Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Drenthe

Verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Drenthe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Drenthe
Officiële naam regelingVerordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Drenthe
CiteertitelVerordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Drenthe
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 30-3-1999

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 1999, 9

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet,
  2. Wet milieubeheer,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-03-199901-01-2002nieuwe regeling

30-03-1999

Provinciaal blad, 1999, 9

5/6.11/9901264

Tekst van de regeling

Inhoud

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.   

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • storten van afvalstoffen: op of in de bodem brengen van afvalstoffen, al dan niet in verpakking, om deze stoffen daar te laten;

  • stortplaats: inrichting waar afvalstoffen worden gestort, dan wel het gedeelte van een inrichting, waar afvalstoffen worden gestort, indien in de inrichting niet uitsluitend afvalstoffen worden gestort;

  • gesloten stortplaats: stortplaats ten aanzien waarvan de in artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer (Wm), bedoelde verklaring is afgegeven;

  • bedrijfsgebonden stortplaats: stortplaats waar uitsluitend afvalstoffen worden gestort die afkomstig zijn van binnen de inrichting waartoe de stortplaats behoort;

  • doelvermogen: het voor de eeuwigdurende nazorg benodigde vermogen, dat op het moment van aanvang van de nazorg moet zijn opgebracht.

AARD VAN DE HEFFING

Artikel 2.   

Onder de naam "nazorgheffing" wordt bij wijze van een directe provinciale belasting een heffing geheven ter bestrijding van de kosten gemoeid met:

  • de in artikel 8.49 van de Wm bedoelde zorg voor de in de provincie Drenthe gelegen stortplaatsen;

  • de afdracht van gelden aan het fonds als bedoeld in artikel 15.48 van de Wm;

  • de door de provincie Drenthe uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar in de provincie Drenthe afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd en het onderzoek naar en systematische controle van de aanwezigheid, de aard en de omvang van eventuele verontreiniging aldaar;

  • de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 6:176 van het Burgerlijk Wetboek.   

BELASTINGPLICHT

Artikel 3.   

De nazorgheffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.

VRIJSTELLINGEN

Artikel 4.   

De nazorgheffing wordt niet geheven terzake van stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die worden gedreven of mede worden gedreven door de minister van verkeer en waterstaat

MAATSTAF/GRONDSLAG VAN DE HEFFING

Artikel 5.   

De nazorgheffing wordt geheven per stortplaats. De hoogte van de jaarlijkse heffing is afgeleid van het berekende doelvermogen per stortplaats.

TARIEVEN

Artikel 6.   

De nazorgheffing wordt geheven naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

BELASTINGTIJDVAK

Artikel 7.   

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

WIJZE VAN HEFFING

Artikel 8.

De nazorgheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

TIJDSTIP VAN BETALING

Artikel 9.   

De verschuldigde nazorgheffing moet worden betaald binnen vier weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

NADERE REGELS

Artikel 10.

Het college van gedeputeerde staten is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de nazorgheffing.

KWIJTSCHELDING

Artikel 11.

Bij de invordering van de heffing wordt geen kwijtschelding verleend.

INWERKINGTREDING, INGANG VAN HEFFING EN CITEERTITEL

Artikel 12.

  • Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van publicatie in het Provinciaal blad van Drenthe.

  • De datum van ingang van de heffing is 1 april 1999.

  • Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Drenthe.

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Drenthe

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in deze verordening voorkomende begrippen, is daarvan in dit artikel een omschrijving opgenomen. De tekst van de onderdelen a tot en met d komt grotendeels overeen met de tekst als opgenomen in artikel 8.47 van de Wm.

AARD VAN DE HEFFING

Artikel 2.

Uit dit artikel kunnen het karakter en het doel van de heffing worden afgeleid. De nazorgheffing is een directe provinciale belasting met een retributief karakter. De heffing is bedoeld om daarmee de kosten van nader aangeduide werkzaamheden te kunnen voldoen. De redactie is ontleend aan artikel 15.44 van de Wm.

In onderdeel a wordt verwezen naar artikel 8.49 van de Wm. Onderdeel b van dit artikel bepaalt dat onder de zorgplicht de volgende maatregelen vallen:

  • maatregelen strekkende tot het instandhouden en onderhouden, alsmede het herstellen, verbeteren of vervangen van voorzieningen ter bescherming van de bodem;

  • het regelmatig inspecteren van voorzieningen ter bescherming van de bodem;

  • het regelmatig onderzoeken van de bodem onder de stortplaats.

In de toelichting op de wet wordt aangegeven dat dit geen limitatieve opsomming is en dat hieronder ook andere maatregelen behoren die getroffen moeten worden wanneer schade ontstaat dan wel dreigt te ontstaan als gevolg van de stortplaats. Als mogelijke oorzaken worden genoemd het tekortschieten van voorzieningen, maar ook gebeurtenissen van buiten de stortplaats. Ook saneringsmaatregelen dienen hiertoe gerekend te worden, alsmede mogelijke claims op grond van artikel 6.176, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat een risicoaansprakelijkheid legt bij de stortplaatsexploitant voor eventuele schade als gevolg van het verspreiden van verontreinigingen naar buiten de stortplaats. Op grond van artikel 15.49 van de Wm dient na de sluiting van de stortplaats een eventuele succesvolle claim van een derde betaald te worden uit het fonds.

