Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Drenthe

Besluit en machtiging provinciale staten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Drenthe
Officiële naam regelingBesluit en machtiging provinciale staten
CiteertitelBesluit mandaat en machtiging provinciale staten
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet,
  2. Algemene wet bestuursrecht,
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-200523-12-2011wijz. art. 2, 3, 5 en 6

 

Provinciaal blad, 2005, 82

2005009924
25-04-200324-12-2005nieuwe regeling

 

Provinciaal blad, 2003, 49

2003003373

Tekst van de regeling

Inhoud

Artikel 1, Begripsbepalingen

In het kader van dit besluit wordt verstaan onder:

-     Presidium: het Presidium als bedoeld in het Reglement van orde;

-     griffier: de griffier als bedoeld in artikel 104 van de Provinciewet;

-     commissiegriffier: de commissiegriffier als bedoeld in de Verordening provinciale Statengriffie Drenthe.

Artikel 2

Het Presidium is bevoegd namens provinciale staten:

a.   beslissingen te nemen met betrekking tot de ontwikkeling, de beoordeling en de beloning van de griffier;

b.   beslissingen te nemen met betrekking tot de aanstelling, de overplaatsing, de schorsing en het ontslag van de commissiegriffier;

c.   verlof te verlenen aan de griffier.

Artikel 3

De griffier is bevoegd namens provinciale staten:

a.   beslissingen te nemen met betrekking tot de ontwikkeling, de beoordeling en de beloning van de medewerkers van de griffie;

b.   medewerkers van de griffie, behoudens de commissiegriffier, aan te stellen, over te plaatsen, te schorsen en te ontslaan;

c.   disciplinaire maatregelen (met uitzondering van ontslag) te treffen ten aanzien van medewerkers van de griffie, behoudens ten aanzien van de commissiegriffier;

d    verlof te verlenen aan de medewerkers van de griffie.

Artikel 4

De bevoegdheid om op grond van de artikelen 2 en 3 beslissingen te nemen, impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens provinciale staten.

Artikel 5

Een voorgenomen beslissing wordt in ieder geval voorgelegd aan de mandaatgever indien:

a.   de beslissing overschrijding van gevoteerde kredieten tot gevolg heeft;

b.   de mandataris/ge(vol)machtigde dit wenselijk of noodzakelijk acht, zoals bij politiek gevoelige onderwerpen.

Artikel 6

Het Presidium en de griffier brengen de beslissingen, waarvan zij moeten aannemen dat kennisneming door provinciale staten van belang is, en de beslissingen genomen krachtens de artikelen 2, sub b, en 3, sub b, onverwijld ter kennis van provinciale staten.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking de dag na publicatie ervan in het Provinciaal blad.

TOELICHTING BIJ HET BESLUIT MANDAAT EN MACHTIGING PROVINCIALE STATEN

In de wijziging van de Provinciewet van 12 maart 2003 wordt geregeld dat provinciale staten bevoegd zijn ten aanzien van alle rechtspositionele handelingen met betrekking tot de Statengriffie (artikel 104 van de Provinciewet). In artikel 12 van de Verordening provinciale Statengriffie Drenthe wordt een aantal (uitvoerings)be-voegdheden met betrekking tot de rechtspositie van de Statengriffie aan gedeputeerde staten gedelegeerd.

In het Besluit mandaat, volmacht en machtiging gedeputeerde staten 2004 mandateren gedeputeerde staten een groot aantal rechtspositionele beslissingsbevoegdheden in de uitvoerende sfeer verder door aan de directeur-secretaris. Deze bevoegdheden staan limitatief opgesomd in een bijlage bij dat mandaatbesluit (Mandaatlijst personele aangelegenheden).

De besluiten met betrekking tot de aanstelling, de overplaatsing, de schorsing of het ontslag en die met betrekking tot de ontwikkeling, de beoordeling, de beloning, het nemen van disciplinaire maatregelen en het verlenen van verlof blijven in genoemde verordening (artikel 12, onderdelen a tot en met d) expliciet voorbehouden aan provinciale staten.

Daarmee blijven dus ook alle uitvoeringsbeslissingen die samenhangen met deze besluiten en die ook voorkomen in de Mandaatlijst personele aangelegenheden van de directeur-secretaris toch voorbehouden aan provinciale staten (of hun mandatarissen). Ditzelfde geldt voor uitvoeringsbeslissingen uit genoemde Mandaatlijst waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze niet bij de directeur-secretaris, maar bij de statengriffier behoren te liggen, zoals het vastleggen van individuele werktijdregelingen, ontzegging van de toegang tot het werk, en dergelijke.

In de praktijk is het weinig efficiënt om een aantal van deze bevoegdheden ook daadwerkelijk door provinciale staten zelf te laten uitoefenen. Derhalve worden aan het Presidium (voor zover het de statengriffier en de commissiegriffier betreft) en aan de statengriffier (voor zover het de overige medewerkers van de Statengriffie betreft) bevoegdheden gemandateerd. Om welke bevoegdheden het gaat, staat limitatief in de artikelen 2 en 3 aangegeven. Dat impliceert derhalve ook dat alle uitvoeringsbeslissingen, samenhangende met deze bevoegdheden voorbehouden zijn aan het Presidium respectievelijk de statengriffier (in mandaat van provinciale staten).

Besluiten met betrekking tot aanstelling, overplaatsing, schorsing of ontslag, dan wel disciplinaire maatregelen jegens de statengriffier blijven altijd aan provinciale staten voorbehouden. Dat geldt ook voor disciplinaire maatregelen jegens de commissiegriffier. Het Presidium heeft daarbij wel een voorbereidende rol en kan voordrachten ter zake doen aan provinciale staten.

Met betrekking tot dergelijke maatregelen (behoudens disciplinaire maatregelen) ten aanzien van de commissiegriffier, waarvoor het Presidium gemandateerd is, kan de statengriffier voorstellen aan het Presidium voorleggen.

In het geval er budgetten zullen worden overschreden bij de uitoefening van dit mandaat, of indien daarbij sprake is van bijvoorbeeld politieke gevoeligheden, dan zijn de gemandateerden gehouden om provinciale staten tevoren te raadplegen. Dit wordt geregeld in artikel 5.

Uiteraard zijn het Presidium en de statengriffier gehouden alle informatie die relevant is voor de staten met betrekking tot de uitoefening van dit mandaat tijdig aan de staten te verstrekken. Artikel 5 regelt over welke beslissingen de staten onverwijld dienen te worden ingelicht.