Organisatie | Etten-Leur |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening Etten-Leur 2011 |
Citeertitel | Parkeerverordening Etten-Leur 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Verkeer- en vervoersbeleid |
Deze regeling vervangt de Parkeerverordening Etten-Leur 2009
1. Nadere regeling m.b.t. artikel 7, lid 1 van de Parkeerverordening Etten-Leur 2011: Uitgiftebeleid parkeervergunningen
2. Nadere regeling met betrekking tot artikel 13, lid 3 van de Parkeerverordening Etten-Leur 2011: Vaststellen van de noodzakelijkheid van een zakelijke parkeervergunning
3. Werkwijze van het vaststellen van de noodzakelijkheid van een zakelijke parkeervergunning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2016 | Nieuw | 08-11-2010 Etten-Leurse Bode, datum onbekend | GO |
De raad van de gemeente Etten-Leur,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2010;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van vergunningen aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen;
Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven of dat uit een verklaring van de werkgever blijkt dat de houder rechtmatig beschikt over een lease-motorvoertuig;
Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen
Artikel 3. Vergunningverlening
Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze:
werkzaam is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (werknemersparkeervergunning);
als zelfstandige een beroep in de medische, zorg- of hulpsector uitoefent of in dienst is van een zorg- en hulporganisatie, waarvan de betreffende werknemers als eerstelijns zorgverlener binnen het medisch of maatschappelijk werkveld regelmatig op huisbezoek moeten komen in het kader van de zorgverlening bij cliënten die woonachtig zijn in gebieden waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (zorgparkeervergunning).
Artikel 4. Beperkingen aan vergunningverlening
Aan de vergunning kunnen ook andere voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en/of het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.
Artikel 5. Weigeringsgronden vergunning
Een vergunning wordt in elk geval geweigerd wanneer de aanvrager woont en/of werkt in een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang, die strookt met de ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen.
Een aanvraag voor een parkeervergunning wordt ingediend op een door burgemeester en wethouders vastgestelde wijze.
Artikel 10. Verplichtingen vergunninghouder
Wanneer een vergunninghouder zijn/haar voertuig parkeert op een parkeerapparatuur-
plaats of een belanghebbendenplaats, is deze verplicht het voertuig duidelijk zichtbaar te voorzien van de parkeervergunning door deze duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig te plaatsen, op een zodanige wijze dat de daarop afgedrukte tekst van buitenaf duidelijk leesbaar is.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt eveneens voor degene die parkeert op
een parkeerapparatuurplaats, indien hem/haar door middel van parkeerapparatuur, een kaart of ander middel met opdruk wordt verstrekt waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot welk tijdstip hij/zij kennelijk wenst te parkeren.
Artikel 12. Geldigheidsduur bewonersparkeervergunning
Een eerste en volgende vergunning wordt steeds voor een periode van één jaar verstrekt en automatisch verlengd indien tot 6 weken voordat de vergunde termijn afloopt de vergunning niet is opgezegd.
Artikel 14. Geldigheidsduur zakelijke parkeervergunning
Een zakelijke parkeervergunning wordt voor een periode van één week, één maand, drie
maanden, zes maanden, één jaar of één vaste dag per week verleend en kan telkenmale ver-
Artikel 18. Zorgparkeervergunning
Van een zorgparkeervergunning mag uitsluitend gebruik worden gemaakt door zelfstandigen die een beroep in de medische, zorg- of hulpsector uitoefenen en door werknemers van zorgverlenende en hulporganisaties, die vanwege het zorg- en hulpverlenende karakter op korte afstand van hun cliënten moeten parkeren.
Afdeling III. Verbodsbepalingen
Het parkeren van keet-, magazijn-, aanhangwagens of andere dergelijke voertuigen voor de uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden zoals groenonderhoud, aanleg en onderhoud van nutsvoorzieningen en schilderwerk is binnen vergunninghoudersgebieden met een ontheffing van burgemeester en wethouders op grond van hoofdstuk 5, afdeling 1 van de APV toegestaan gedurende de daarvoor noodzakelijke termijn.
Afdeling IV. Strafbepalingen en administratieve sancties
Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.
Met de opsporing van overtreding zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek voor strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, belast.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Etten-Leur in zijn openbare vergadering van
De griffier, De voorzitter,
drs. W.C.M. Voeten. Mw. H. van Rijnbach-de Groot.