De kosten voortvloeiende uit de onderdelen b en d van dit artikel zijn vooralsnog niet meegenomen in de berekening van het doelvermogen en dus ook niet in de nazorgheffing.

BELASTINGPLICHT

Artikel 3.

Dit artikel geeft een aanduiding van degenen die in beginsel in de heffing worden betrokken. De tekst is overgenomen van artikel 15.45 van de Wm. Onder degene die de stortplaats drijft, wordt in deze verordening verstaan de vergunninghouder van de stortplaats.

VRIJSTELLINGEN

Artikel 4.

In deze bepaling wordt geregeld in welke gevallen een aanslag, ondanks het feit dat men belastingplichtig is, achterwege blijft. De vrijstelling is overgenomen van artikel 15.43 van de Wm.

MAATSTAF/GRONDSLAG VAN HEFFING

Artikel 5.

De maatstaf van heffing vormt de basis voor de berekening van de aanslagen. Hierin kunnen, in samenhang met het tarief, diverse beginselen tot uitdrukking worden gebracht, zoals bijvoorbeeld het beginsel "de vervuiler betaalt", "het draagkrachtbeginsel" en "het profijtbeginsel". Het toepassen van het "draagkrachtbeginsel" is niet toegestaan in verband met het feit dat het inkomensbeleid is voorbehouden aan de rijksoverheid. Degene die de stortplaats drijft, kan de opgelegde heffing doorberekenen in de storttarieven. Dit betekent dat uiteindelijk de aanbieder van afval, ofwel de vervuiler, betaalt. In de Drentse verordening is gekozen voor een objectgebonden heffing, omdat met deze keuze elke stortplaatsexploitant zijn eigen nazorgkosten betaalt. De hoogte van het voor de nazorg benodigde bedrag wordt bepaald door alle kosten, in verband met de uitvoering van de nazorg, om te rekenen naar het tijdstip waarop de sluitingsverklaring, als bedoeld in artikel 8.47, derde lid, van de Wm door het bevoegd gezag wordt afgegeven. Bij die omrekening wordt rekening gehouden met apparaatskosten, inflatie en renteontwikkelingen. In de nazorgheffing is ook een afzonderlijke opslag opgenomen voor de financiering van de kosten van de door de provincie uit te voeren monitoring van stortplaatsen in Drenthe waar afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten voor 1 september 1996 is beëindigd.

In interprovinciaal verband is afgesproken hiervoor gedurende de jaren 1999 tot en met 2002 een opslag te heffen van ¿ 2,-- per ton gestort afval.

Met betrekking tot de nazorgheffing is het nog van belang om op te merken dat in artikel 15.45, tweede lid, van de Wm expliciet is aangegeven dat, indien blijkt dat de opbrengst van de heffing hoger of lager is dan het bedrag dat nodig is om de kosten te bestrijden die naar verwachting met de nazorg van de stortplaats gemoeid zullen zijn, het bedrag van de heffing opnieuw kan worden vastgesteld. Redenen voor bijstelling van het doelvermogen c.q. het tarief kunnen zijn: gewijzigde inzichten in technische mogelijkheden voor wat betreft de nazorg, gewijzigde inzichten ten aanzien van de exploitatieduur van de stortplaats of fundamentele afwijkingen in de financiële parameters (inflatie- en rendementspercentages) dan waarmee gerekend is.

TARIEF

Artikel 6.

Voor wat betreft de te hanteren tarieven is, om pragmatische redenen, ervoor gekozen om te werken met een separaat door provinciale staten vast te stellen tarieventabel. Aangezien de belastingplichtige uit de verordening onder meer de omvang van de verschuldigde heffing moet kunnen afleiden, maakt de tarieventabel onlosmakelijk deel uit van de verordening.

In de tarieventabel worden per locatie het doelvermogen, het vermoedelijke jaar van einde exploitatie van de stortplaats, de jaarlijkse aanslag, de opslag voor monitoring van voormalige stortplaatsen en het aanvangsjaar van nazorg vermeld.

BELASTINGTIJDVAK

Artikel 7.

Gekozen is voor een belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Uiteraard is het ook mogelijk een ander belastingtijdvak te kiezen. Hierbij moet worden bedacht dat het systeem van de wet meebrengt dat per belastingtijdvak slechts 1 definitieve aanslag kan worden opgelegd.

WIJZE VAN HEFFING

Artikel 8.

