Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Leerlingenvervoer Gemeente Zaanstad 2009 |
Citeertitel | Beleidsregels Leerlingenvervoer Gemeente Zaanstad 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | onderwijs |
Wijziging van beleidsregels leerlingenvervoer van 2004. Deze worden ingetrokken per 23 augustus 2010. Een nieuwe beleidsregel 1 en beleidsregel 6 zijn ingevoegd onder vernummering van bestaande beleidsregels.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-09-2014 | 01-05-2017 | Invoeging van een nieuwe beleidsregel nummer 1 onder vernummering van de overige beleidsregels | 04-09-2014 Gemeenteblad 2014, 50961 | Z/2010/87323 | |
23-08-2010 | 15-09-2014 | Invoeging van een nieuwe beleidsregel nummer 1 onder vernummering van de overige beleidsregels | 30-03-2010 Gemeenteblad 2010, 51 | Z/2010/87323 | |
25-03-2009 | 23-08-2010 | Onbekend | 17-02-2009 Gemeenteblad 29 | Z/2009/8808 |
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Zaanstad
Gelezen het voorstel nr. 2009/8808 van het college;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, en gelet op het gestelde in de - Verordening leerlingenvervoer Gemeente Zaanstad 2009;
Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ten aanzien van de bekostiging van vervoersvoorzieningen voor leerlingen;
Overwegende dat deze beleidsregels zijn opgesteld om aanvragen voor leerlingenvervoer op een eenduidige manier te kunnen beoordelen.
Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 11, 12, 16, 17, 22, 23, 25 en 27 van de Verordening Leerlingenvervoer Zaanstad 2009. Er worden met betrekking tot deze artikelen 14 beleidsregels geformuleerd.
Onderstaand worden de (onderdelen van) artikelen van de Verordening Leerlingenvervoer Zaanstad 2009 weergegeven met daaronder de beleidsregel/beleidsregels die daarop betrekking heeft/hebben.
e. woning de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft;
Indien de leerling een buitenschoolse opvangvoorziening of gastouder bezoekt en hierdoor structureel op ander adres verblijft dan op net woonadres, mag dit afwijkende adres onder voorwaarden als woonadres worden aangemerkt. Deze voorwaarden betreffen:
Dit afwijkende adres dient in de gemeente Zaanstad te zijn. De Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Zaanstad 2009 is, indien aan deze voorwaarden is voldaan, van toepassing op dit afwijkende adres. Indien na beoordeling blijkt dat vervoer tussen dit afwijkende adres en de school voor de Gemeente Zaanstad meerkosten met zich meebrengt, zal dit bij de ouders van de leerling in rekening worden gebracht.
Artikel 1. Begripsomschrijving
de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg; |
Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de routeplanner op www.ANWB.nl, Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie ‘kortste route’, waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis als kilometerafstand wordt vastgesteld. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor bekostiging van leerlingenvervoer.
Artikel 1. Begripsomschrijving
De Kernschool, school voor anderstalige kinderen die recent in Nederland zijn komen wonen en de Nederlandse taal niet beheersen, wordt voor de betreffende doelgroep aangemerkt als dichtstbijzijnde toegankelijke school. Dit ondanks het feit dat de Kernschool een reguliere school voor basisonderwijs is. Voor leerlingen die zijn toegelaten op de Kernschool wordt deze school als dichtstbijzijnde toegankelijke school beschouwd.
Artikel 2 Bekostiging van de door het college noodzakelijk te achten
Indien de leerling verblijft in een andere gemeente gedurende een kortere periode dan 6 weken en zijn eigen school blijft bezoeken, dan zal de Gemeente Zaanstad het leerlingenvervoer voor de duur van maximaal 6 weken blijven bekostigen op basis van de eigen verordening. Indien het verblijf een langere periode in beslag neemt, wordt geen vergoeding meer verstrekt vanuit de Gemeente Zaanstad. Eventueel dient er een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer te worden gedaan bij de gemeente waar het kind gedurende die periode verblijft.
Artikel 3 Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
Het uitgangspunt van de verordening leerlingenvervoer is, dat slechts het vervoer van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school wordt bekostigd.
Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor het vervoer van leerlingen die vanuit hun woning, welke in de gemeente Zaanstad staat, vanaf de dichtstbijzijnde toegankelijke school, omwille van een medische of sociale indicatie, een dagcentrum (bijvoorbeeld een Boddaert Centrum) in Zaanstad bezoeken. Dit betekent dat zowel het vervoer van de woning naar school als het vervoer van school naar het dagcentrum wordt bekostigd, indien wordt voldaan aan het afstandscriterium zoals deze staat beschreven in de verordening. Het vervoer van het dagcentrum naar huis valt niet onder het leerlingenvervoer.
Indien na beoordeling blijkt dat vervoer tussen een afwijkend adres -zoals beschreven in beleidesregel 1 en de leerling dichtsbijzijnde toegankelijke school voor de gemeente Zaanstad meerkosten met zich meebrengt, zal dit bij de ouders van de leerling in rekening worden gebracht en binnen de in de beschikking vermeldde termijnen dienen te worden voldaan. De meerkosten worden door de gemeente berekend op grond van het verschil tussen de kosten van een vervoersvoorziening tussen het woonadres en de vanaf dat adres voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijike school en de kosten van een vervoersvoorziening tussen het afwijkende adres en de vanaf dat adres voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school.
De gemeente brengt voor ingang van het vervoer de meerkosten in beeld en overlegt deze met de ouders, waarbij de ouders de mogelijkheid wordt geboden om op grond van de meerkosten af te zien van de aanvraag naar het afwijkende adres. De meerkosten van het vervoer worden bij aanvang van ieder nieuw schooljaar- of per deel van het schooljaar indien het vervoer gedurende een schooljaar start- opnieuw vastgesteld. Deze berekening is voor de duur van het gehele schooljaar van toepassing.
Artikel 4 Uitbetaling van de bekostiging
Voor de volgende leerlingen kan een meerjarige beschikking worden afgegeven:
In de beoordeling of voor het vervoer van de leerling een meerjarige beschikking kan worden afgegeven kan advies worden ingewonnen bij derden (zoals de GGD, betrokken specialist, onafhankelijk medisch deskundige, overige relevante organen).
Wijzigingen ten aanzien van de omstandigheden waarop de beschikking is gebaseerd, als gevolg waarvan de inhoud van de beschikking zou kunnen veranderen, dienen onverwijld aan het college te worden doorgegeven.
Leerlingen die geplaatst zijn op de Kernschool kunnen een beschikking krijgen voor de duur van de plaatsing (over het algemeen een kalenderjaar). Deze beschikking kan betrekking hebben op verschillende vervoersvoorzieningen, gedurende de periode waarop de beschikking betrekking heeft.
Om te kunnen bepalen of het drempelbedrag als bedoeld in artikel 25 van de Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Zaanstad 2009 moet worden geheven, is het noodzakelijk dat door de aanvrager bij de aanvraag inkomensgegevens worden overlegd. Indien deze gegevens ontbreken of anderszins niet (volledig) kunnen worden beoordeeld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn alsnog deze gegevens aan te leveren. Indien na afloop van deze termijn de gegevens nog niet ontvangen zijn, of dermate van aard zijn dat deze niet op een juiste wijze inhoudelijk kunnen worden beoordeeld, gaat het college er van uit dat het inkomen van de aanvrager van dien aard is dat het drempelbedrag door het college kan worden geheven. De eigen bijdrage zal dan worden verrekend of worden gefactureerd.
Omdat tussen datum van de aanvraag voor het vervoer en de afhandeling van de aanvraag door de gemeente wijzigingen kunnen optreden in de vervoersmogelijkheden en/of afstand vindt de beoordeling van de definitief toe te kennen vergoeding voor het vervoer plaats op het moment van de afhandeling van de aanvraag.
Ten aanzien van aangepast vervoer geldt dat, rekening houdend met de benodigde beoordelingstermijn, de ingangsdatum van de gevraagde bekostiging gelijk is aan de datum waarop het aangepaste vervoer daadwerkelijk start. De beoordeling van de aanvraag neemt maximaal 10 weken in beslag en kan eventueel met 4 weken worden verdaagd (zie art. 5 lid 4 en lid 5 van de verordening). Indien op basis van de beoordeling aangepast vervoer wordt toegekend, wordt de vervoerder hier direct van op de hoogte gesteld. De vervoerder is verplicht om binnen 5 werkdagen de nieuwe aanvraag in een route op te nemen en de leerling te vervoeren. Voor andere vormen van leerlingenvervoer (openbaar vervoer, eigen vervoer of fietsvervoer) kan de bekostiging met terugwerkende kracht worden uitgekeerd, met dien verstande dat de datum waarop de bekostiging wordt verstrekt niet ligt voor de datum van ontvangst van de aanvraag door het college.