TOELICHTING BIJ DE PARKEERVERORDENING ETTEN-LEUR 2011
In artikel 24 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 is de wettelijke grondslag terug te vinden op basis waarvan het verboden is om als bestuurder een voertuig te mogen parkeren. In een parkeerverordening heeft de raad de autonome bevoegdheid regelgeving op te nemen ten aanzien van het parkeren binnen vergunninghoudersgebieden.
Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen binnen vergunninghoudersgebieden worden verleend op basis van de Parkeerverordening Etten-Leur 2011. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een dergelijke vergunning kan/mag worden geparkeerd, moet daarom op basis van deze verordening gebeuren. In deze verordening ligt het accent op wie voor een parkeervergunning in aanmerking komen en op welke plaats(en) daarmee kan worden geparkeerd.
In artikel 1 worden de in de parkeerverordening gehanteerde definities en begrippen omschreven.
Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid voor plaatsen en tijden binnen Etten-Leur neergelegd bij het college van burgemeester en wethouders.
In artikel 3 leden 1 en 2 wordt door middel van basisvoorwaarden uiteengezet wie in aanmerking komen voor een parkeervergunning.
In artikel 3 lid 2 sub b is verder tot uitdrukking gebracht dat een zakelijke parkeervergunning alleen kan worden verleend aan het bedrijf of instelling in wiens bedrijfsbelang de vergunning is aangevraagd. Aanvragen voor een zakelijke vergunning lopen via het bedrijf of de instelling ten behoeve waarvan het parkeren plaatsvindt. Dit biedt meer zicht op het aantal vergunningen dat per bedrijf is uitgegeven. Bovendien dient de werkgever het bedrijfs- of beroepsbelang bij een parkeervergunning aan te tonen (de noodzakeIijkheid). Hiervoor wordt verwezen naar de nadere regeling inzake het vaststellen van de noodzakelijkheid van een zakelijke parkeervergunning.
Op grond van dit artikel kan in elk geval een vergunning worden geweigerd wanneer de aanvrager woont en werkt in en een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang die strookt met ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen. Dit artikellid is inmiddels herhaalde malen door de rechter getoetst en juridisch houdbaar bevonden. Dit artikellid kan van belang zijn wanneer nieuwe gebouwen worden opgericht in een straat die is gelegen in een vergunninghoudersgebied. Gebruikelijk is dat aan de aanvrager van de bouwvergunning de eis wordt gesteld dat deze zorg draagt voor de aanleg van een voldoende aantal parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit kunnen ook inpandige parkeerplaatsen zijn. Het kan voorkomen dat de eigenaar/projectontwikkelaar deze parkeerplaatsen afzonderlijk te koop of te huur aanbiedt aan de toekomstige bewoners van een dergelijk complex. Voor deze parkeerplaatsen wordt nogal eens een (te) hoge vergoeding gevraagd, waardoor de bewoners afzien van huur of koop van de aangeboden parkeerplaats en vervolgens een parkeervergunning bij de gemeente aanvragen om op de openbare weg te mogen parkeren. Duidelijk is dat honorering van deze aanvragen tot een verdere verzwaring van de parkeerdruk leidt in het gebied waar deze druk al hoog is. Door vaststelling van dit artikel kunnen deze aanvragen met succes van de hand worden gewezen en wordt bereikt dat de nieuwe (gebouwde) parkeervoorziening optimaal wordt gebruikt.
Voorkomen dient te worden dat mensen die parkeergelegenheid op eigen terrein kunnen kopen, huren of in gebruik nemen bij hun woning/appartement, verzoeken om een parkeervergunning omdat deze een voor hen voordeliger financiële situatie oplevert.
Aan dit artikel zal via een uitvoeringsbesluit invulling gegeven moeten worden. De formulering van dit artikel biedt burgemeester en wethouders ook de mogelijkheid in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in de technologie (aanvragen via internet) maar geeft ook de mogelijkheid om via aanvraagformulieren te bepalen welke gegevens noodzakelijk worden geacht om een aanvraag voor een parkeervergunning te kunnen beoordelen.
TegeIijkertijd met het vaststellen van deze verordening wordt het uitgiftebeleid opnieuw vastgesteld. In een door burgemeester en wethouders nog nader uit te werken en vast te stellen uitvoeringsbesluit wordt geregeld waar de vergunninghouders hun voertuig mogen parkeren. Uitgangspunt is dat de “eerste” auto binnen 100 meter van het huisadres moet kunnen worden geparkeerd. Met het oog op een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit kan overwogen om in bepaalde straten/gebieden met een hoge parkeerdruk de bewoners te verplichten de eerste en/of tweede auto in een aangrenzend vergunninghoudersgebied te parkeren waar de parkeerdruk minder hoog is.
