voor op te stellen die van toepassing zijn voor het gehele binnengebied van de gemeente.
Voor de andere categorieën die in artikel 4 van bijlage II van het Bor zijn genoemd bestaat geen aanleiding om beleid te maken. Deze zaken worden per geval bekeken.
De conclusie is dat voor de volgende punten beleidsregels worden opgenomen:
Voorafgaand aan de toetsing aan de beleidsregels vindt eerst de toetsing plaats aan het bestemmingsplan. Indien de aanvraag om een vergunning in het bestemmingsplan past of past in de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking dan zijn de beleidsregels niet relevant.
Indien een aanvraag niet in het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regels inzake afwijking past, dient te worden bezien of de activiteit qua maatvoering past binnen de op bijlage II genoemde maten. Indien dit het geval is dan kan aan de beleidsregels worden getoetst.
Het voorgaande is inherent aan de systematiek van artikel 2:12 Wabo. In het eerste lid is de mogelijkheid benoemd om regels inzake afwijking op te nemen in het bestemmingsplan. Het tweede lid bevat de verwijzing naar bijlage 2 van het Bor en indirect dus ook naar de beleidsregels. Indien ook dit geen oplossing kan bieden kan het derde lid worden ingezet wat toeziet op het voeren van een uitgebreide afwijkingsprocedure (voorheen projectbesluit).
De toetsing aan het bestemmingsplan gebeurt door het cluster omgevingsrecht van de afdeling VROM. Omdat het cluster ruimtelijke ontwikkeling de beleidsregels mede heeft geaccordeerd hoeven individuele bouwplannen, die voldoen aan deze beleidsregels, niet meer inhoudelijk in het bouwteam te worden besproken. Bij eventuele twijfel of de beleidsregels toepasbaar zijn dient het cluster ruimtelijke ontwikkeling te worden geraadpleegd. Het verlenen van de omgevingsvergunningen is grotendeels gemandateerd aan het afdelingshoofd VROM.
Het concept van de beleidsregels wordt ter goedkeuring gestuurd naar het college. Vervolgens worden de beleidsregels zes weken ter inzage gelegd. Daarna worden de beleidsregels definitief vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Daarbij wordt ook ingegaan op eventueel ingebrachte zienswijzen en hoe deze zienswijzen inhoudelijk zijn beoordeeld.
De beleidsregels zijn onder te verdelen in een algemeen gedeelte en een specifiek gedeelte.
In het algemene stuk wordt duidelijk dat indien sprake is van actuele bestemmingsplannen, en behoudens het specifieke gedeelte van de beleidsregels, in principe geen omgevingsvergunnig wordt verleend op grond van artikel 2:12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo. Bij actuele plannen is het zo dat de recentste visie op het ruimtelijk ordening is vastgelegd in dat plan. De noodzaak om af te wijken van actuele bestemmingsplannen is minder aanwezig dan bij recente bestemmingsplannen. Wel is een uitzondering gemaakt voor een evidente omissie in het bestemmingsplan.
Bij elke afwijking van het bestemmingsplan dient een belangenafweging plaats te vinden. Dit betekent dat bij elke aanvraag tot ontheffing in ieder geval aandacht moet worden besteed aan:
In het specifieke gedeelte wordt onderscheid gemaakt in:
Hoewel dit in de komplannen minder vaak voorkomt dan in het buitengebied is een regeling voor de verruimde herbouw van bestaande legale bebouwing ook in de komplannen gewenst. Op deze wijze wordt herbouw aantrekkelijker gemaakt en wordt hiermee sanering van bestaande oude bijgebouwen, waarvoor het overgangsrecht van toepassing is, gestimuleerd. Om deze reden is besloten om een analoge toepassing van de regeling die in het buitengebied geldt, ook in voorkomende aanvragen toe te passen voor de komplannen van de gemeente Bladel. Deze regeling voorziet in de herbouwregeling tot een oppervlakte van maximaal 200m2. De regeling bijgebouwen in de komplannen gaat tot max. 115m2. De regeling die voor het buitengebied geldt, gaat uit van een extra terugbouwregeling van maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing tot maximale oppervlakte van 200m2. Door deze verfijning op te nemen in de beleidsregel voor de toepassing van de kruimelgevallen, bestaat ook voor de komplannen de mogelijkheid om in voorkomende gevallen meer m2 aan bijgebouwen toe te laten. Van geval tot geval zal worden bezien of toepassing van deze beleidsregel met gebruikmaking van de wettelijke ontheffingsmogelijkheid toepasbaar is.
