Organisatie | Woensdrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bijstandsverordening |
Citeertitel | Bijstandsverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg & welzijn |
Geen
Algemene bijstandswet, art. 38
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1997 | 01-01-2012 | Onbekend | 29-05-1997
| Onbekend |
De raad van de gemeente Woensdrechtgelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 mei 1997, gelet op artikel 38 van de Algemene bijstandswet,
in te trekken de bij besluit van 31 oktober 1995 vastgestelde Bijstandsverordening en vast te stellen de volgende Verordening toeslagen op en verlagingen van de bijstandsnorm voor de categorieën van belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder
woonkosten: 1. indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs, als bedoeld in de Wet individuele huursubsidie (Stb. 1986, 265);2. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerendezaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaars-aandeel van de waterschapslasten;
netto minimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantie-bijslag, verhoogd met aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon tenminste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen en het werknemersaandeel ziekenfondspremie;
Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag
De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden.
De bijstandsnorm of de toeslag voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde wordt lager vastgesteld indien de deelname is beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding op grond waarvan aanspraak bestond op studiefinanciering dan wel indien de belanghebbende op de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de beëindiging plaatsvond jonger was dan 25 jaar en de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 19 uur per week in beslag werd genomen door het onderwijs of de beroepsopleiding als bedoeld in artikel 113, eerste lid onderdeel g van de wet.
Van een recente beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld in het eerste lid is sprake zolang nog geen periode van een half jaar is verstreken, gerekend vanaf het tijdstip van die beëindiging. Deze periode wordt met ten hoogste twee kalenderkwartalen verlengd voor de belanghebbende voor wie op grond van artikel 2, tweede lid, van de Jeugdwerk-garantiewet de werkloosheidsduur wordt verlengd.
De toeslag als bedoeld in artikel 33 van de wet wordt voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar, in afwijking van artikel 3, op nihil gesteld.
Indien voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en één of meer verlagingen op grond van de artikelen 4, 5, 6 en 7 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het netto minimumloon ten opzichte van de bijstandsnorm zoals die is vastgesteld in artikel 30 van de wet.