In deze verordening is gekozen voor heffing bij wege van aanslag. Bij deze heffingswijze is het aangiftebiljet een hulpmiddel bij het vaststellen van de aanslag. Een aanslag kan ook zonder aangifte, bijvoorbeeld na een controle, ambtshalve worden vastgesteld. Het initiatief tot het vaststellen van de belastingschuld ligt bij de provincie. Indien enig (nieuw) feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan de te weinig geheven belasting worden nagevorderd. Onder een nieuw feit wordt verstaan een feit dat de belastingheffer op het tijdstip van vaststelling van de aanslag niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn. Navordering is mogelijk indien de belastingplichtige terzake van dit feit te kwader trouw is. De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt door verloop van 5 jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.

TIJDSTIP VAN BETALING

Artikel 9.

Ten aanzien van de betalingstermijnen van de bij wege van aanslag geheven belastingen heeft de provincie een ruime bevoegdheid. Met het oog op de groep van belastingplichtigen is in deze verordening gekozen voor betaling in 1 termijn.

NADERE REGELS

Artikel 10.

Met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is een aantal regelgevende bevoegdheden overgegaan van provinciale staten naar het college van gedeputeerde staten. Het gaat hierbij onder meer over de aangifte, het opleggen van een voorlopige aanslag en de rente. Beleidsregels hieromtrent dienen vastgelegd te worden in een besluit van het college van gedeputeerde staten.

KWIJTSCHELDING

Artikel 11.

Op grond van artikel 232e van de Provinciewet volgen provincies het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid. Dit is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Artikel 232e van de Provinciewet biedt echter de mogelijkheid om van de ministeriële regeling af te wijken. Het hierover door provinciale staten te nemen besluit is vormvrij.

INWERKINGTREDING, INGANG VAN HEFFING EN CITEERTITEL

Artikel 12.

Ingevolge het bepaalde in artikel 136 van de Provinciewet moeten de besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingverordeningen bekend worden gemaakt in het Provinciaal blad. Het niet voldoen aan deze bekendmakingsplicht leidt tot onverbindendheid van de verordening. Bekendmaking geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit in het Provinciaal blad, of in een andere door de provincie algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave. De Hoge Raad heeft daarnaast in december 1997 in een drietal arresten aangegeven dat tevens externe bekendheid moet worden gegeven aan het besluit.

Op grond van artikel 139 van de Provinciewet treedt het bekendgemaakte besluit in werking met ingang van de achtste dag na de dag van de bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangegeven. De dag van bekendmaking is de dag waarop de uitgave feitelijk beschikbaar is. De datum van inwerkingtreding van een belastingverordening mag niet liggen vóór de vaststelling en bekendmaking daarvan.

De datum van inwerkingtreding moet worden onderscheiden van de datum van ingang van de heffing. Het feit dat de belastingverordening pas in werking treedt na bekendmaking, betekent dat de provincie voor dat tijdstip geen aanslagen kan opleggen. De aanslagen kunnen echter wel betrekking hebben op de periode vanaf de datum van ingang van de heffing. De datum van ingang van de heffing kan evenwel niet liggen voor de datum van vaststelling van de verordening. Dit houdt verband met het beginsel dat belastingmaatregelen voor de toekomst dienen te gelden.

In het derde lid is een aanduiding, ofwel citeertitel, van de verordening opgenomen.

Tarieventabel behorende bij de Verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Drenthe 1999

Meisner Ubbena

2014

2025

17.509.496

433.000

¿ 2,--/ton

VAM Wijster

2016

2037

340.227.923

4.340.000

¿ 2,--/ton

Toelichting bij de tarieventabel

  • Kolom 1

    In de eerste kolom wordt aangegeven de stortplaatslocatie waarvoor de heffing wordt opgelegd.

  • Kolom 2

    In de tweede kolom wordt aangegeven het vermoedelijke jaar van einde exploitatie stortplaats.

  • Kolom 3   

    In de derde kolom staat het vermoedelijke jaar van aanvang van de nazorg voor de provincie.

    Op grond van de eindinspectie zal de stortplaats door gedeputeerde staten gesloten worden verklaard.

    Met het afgeven van de sluitingsverklaring neemt de provincie de stortplaats in nazorg over van de exploitant.

  • Kolom 4  

    De vierde kolom geeft het doelvermogen weer dat aanwezig moet zijn bij het begin van de nazorgperiode opdat de provincie aan haar verplichtingen voor de eeuwigdurende nazorg kan voldoen.

  • Kolom 5  

    In de vijfde kolom wordt de hoogte van de jaarlijkse aanslag aangegeven, met dien verstande dat de opslag voor monitoring als verwoord in kolom 6 hierbij moet worden opgeteld. De jaarlijkse aanslag wordt geheven tot en met het in kolom 2 van deze tarieventabel genoemde vermoedelijk jaar van einde exploitatie van de stortplaats.

  • Kolom 6   

    In de zesde kolom is de opslag voor de monitoring van voormalige stortplaatsen opgenomen. Volgens de huidige interprovinciale afspraken wordt deze opslag geheven tot en met 2002.