Voor leerlingen van de Kernschool geldt in de regel dat tussen de aanmelding van de leerling op de school en de daadwerkelijke plaatsing vaak een zeer korte tijd (enkele dagen) zit. Leerlingen van de Kernschool kunnen deze school voor ten hoogste 1 kalenderjaar bezoeken. Aan de beoordeling van deze aanvragen wordt daarom voorrang verleend om de plaatsing zo spoedig mogelijk in te kunnen laten gaan.
Artikel 11 Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider
Artikel 14 Algemene bepalingen
Beleidsregel 13 (abuisievelijk in het gemeenteblad 2014 - 50961 genoemd als beleidsregel 11).
Onder voorwaarden kunnen leerlingen van een school voor speciaal (voortgezet) onderwijs een deel van het onderwijs (ten minste 180 minuten per week) op een school voor regulier voortgezet of primair onderwijs volgen (WEC artikel 24 en artikelen 11 en 12 Onderwijskundig besluit WEC). Voor deze in de wet genoemde symbioseafspraken is een overeenkomst verplicht tussen de betrokken school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de reguliere school.
In verband met een symbioseafspraak kan het schooladres van de leerling aan begin en/of einde van een schooldag op een of meerdere dagen per week wijzigen.
Bij een aanvraag voor vervoer naar verschillende scholen in verband met symbioseafspraken dient de aanvrager te voldoen aan de in de wet gestelde criteria en de overeenkomst (Onderwijskundig Besluit WEC artikel 12 lid 2) tussen school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de reguliere school te overleggen.
De overeenkomst bevat in ieder geval het adres van de onderwijslocatie waar de symbiose-uren worden gevolgd en de periode waarop de symbioseafspraken betrekking hebben.
Op de toekenning zijn de regels uit verordening leerlingenvervoer van de gemeente Zaanstad onverminderd van toepassing.
De kosten die kunnen worden vergoedt betreffen enkel het vervoer aan het begin en/of het eind van de schooldag. Vervoer van de leerling tussen de school van (voortgezet) speciaal onderwijs en de school voor regulier onderwijs waar de symbiose-uren worden gevolgd, komen niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking.
In de Zaanstreek wordt met ingang van schooljaar 2014-2015 gestart met een nieuwe voorziening voor leerlingen uit de gemeente Zaanstad met een toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs cluster 4. Tot nu toe bestond er geen cluster 4 schoolvoorziening in de Zaanstreek.
De voorziening voor cluster 4 onderwijs in de Zaanstreek wordt in fasen opgebouwd en kan daardoor nog niet alle leerlingen een passend aanbod doen. Daarnaast is een verandering van school niet voor al deze leerlingen die nu buiten de regio Zaanstreek onderwijs volgen wenselijk.
Derhalve is in overleg met het samenwerkingsverband primair onderwijs tot een overgangsregel besloten. De overgangsregel houdt in dat de leerlingen die in het schooljaar 2014-2015 cluster 4 onderwijs volgen in de middenbouwgroepen of hoger hun recht blijven behouden op de vervoersvoorziening voor deze school.
Artikel 16 Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve
Artikel 22 Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve
Bepaalde doelgroepen kunnen bij de NS kosteloos een begeleiderskaart aanvragen. Het college kan de ouders verplichten om deze kaart voor de leerling aan te vragen in plaats van het toekennen van een vergoeding voor begeleiding in het openbaar vervoer van de Gemeente Zaanstad. Indien aan de leerling de NS begeleiderkaart niet wordt verstrekt, dient de verklaring van de NS waaruit dit blijkt, aan het college te worden verstrekt. Indien de NS de begeleiderskaart niet verstrekt en de leerling op basis van de verordening leerlingenvervoer 2009 aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten van een begeleider in het openbaar vervoer, zal het college deze vergoeding toekennen.
