Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hellevoetsluis

Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2011.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHellevoetsluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2011.
CiteertitelVerordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2011.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpregeling mbt ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201127-03-2019Onbekend.

14-10-2010

Groot Hellevoet, 24-11-2010

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2011

Nummer: 14-10-10/7

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

 

gehoord de commissie algemene zaken en middelen;

 

gelezen het voorstel van de voorzitter en de griffier van 9 augustus 2010, nummer: 14-10-10/7;

 

gelet op artikel 33, derde lid van de Gemeentewet;

 

vast te stellen de Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2011.

Paragraaf 1. Ambtelijke bijstand

Artikel 1. Verzoek om informatie

  • 1.

    Waar in deze verordening wordt gesproken over raadslid, dient ook gelezen te worden steunfractielid.

  • 2.

    Een raadslid wendt zich tot de griffier met een verzoek om:

    • a.

      feitelijke informatie van geringe omvang;

    • b.

      inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.

  • 3.

    De informatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a of b, wordt door de griffier, een medewerker van de griffie of op verzoek van de griffier door een ambtenaar gegeven.

  • 4.

    Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het tweede lid, onderdeel a of b, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris neemt het besluit.

  • 5.

    Een raadslid wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand.

  • 6.

    De bijstand, bedoeld in het vijfde lid wordt verleend door de griffier of een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend kan de griffier de secretaris verzoeken één of meer ambtenaren aan te wijzen die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

Artikel 2. Verlenen van ambtelijke bijstand

  • 1.

    Een ambtenaar verleent op verzoek van de griffier of de secretaris ambtelijke bijstand aan een raadslid tenzij:

    • a.

      het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

    • b.

      dit het belang van de gemeente kan schaden.

  • 2.

    De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

  • 3.

    Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

  • 4.

    De secretaris verstrekt de betreffende portefeuillehouder in het college desgewenst een afschrift van het verzoek, behalve indien het raadslid heeft aangegeven, dat het verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het advies geheim dient te worden gehouden.

  • 5.

    Indien (leden van) het college informatie wensen over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot het betrokken raadslid.

Artikel 3. Weigering verzoek ambtelijke bijstand

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek.

Artikel 4. Geschil over ambtelijke bijstand

  • 1.

    Indien een raadslid niet tevreden is over de door een ambtenaar verleende ambtelijke bijstand kan hiervan mededeling worden gedaan aan de griffier.

  • 2.

    De griffier overlegt ter zake met de secretaris. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester.

    De burgemeester voorziet zo spoedig mogelijk in de kwestie.

Artikel 5. Hoeveelheid ambtelijke bijstand

De secretaris houdt een register van de verleende ambtelijke bijstand als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, bij, waarin per verzoek om bijstand aan de reguliere ambtelijke organisatie wordt opgenomen:

  • a.

    welk raadslid om bijstand heeft verzocht;

  • b.

    over welk onderwerp om bijstand is verzocht;

  • c.

    welke ambtenaar de bijstand heeft verleend;

  • d.

    hoeveel tijd het verlenen van de bijstand heeft gekost;

  • e.

    de reden waarom een verzoek is geweigerd.

Paragraaf 2. Fractieondersteuning

Artikel 6. Recht op financiële vergoeding

  • 1.

    De fracties, zoals bedoeld in artikel 6 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie;

  • 2.

    Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 750,-- voor elke fractie. Daarnaast ontvangt elke fractie een bedrag van € 100,-- per raadszetel.

Artikel 7. Besteding financiële vergoeding

  • 1.

    De financiële bijdrage wordt door de fracties aangewend ten behoeve van de bureaufunctie van de fractie en voorts ter bekostiging van hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol.

  • 2.

    De bijdrage mag in ieder geval niet worden gebruikt ter bekostiging van:

    • a.

      uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

    • b.

      betalingen of uitkeringen, van welke aard ook, aan politieke partijen dan wel met politieke partijen verbonden instellingen, rechtspersonen of natuurlijke personen, anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten en/of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde en reële declaratie;

    • c.

      giften, leningen of beleggingen;

    • d.

      uitgaven welke dienen bestreden te worden uit de vergoedingen die de fractieleden ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden c.q. de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden toekomen;

    • e.

      uitgaven aan raads- en commissieleden of bedrijven van raads- en commissieleden voor werkzaamheden, welke zij als beleidsmedewerker of anderszins in opdracht van de fractie verrichten;

