Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Akkerdistelverordening Noord-Brabant 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingAkkerdistelverordening Noord-Brabant 2007
CiteertitelAkkerdistelverordening Noord-Brabant 2007
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpagrarische sector, natuur en landschap

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Provinciale Staten hebben besloten tot wijziging en nieuwe vaststelling van de verordening onder een nieuwe naam. Om die reden uitgegaan van een nieuwe verordening en wordt de verordening als ingetrokken beschouwd.

Provinciale Staten hebben voorts besloten dat de verordening overeenkomstiog artikel 139 van de Provinciewet in werking treedt met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking in het Provinciaal Blad.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Provinciewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-07-200718-06-2015nieuwe regeling

22-06-2007

Provinciaal Blad 2007, 78

Statenvoorstel 32/07

Tekst van de regeling

Provinciale Staten van Noord-Brabant,

Artikel 1

De gebruikers, eigenaren, erfpachters of vruchtgebruikers van gronden zijn verplicht eigen gronden, voor zover het betreft landbouwgronden of een strook van 100 m daaraan grenzend, te zuiveren van akkerdistels (Cirsium arvense), voordat zij tot bloei komen. Onder eigenaar, erfpachter of vruchtgebruiker wordt in deze verordening ook verstaan degene, die de eigenaar, erfpachter of vruchtgebruiker bij het beheer vertegenwoordigt.

Artikel 2

  • 1 Indien burgemeester en wethouders van de gemeente, in welke de gronden zijn gelegen, van oordeel zijn, dat de bij artikel 1 opgelegde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen, kunnen zij de gebruiker, eigenaar, erfpachter of vruchtgebruiker van die gronden een schriftelijke lastgeving zenden om zijn gronden van akkerdistels te zuiveren.

  • 2 Voor zover het betreft gemeentegronden, of in bijzondere gevallen kunnen ook Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in de gevallen beschreven in lid 1 aan de personen als omschreven in lid 1 in plaats van de gemeente een schriftelijke lastgeving laten uitgaan om gronden van akkerdistels te zuiveren.

Artikel 3

  • 1 Indien degene aan wie de last is gegeven, nalaat daaraan binnen de bij de lastgeving gestelde termijn gevolg te geven, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de hun in artikel 125 van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid, zijnde de toepassing van bestuursdwang of de oplegging van een last onder dwangsom. Hiervan kan slechts in bijzondere omstandigheden worden afgeweken. Burgemeester en wethouders maken daarbij gebruik van de naar hun oordeel voor de zuivering van akkerdistels in het bijzonder geëigende middelen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, gaan burgemeester en wethouders daartoe niet over dan nadat degene, aan wie de last is gegeven, schriftelijk is gewaarschuwd.

  • 2 Indien de lastgeving als bedoeld in artikel 2 door Gedeputeerde Staten is uitgedaan, is lid 1 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat zij daarbij gebruik maken van de hun in artikel 122 Provinciewet gegeven bevoegdheid.

Artikel 4

Met het opsporen en vaststellen van overtreding van deze verordening zijn belast de bij artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, danwel toezichthouders als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Awb, die door burgemeester en wethouders van de gemeente in welke de gronden zijn gelegen, danwel door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast.

Artikel 5

Deze verordening kan worden aangehaald als "Akkerdistelverordening Noord- Brabant 2007".

Ondertekening

's-Hertogenbosch, 22 juni 2007

Provinciale Staten voornoemd,

de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen

de griffier mw. drs. E.M.W.J. Wöltgens

 

Met de onderhavige vaststelling van de akkerdistelverordening wordt de voorgaande verordening, laatstelijk gewijzigd in 1986 op een aantal punten aangepast. Onderstaand zal artikelsgewijs een toelichting worden gegeven op de inhoud van de verordening.

Artikel 1

Artikel 1 bevat de algehele gebodsbepaling om gronden te zuiveren van akkerdistels alvorens deze tot bloei komen. Deze verplichting bestaat voor alle genoemde categorieën: gebruikers, eigenaren, erfpachters of vruchtgebruikers, danwel diegene die de laatste 3 categorieën bij het beheer vertegenwoordigt. Dit kunnen particulieren zijn, maar ook privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen. De gekozen formulering is er namelijk op gericht de bestrijdingsplicht zo breed mogelijk neer te leggen. In geval van overtreding ligt het voor de hand om op basis van de omstandigheden van het geval diegene aan te schrijven die de strijdigheid kan opheffen. Dat daarbij de primaire gebruiker van een perceel (erfpachter-gebruiker) de eerst aangewezen persoon is, lijkt logisch. Er zijn situaties denkbaar waarin het nodig en effectief kan zijn meerdere partijen aan te schrijven. Uiteindelijk kan altijd op de eigenaar worden teruggevallen. Steeds zullen de specifieke omstandigheden dit bepalen, waarbij ook het specifieke handhavingsbeleid van het bevoegd gezag nog van invloed kan zijn. De huidige formulering zorgt voor deze benodigde flexibiliteit.