Artikel 12 Bekostiging op basis van kosten van openbaar vervoer
Artikel 17 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer
Artikel 23 Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer
Door ouders worden vaak omstandigheden aangevoerd die te maken hebben met het niet kunnen begeleiden van een leerling. Het gaat dan meestal om (betaalde) werkzaamheden van de ouders. Deze werkzaamheden van ouders zijn op zichzelf geen reden om tot bekostiging van aangepast vervoer over te gaan (dit is conform de jurisprudentie op het gebied van leerlingenvervoer).
Indien het begeleiden van een leerling - die naar het oordeel van het college is aangewezen op openbaar vervoer of de fiets onder begeleiding – door de ouders of anderen - onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing onmogelijk is, verstrekt het college aan de ouders van de leerling bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer. Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is of dat een gezin ernstig wordt benadeeld als ze moet zorgen voor de begeleiding van een kind naar (speciale scholen voor) basisonderwijs of het speciaal onderwijs, zijn de onderstaande criteria opgesteld. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat wordt voldaan aan het voor de onderwijssoort geldende afstandscriterium. Ter onderbouwing wordt de ouders gevraagd dit aannemelijk te maken door het indienen van een:
een verklaring waaruit blijkt wat de ouders hebben ondernomen om de begeleiding van hun kind te organiseren en waarom dit niet lukt. Daarbij wordt ook gekeken naar begeleidingsmogelijkheden van mensen uit het sociale netwerk van de ouders.
De leerling kan in aanmerking komen voor aangepast vervoer, indien de reistijd per openbaar vervoer voor de begeleider een maximale reisduur te boven gaat. Er wordt vanuit gegaan dat de mogelijkheid bestaat dat het kind overblijft en de begeleider na het wegbrengen ook weer terug naar huis moet, en 's middags naar de school moet reizen om het kind weer op te halen. Indien de reistijd voor de begeleider langer is dan de maximale reisduur én er is geen aantoonbare andere mogelijkheid om vervoer te combineren met kinderen uit de buurt, dan kan het kind in aanmerking komen voor aangepast vervoer.
1. De begeleiding van een kind naar speciale scholen voor basisonderwijs of (voortgezet)
speciaal onderwijs mag een begeleider maximaal twee uur per dag kosten. Dit betekent dus maximaal een half uur per enkele reis afstand;
2. De begeleiding van een leerling naar scholen voor basisonderwijs mag een begeleider
maximaal vier uur per dag kosten. Dit betekent dus maximaal een uur per enkele reis afstand.
Als een ouder een ander kind/andere kinderen in het gezin tegelijkertijd naar een andere school moet brengen, kan de leerling die moet reizen naar een speciale school voor basisonderwijs of het speciaal onderwijs in aanmerking komen voor aangepast vervoer. Er moet dan wel sprake zijn van een éénouder gezin c.q. een vergelijkbare situatie (in bijvoorbeeld een twee-oudergezin) en door de ouder moet aannemelijk worden gemaakt dat een andere oplossing (bijvoorbeeld het inschakelen van buren of familie) niet mogelijk is.
Om het vervoer per fiets te stimuleren wordt bij toekenning van de fietsvergoeding een bedrag per kilometer vergoed (op basis van reisregeling binnenland), zonder aftrek van het eventuele drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt aan deze groep leerlingen derhalve niet in rekening gebracht.
Artikel 27 Afwijken van bepalingen
Als niet wordt voldaan aan het afstandscriterium bestaat als regel geen aanspraak op aangepast vervoer. Afhankelijk van de individuele omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Dit gebeurt alleen na advies van externe deskundigen (deze andere deskundigen zijn onder andere de leerplichtambtenaar, hulpverleningsinstanties die in het gezin werkzaam zijn, gezinsvoogden en medische specialisten). In de praktijk gaat het dan vaak om crisissituaties (uithuisplaatsingen) en leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs die door de aard van hun handicap nooit zelfstandig zullen kunnen reizen.
Artikel 2. Intrekking oude beleidsregels
De thans geldende beleidsregels, behorende bij de Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Zaanstad 2004, worden ingetrokken op de datum waarop de Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Zaanstad 2009 in werking treedt.