    • f.

      uitgaven ten behoeve van bedrijven of instellingen, waarover raads- en commissieleden middellijk of onmiddellijk zeggenschap hebben, ongeacht of de betreffende uitgaven zouden strekken als vergoeding van aan de fractie geleverde prestaties;

    • g.

      uitkeringen aan raads- en commissieleden ter compensatie van gederfde inkomsten, welke zij ten gevolge van hun tijdsbesteding aan het vervullen van het raads- en commissieschap of anderszins hebben geleden;

    • h.

      opleidingen voor raads- en commissieleden;

    • i.

      congressen, seminars, symposia of cursussen van fractieleden, anders dan die, welke door de fractie zelf ten behoeve van de gehele fractie of een belangrijk deel daarvan georganiseerd worden en die ten dienste staan van een functie als genoemd in lid 1 van dit artikel;

    • j.

      reis- en verblijfkosten, anders dan die, welke worden gemaakt in verband met door de fractie georganiseerde werkbezoeken;

    • k.

      (her)verkiezing van raadsleden, campagnekosten daaronder begrepen;

    • l.

      cadeaus of relatiegeschenken boven een bedrag van € 50,--. Cadeaus of relatiegeschenken tot € 50,-- zijn uitsluitend toegestaan, indien deze in relatie staan met diensten of werkzaamheden, welke de ontvanger belangeloos ten behoeve van de fractie heeft verricht en die ten dienste hebben gestaan van een functie als genoemd in lid 1 van dit artikel.

Artikel 8. Voorschot bijdrage fractieondersteuning

De bijdrage voor fractieondersteuning wordt vóór 31 januari van het betreffende kalenderjaar in de vorm van een voorschot op dat kalenderjaar verstrekt.

Artikel 9. Tijdstip verstrekken voorschot in verkiezingsjaar

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 8 wordt in een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden het voorschot vóór 31 januari verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden.

  • 2.

    In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

  • 3.

    De bijdrage, als genoemd in lid 2 van dit artikel, wordt aangepast aan de nieuwe verhoudingen in de raad.

Artikel 10. Gevolgen splitsen fractie

  • 1.

    Bij afsplitsing van een fractie wordt de op grond van artikel 6, tweede lid, vastgestelde bijdrage voor de oorspronkelijke fractie verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden.

  • 2.

    Bij afsplitsing van een fractie wordt het aan de oorspronkelijke fractie verstrekte voorschot verrekend overeenkomstig de verdeling die volgt uit het eerste lid.

Artikel 11 Verantwoording en controle

  • 1.

    Elke fractie legt, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning onder overlegging van een verslag volgens een vast formulier.

  • 2.

    Controle van het verslag vindt plaats door de commissie, belast met de controle van de jaarrekening. De commissie brengt advies uit aan de raad.

  • 3.

    De raad stelt na ontvangst van het advies van de commissie de rechtmatigheid van de uitgaven vast.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 12. Intrekking oude verordening

  • 1.

    De Verordening ambtelijke bijstand 2002 wordt ingetrokken met ingang van inwerkingtreding van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2011.

  • 2.

    De Verordening fractieondersteuning 2007 wordt met ingang van 1 januari 2011 ingetrokken.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 oktober 2010

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

H.J. van der Wel. .A. Kleijwegt.

Toelichting bij de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Algemeen

Toelichting bij de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning (artikel 33 Gemeentewet) Algemeen.

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning. De uitwerking van deze rechten moet bij verordening worden geregeld.

Dat de raad beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie zal, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang zijn. Voor specialistische hulp en voor specifieke informatie die alleen bij de reguliere ambtelijke organisatie beschikbaar is, zal een beroep op deze organisatie dan ook nodig blijven.

In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1.

De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden juist bemoeilijkt. Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid van bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Op niet-openbare documenten is het bepaalde in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet van toepassing.

De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces.

In de gehele verordening is er voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren gesproken wordt, worden ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie bedoeld die onder het gezag van het college vallen en dus niet onder de noemer “griffiemedewerkers”.

 

Artikel 2.

In het vierde lid wordt gewezen op het belang dat de betrokken portefeuillehouder heeft van het op de hoogte zijn van het feit dat bijstand is verleend door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende ambtenaren.