Een begrensd bouwperceel, waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
Bestemmingsplan dat korter dan 5 jaar is geleden vastgesteld door de gemeenteraad;
Elk gebouw dat geen woongebouw is;
Het gebied waar de verschillende bestemmingsplannen voor de kernen gelden, zoals dit wordt begrensd door het vigerende bestemmingsplan voor het Buitengebied;
Een op de plankaart of in de voorschriften van een bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd;
Een al dan niet aan de woning vastgebouwd bouwwerk, dat geen directe verbinding heeft met die woning;
Dat gebied waar bestemmingsplan ‘Buitengebied’ niet van kracht is;
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Goot- en/of boeihoogte van gebouwen
De hoogte in meters gemeten vanaf het peil tot aan de de bovenkant van de goot, het boeiboord, druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk;
De hoogte van het hoogste punt van het gebouw (met uitzondering van schoorstenen en liftopbouwen) verticaal gemeten tot aan het peil;
Voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,2 meter;
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerdert met 0,2 meter;
De gevel, die is gekeerd naar de weg, waarop de betrokken woning overwegend georiënteerd is, bij hoekwoningen kunnen dus twee voorgevels aanwezig zijn;
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen, niet zijnde een tijdelijke woning of recreatiewoning;
Een gebouw met daarin opgenomen twee of meerdere woningen;
Het bedrijfsmatige verlenen van diensten;
Een bedrijf waarin personen zich tegen vergoeding beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander;
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische-pornografische aard plaats vinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren worden verkocht of verhuurd.
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel de rand van het bouwwerk geprojecteerd op afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Voor de toepassing van de beleidsregels gelden de volgende algemene regels:
Indien sprake is van een actueel bestemmingsplan wordt geen toepassing gegeven aan een omgevingsvergunning met de afwijkingsmogelijkheid uit artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo, artikel 2.7, voor artikel 4 lid 1,2 en 4 van bijlage II van de Bor. Een actueel bestemmingsplan in dit kader betreft een bestemmingsplan dat niet ouder is dan vijf jaar. Van de genoemde vijfjarentermijn mag in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd van worden afgeweken, bijvoorbeeld indien er sprake is van een duidelijke omissie in het bestemmingsplan.
Artikel 4, eerste lid van bijlage II van het Bor
Burgemeester en wethouder kunnen omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van een bijbehorend bouwwerk, mits:
a.het bouwwerk binnen de bebouwde kom is gelegen;
b. het bouwwerk buiten de bebouwde kom is gelegen;
c. het aantal woningen gelijk blijft.
Uitgangspunten bij toepassing:
Het oprichten van een bijbehorend bouwwerk in het gebied aangeven op bijlage III is toegestaan, mits
Artikel 4, derde lid van bijlage II van het Bor
Burgemeester en wethouder kunnen omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bestemming s plan ten behoeve van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits:
a. de hoogte niet hoger is dan 10 meter, en;
b. de oppervlakte niet meer is dan 50 m² .
Uitgangspunten bij toepassing:
Oprichten van een terrein of erf- of terreinafscheiding bij een hoekwoning, mits:
Oprichten van een overkapping of carport bij een hoekwoning, mits:
Per geval bezien of deze omgevingsvergunning kan of moet worden verleend.
Artikel 4, negende lid van bijlage II van het Bor
Burgemeester en wethouder kunnen omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bestemming s plan ten behoeve van het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiv i teiten, mits:
Uitgangspunten bij toepassing:
Voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit in een bijgebouw bij een woning kan omgevingsvergunning worden verleend onder de voorwaarde dat:
Een wijziging van het gebruik van een pand ten behoeve van een prostitutiebedrijf, seksinrichting, escortbedrijf en/of sekswinkel is niet toegestaan.
Recreatiewoningen, stacaravans en recreatieterreinen
Een wijziging van het gebruik van een pand ten behoeve van recreatiewoningen, stacaravans en recreatieterreinen is niet toegestaan.
Bestemmingsplannen jonger dan 5 jaar
bij bestemmingsplannen jonger dan 5 jaar kan ook toepassing worden gegeven aan de afwijkingsprocedure uit artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo, als de aanvraag betrekking heeft op de wijziging van het gebruik van bouwwerken binnen de bebouwde kom, al dan niet met inpandige bouwactiviteiten, tot een maximum van 1500 m2.
Het college van burgemeester en wethouders blijft bevoegd om af te wijken van deze regeling, met name wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere
omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.
Bijlage II: Artikel 4 Bijlage II van het besluit omgevingsrecht
Voor verlenging van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;