De term "eigen grond" duidt erop dat de bestrijdingsplicht alleen geld voor gronden die de gebruiker, erfpachter of vruchtgebruiker zelf in gebruik heeft, of waarvan men zelf eigenaar is. De bestrijdingsplicht geldt daarmee voor landbouwgronden die men zelf in gebruik heeft of waarvan men zelf eigenaar is, respectievelijk voor een strook grond van 100 meter die grenst aan landbouwgronden, voorzover men deze strook zelf in gebruik heeft danwel hier eigenaar van is.

Artikel 2

Om te kunnen zorgen dat handhaving van de gebodsbepalingen effectief kan (blijven) plaatsvinden, is ervoor gekozen om zowel de gemeente als de provincie als toezichthoudende organen aan te wijzen.

Lid 1 wijst in eerste instantie de gemeente aan als toezichthoudend orgaan. Zij zijn daarmee het orgaan dat primair verantwoordelijk is voor handhaving van de verordening.

De provincie wordt pas in lid 2 aangeduid, met als kanttekening dat zij slechts in geval van gemeentegronden of in "bijzondere gevallen" als toezichthouder optreedt. Onder deze taak valt dus in ieder geval het toezicht op en handhaving van gemeentegronden. Verder zal de provincie slechts in uitzonderingssituaties optreden. Te denken valt bijvoorbeeld aan een grote plotselinge uitbraak of de aanpak van overtredingen in meerdere gemeenten tegelijk die tot één gebruiker of eigenaar zijn terug te leiden. De gemeente is echter eerst verantwoordelijke.

Artikel 3

Artikel 125 Gemeentewet, respectievelijk artikel 122 Provinciewet regelt de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang, waarna de Awb regelt hoe dit moet worden toegepast. De Awb bepaalt vervolgens ook dat het bestuursorgaan bevoegd tot toepassing bestuursdwang eveneens bevoegd is tot het opleggen van een last onder dwangsom (5:32 Awb). Door derhalve in de verordening artikel 125 Gemeentewet respectievelijk artikel 122 Provinciewet te noemen, wordt de basis gelegd voor zowel de toepassing van bestuursdwang, als het opleggen van een dwangsom.

Voor de betreffende termijnen is de Awb kaderstellend. Aan de hand van de omstandigheden van het geval en de betrokken belangen, zal steeds bepaald moeten worden hoe snel actie is vereist, in overeenstemming met het handhavingsbeleid van de toezichthouder en binnen het kader van de Awb.

Bij constatering van een overtreding volgt hierop in principe altijd bestuursrechtelijke handhaving, gerelateerd aan de omvang en betrokken belangen. In bijzondere omstandigheden moet het echter mogelijk zijn van deze plicht af te zien, bijvoorbeeld als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. In het kader van de rechtszekerheid, zal steeds goed gemotiveerd moeten worden aangetoond dat van een dergelijke bijzondere situatie sprake is.

Met deze formulering wordt eveneens voldaan aan bestaande jurisprudentie met betrekking tot het omgaan met de bevoegdheid van een bestuursorgaan om bestuursdwang toe te mogen passen: in de regel zal van die bevoegdheid gebruik moeten worden gemaakt, maar onder bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken.

Artikel 4

Handhaving van de verordening is alleen nog mogelijk op bestuursrechtelijke basis, strafvervolging is vervallen. Met de opsporing en het houden van toezicht, zijn daarom niet alleen buitengewone opsporingsambtenaren belast, maar eveneens door B&W, danwel door GS daarvoor aangewezen toezichthouders. Hierdoor wordt de kring van toezichthouders groter en is een effectievere handhaving mogelijk.

Artikel 5

Verwijzing naar de onderhavige verordening kan gebeuren onder de naam "akkerdistelverordening Noord-Brabant 2007".