De secretaris verstrekt het college geen afschrift van het verzoek om ambtelijke bijstand indien het betreffende raadslid heeft aangeven dat een verzoek om ambtelijke bijstand en de inhoud van de verleende bijstand geheim moeten worden gehouden.

Het vijfde lid voorkomt dat de betreffende ambtenaar in een spagaat tussen raad en college terecht komt. Indien een raadslid om ambtelijke bijstand verzoekt, moet hij ervan uit kunnen gaan dat de ambtenaar bij het verrichten van die werkzaamheden onafhankelijk opereert van het college. Om te verzekeren dat een ambtenaar niet door collegeleden onder druk wordt gezet om toch inlichtingen te verschaffen over het verzoek van een raadslid is in het vijfde lid bepaald dat wethouders of de burgemeester zich voor informatie direct tot het betrokken raadslid wenden en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor de onafhankelijke behandeling van een verzoek om ambtelijke bijstand.

De ambtenaar die ambtelijke bijstand verleent blijft echter wel onderdeel van de reguliere ambtelijke organisatie. Het verlenen van ambtelijke bijstand hoort tot de normale uitoefening van zijn taak. Indien hij dit gedeelte van zijn taak niet goed uitoefent behoudt het college dus de mogelijkheid om de ambtenaar hierop aan te spreken.

 

Artikel 3.

Artikel 3 regelt dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg voert met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

 

Artikel 4.

Ook indien - naar de mening van het raadslid - op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak uiteindelijk worden voorgelegd aan de burgemeester gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijke bestuur.

Wel dient de griffier over de zaak eerst overleg te voeren met de secretaris.

 

Artikel 5.

Het door de secretaris bij te houden register maakt het mogelijk na te gaan hoe vaak er een beroep is gedaan op de ambtelijke organisatie.

 

Artikel 6.

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning is in de gemeentebegroting opgenomen en is dus door de raad vastgesteld. De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert dat elke fractie de kans krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat zij voor dergelijke kosten een hogere vergoeding krijgen.

 

Artikel 7.

Voor wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning worden de fracties grotendeels vrij gelaten. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden c.q de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning.

Opleidingen voor raads- en commissieleden dienen bekostigd te worden uit het daarvoor beschikbare individuele budget en dientengevolge ook niet uit de bijdrage voor fractieondersteuning.

 

Artikel 8.

De bijdrage wordt als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar wordt het voorschot in twee gedeelten gesplitst. Het is logisch dat het aangepast wordt aan de nieuwe verhoudingen in de raad.

 

Artikelen 9. en 10.

Het kan gebeuren dat de bijdrage aangepast moet worden aan veranderde verhoudingen in de raad. Dit artikel is zo geformuleerd dat het zowel kan dienen voor fracties die bij de verkiezingen blijken te verdwijnen dan wel na de verkiezingen opkomen, maar het kan ook dienen om de mutaties in aantal op te vangen van de zittende fracties.

Bij splitsing van een fractie zal het al eerder verstrekte voorschot direct verrekend moeten worden. Als dat niet zou gebeuren zou een deel van de oorspronkelijke fractie over een te groot voorschot beschikken en zou het andere deel van de oorspronkelijke fractie juist helemaal geen voorschot krijgen. Na het kalenderjaar zou dan alsnog verrekend moeten worden. Het is billijker de verrekening in deze gevallen direct te laten plaatsvinden.

 

Artikel 11.

De controle van het verslag kan door de commissie meegenomen worden met de controle op de jaarrekening. Uit het verslag van de commissie kan naar voren komen dat er een verrekening dient plaats te vinden. Indien niet verrekend kan worden, bijvoorbeeld omdat een fractie uit de raad verdwijnt, zal de raad het ten onrechte uitgekeerde voorschot kunnen terugvorderen.

Het spreekt vanzelf dat de raad sanctiemogelijkheden kan hanteren voor het geval een fractie niet handelt conform de verordening. Bijvoorbeeld wanneer uitgaven worden gedaan waar de financiële bijdrage niet voor bedoeld is of die niet kunnen worden onderbouwd, wanneer de verantwoording niet tijdig of volledig wordt ingediend, of wanneer teveel ontvangen voorschotten niet tijdig worden terugbetaald. De vermelding in de verordening van de mogelijkheid van terugvordering is stikt genomen overbodig omdat die mogelijkheid ook al bestaat op grond van artikel 4:57 van de Awb. Bestedingen in strijd met deze verordening kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, nog geen vijf jaren zijn verstreken.