Artikel 7 lid 3: als aanvrager niet voor de straat/het gebied in aanmerking kan komen waar hij wenst te parkeren, kan hij/zij op een wachtlijst geplaatst worden voor die straat. Dit staat los van het feit dat er wel een parkeervergunning op een andere locatie kan worden verleend. Hierbij wel rekening houdende met de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen en een lage parkeerdruk.
De aanvrager wordt slechts geregistreerd en aan de plaatsing op de wachtlijst kunnen geen rechten worden ontleend. Bij de toewijzing zal zoveel mogelijk toegewezen worden aan de langstwachtende bewoner.
De bepalingen uit deze artikelen zien toe op een correct verloop van de procedures tot verlenen van een vergunning en het naleven van de voorwaarden. Alhoewel artikel 10 lid 2 nog niet van toepassing is, is dit artikellid wel opgenomen in de verordening om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen.
Een bewoner moet aantonen dat hij/zij in het gebied woonachtig is. Met het ingeschreven staan in het bevolkingsregister wordt dit aangetoond. Daarnaast moet een bewoner aantonen houder te zijn van het motorvoertuig dat geparkeerd moet worden.
Artikel 13 lid 2: In principe is bij de uitgifte van parkeervergunningen de individuele beoordeling van ieder concreet geval uitgangspunt. Deze bepaling voegt echter voor de grotere bedrijven en instellingen een geobjectiveerde norm toe. Aan rechtspersonen met meer dan 10 medewerkers wordt vanaf de 11e medewerker maximaal 1 vergunning per 10 werknemers verleend. Elke vergunning moet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering.
Artikel 13 lid 3: Tegelijkertijd met het vaststellen van deze verordening wordt een nadere concept-regeling aangeboden die een invulling moet geven van het begrip “noodzakelijkheid” in artikel 3 lid 2 sub b.
Artikel 13 lid 4: Geeft een niet-limitatieve opsomming van wanneer geen zakeIijke parkeervergunning verleend hoeft te worden.
Hierin wordt een regeling gegeven voor het parkeren van werknemers die werkzaam zijn in gebieden waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.
Hiervoor zullen speciale tarieven gelden die nader opgenomen worden in de Verordening Parkeerbelastingen.
Hierin wordt een regeling gegeven voor het parkeren van bezoekers van bewoners die woonachtig zijn in vergunninghoudersgebieden. Hiervoor gelden speciale tarieven die nader opgenomen zijn in de Verordening Parkeerbelastingen.
De kernactiviteit van de beroepsgroepen en organisaties, die in aanmerking komen voor een zorgparkeervergunning, dient plaats te vinden in het vergunninghoudersgebied of een betaald parkerengebied en te liggen op het vlak van:
alpha-hulp en maaltijdvoorziening;
·maatschappelijke dienstverlening: algemeen maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg en pastorale zorg.
Afdeling III Verbodsbepalingen en Afdeling IV Strafbepalingen
Deze bepalingen zijn zodanig geformuleerd dat er een gemengd systeem van handhaving mogelijk is, zowel fiscaal als strafrechtelijk. De fiscale handhaving vindt plaats via de Verordening Parkeerbelastingen. Hierin wordt een naheffingtoeslag bepaald voor het zonder betalen parkeren in een gebied met parkeerapparatuurplaatsen.
Er kan ontheffing worden verleend om bij incidentele werkzaamheden in het vergunningen- of parkeerapparatuurgebied te kunnen parkeren.
Voor een dergeIijke ontheffing kunnen rechtspersonen en natuurlijke personen in aanmerking komen die gedurende een korte periode van maximaal één dag in het gebied werkzaam zijn. Zij kunnen tegen betaling van kosten, ontheffing krijgen van het parkeerregime voor het parkeren van bedrijfswagens, keet-, magazijn-, aanhangwagens of andere dergelijke voertuigen ten behoeve van incidentele werkzaamheden. De kosten voor een dergelijke ontheffing worden opgenomen in de Verordening Parkeerbelastingen.
Deze bepalingen zijn opgenomen om fraude met de parkeervergunning tegen te gaan en minder lucratief te maken.
Afdeling IV Overgangs- en slotbepalingen
De inhoud van de in deze afdeling opgenomen tekst spreekt voor zich en behoeft dus geen toelichting.