Organisatie | Hattem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamercommissie |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Reglement van Orde van de rekenkamercommissie.pdf |
Deze verordening is de opvolger van de Regeling instelling commissie voor de rekenkamerfunctie
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-07-2010 | 06-07-2010 | nieuwe regeling | 05-07-2010 Dijkpoorter, 08-12-2010 | 2010/nr. 59 |
Artikel 13 Zienswijze op onderzoeksrapport
De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie als betrokkenen worden aangemerkt.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 juli 2010,
de griffier, de voorzitter,
E. Boers mr. J.W Wiggers
Vooraf: gelet op artikel 81o van de Gemeentewet
Artikel 81o van de Gemeentewet
1. Als geen rekenkamer is ingesteld als bedoeld in hoofdstuk IVa, stelt de raad bij verordening regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie.
2. De artikelen 182 en 185 zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing.
3. Op personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, is artikel 81f, behoudens het eerste lid, onder j en o, van overeenkomstige toepassing.
1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.
2. Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.
1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.
2. De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken [rechtspersoon of het betrokken gemeenschappelijk orgaan] instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.
3. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.
4. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken openbaar lichaam.
5. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
De rekenkamercommissie maakt een doorstart aan het begin van de raadsperiode 2010-2014, waarbij er nog geen externe voorzitter is geregeld. Elke fractie heeft een raadslid afgevaardigd en er wordt een procedure gestart om een extern voorzitter te benoemen. Ter overbrugging is één van de (raads)leden benoemd door de raad als voorzitter
Het is mogelijk om de selectie van reacties op een vacature door de rekenkamercommissie te laten plaatsvinden. Aangezien de raad breed vertegenwoordigd is in de rekenkamercommissie ligt het voor de hand om de rekenkamercommissie de procedure tot de voordracht te laten uitvoeren.
In het derde lid is voor het externe commissielid een termijn van zes jaar genoemd. De mogelijkheid om leden van de rekenkamercommissie korter te benoemen kan wenselijk zijn.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, legt het externe lid van de rekenkamer in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig!”
(“Dat verklaar en beloof ik!”)
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-actief te stellen in bepaalde situaties.
Bij de aanvaarding van een functie zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, punt b. past de verwijzing naar artikel 81f Gemeentewet dat ook van toepassing is op de rekenkamercommissie.
1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
h. lid van gedeputeerde staten;
j. lid van de raad (niet van toepassing voor rekenkamercommissie);
k. burgemeester van de betrokken gemeente;
l. wethouder van de betrokken gemeente;
m. lid van een deelraad van de betrokken gemeente;
n. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente van de betrokken gemeente;
o. lid van een commissie van de betrokken gemeente (niet van toepassing voor rekenkamercommissie);
p. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;
q. ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;
r. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn:
a. ambtenaar van de burgerlijke stand;
b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;
c. ambtenaar, werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.
In dit artikel is de vergoeding die het externe lid voor de werkzaamheden ontvangen, vastgelegd.
Bij artikel 7 lid 3 gaat het om de toepassing van artikel 26 van het reglement van orde (Deelname aan de beraadslaging door anderen).
1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders, de griffier of de secretaris deelnemen aan de beraadslaging.
2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen voordat met de beraadslaging over het onderwerp wordt aangevangen.
De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een secretaris. De griffier wijst een van de medewerkers van de griffie aan als secretaris of zichzelf. De rekenkamercommissie dient zelfstandig te functioneren en in het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de rekenkamercommissie.
De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De rekenkamercommissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaalde gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
De rekenkamercommissie krijgt een redelijke vrijheid om de eigen werkwijze te bepalen.
Er is voorlopig vanaf gezien om de rekenkamer te verplichten een eigen reglement van orde vast te stellen - een mogelijkheid die de modelverordening wel duidelijk aanreikt en die voor rekenkamers en gemeenschappelijke rekenkamers verplicht is gesteld.
De raad adviseert de rekenkamercommissie wel om de ervaringen ten aanzien van de aanpak van onderzoeken en de organisatie van de eigen werkzaamheden vast te leggen, zodat een soort handleiding ontstaat. Desgewenst kan die later als basis dienen voor een reglement van orde.
In deze verordening worden daarnaast voldoende richtlijnen gegeven voor de werkwijze van de rekenkamercommissie om af te zien van een apart reglement van orde.
Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren. De rapporten van de rekenkamercommissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wob kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij (of partijen) de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.
De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.