Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting voor de aanleg van een gasdistributienet in het buitengebied |
Citeertitel | baatbelasting gasdistributienet buitengebied |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet algemene regels herindeling, art. 32
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-1984 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 15-11-1983 Onbekend | Onbekend |
Terzake van gebouwde onroerende zaken, hetwelk is gebaat door de met medewerking van de gemeente aangelegde hoofdleidingen van het gasdistributienet in onrendabele gebieden, wordt onder de naam van baatbelasting overeenkomstig de navolgende bepalingen een belasting geheven, zulks als een billijke bijdrage in de ten laste van de gemeente komende kosten van genoemde voorzieningen.
Onder gebouwde onroerende zaken, bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een woning, bedrijfsruimte, stalling of kantoor dan wel een woning met bedrijfsruimte, stalling of kantoor, die op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte tekeningen in rode kleur zijn aangeduid en gelegen zijn langs de met blauwe kleur aangegeven wegen.
De heffingsgrondslag voor de belasting is het aantal gebouwde onroerende zaken als bedoeld in artikel 1, lid 2.
De baatbelasting wordt over een termijn van 30 jaar geheven, behoudens in het geval van de heffing ineens als bedoeld in artikel 6, lid 1.
Op een bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar voor 1 december van het belastingjaar in te dienen schriftelijk verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting met betrekking tot de nog niet aangevangen belastingjaren ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen, welke geheven zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar, waarin het verzoek werd gedaan – voor elk van de nog niet aangevangen belastingjaren.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,00, doch minder is dan € 2.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.