Organisatie | Etten-Leur |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Etten-Leur 2009 (1e wijziging) |
Citeertitel | 1e wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Etten-Leur 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Veiligheid & Handhaving |
geen
Aanwijzingsbesluit gebieden openlijk drankgebruik (art. 2:48 APV)
Nadere regels inzameling van kleding(art. 5:13a APV)
Aanwijzingsbesluit parkeren grote voertuigen (art. 5:8 APV)
Aanwijzingsbesluit parkeren recreatievoertuigen (art. 5:6 APV)
Nadere regels commercieel en niet-commercieel georganiseerde snuffelmarkten (5:23 APV)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-2010 | 01-10-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 28-09-2010 Etten-Leurse Bode, 03-10-2010 | VH |
De raad van de gemeente Etten-Leur
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 juni 2010;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
teneinde te kunnen voldoen aan de opheffing van de strafbaarheid van de overtreding als bedoeld in lid 3, dient hij die zorg heeft voor een hond dan wel hij die de hond onder zijn hoede heeft, bij het uitlaten of wandelen met de hond op de weg, te allen tijde een schepje of een ander ten dienste staand middel of voorwerp, daartoe door het college aangewezen, bij zich te dragen.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:2, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:26, 2:47 tot en met 2:50, 2:74 en 5:34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - op zaterdag en zondag uiterlijk om 01.00 uur en op andere dagen om 00.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan digitaal of schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - op zaterdag en zondag uiterlijk om 01.00 uur en op andere dagen om 00.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 3 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Beschermde boom: boom die van algemeen belang is wegens leeftijd, bijzondere groeivorm, dendrologische waarde, ecologische waarde, beeldbepalende waarde, natuur- en milieuwaarde, landschappelijke waarde, cultuurhistorische waarde, waarde van stads- of dorpsschoon, waarde voor recreactie en leefbaarheid, betekenis voor de wetenschap, cultuurhistorische waarde of wegens waarde als adoptieboom en die op de beschermde bomenlijst is geplaatst.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13a Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
Artikel 5:15 Weigeringsgronden ventvergunning
Een vergunning bedoeld in artikel 5:14 kan worden geweigerd:
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
De vergunning kan worden geweigerd:
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:23a Maximum aantal markten
De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde en veiligheid of het beperken van de overlast in de omgeving het aantal vergunningen voor markten als bedoeld in artikel 5:22 en voor markten die vallen onder de reikwijdte van artikel 2:25, vast te stellen op een bepaald maximum per jaar.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:38 Incidentele ontheffing op zon- en feestdagen
De ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verleend voor het houden van braderieën, winkelweken, winkeldagen, kermissen, carnaval, sportevenementen, markten, beurzen, tentoonstellingen en andere dergelijke evenementen van, voor, dan wel door ter plaatse gevestigde winkeliers-, middenstands- en ondernemersverenigingen of stichtingen, waarbij nadrukkelijk sprake moet zijn van plaatselijk, dan wel gemeentelijk belang
Artikel 5:39 Incidentele ontheffing op werkdagen
De ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verleend voor het houden van braderieën, winkelweken, winkeldagen, kermissen, carnaval, sportevenementen, markten, beurzen, tentoonstellingen en andere dergelijke evenementen van, voor, dan wel door ter plaatse gevestigde winkeliers-, middenstands- en ondernemersverenigingen of stichtingen, waarbij nadrukkelijk sprake moet zijn van plaatselijk, dan wel gemeentelijk belang
Het college kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b van de Winkeltijdenwet vervatte verboden ten behoeve van maximaal twee winkels, die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde zon- en feestdagen tussen 0.00 uur en 16.00 uur en waar uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren plegen te worden verkocht met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van ............
de raad voornoemd,
de griffier, de burgemeester,
drs. W.C.M Voeten. Mw. H. van Rijnbach-de Groot
Keuzes dereguleringsvoorstel APV Etten-Leur 2009 en WABO
Artikel 4:1 tot en met 4:3 Collectieve en incidentele festiviteiten geluidhinder horeca
Aangesloten is bij het voorstel van de SVRAL (nr. 14a). Het maximum aantal collectieve en incidentele festiviteiten blijft gehandhaafd. De in deze artikelen vrij te kiezen maximale geluidsnormen en de daarbij aangegeven tijd(en) zijn, naar het oordeel van het college, redelijke normen.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder / geluidswagen
Keuze: Vergunningplicht schrappen t.a.v. collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 en vergunningplicht voor geluidwagens omzetten in algemene regels.
Artikel is opgesteld conform voorstel SVRAL 14b en SVRAL 18. Er geldt geen vergunningplicht voor de activiteiten die vallen onder artikel 4:1 en 42. M.b.t. de tijden waarbinnen de geluidswagen mag rondrijden sluit het college zich aan bij de tijden die de SVRAL adviseert.
De praktijk wijst uit dat circa 95% van alle aanvragen om een kapvergunning in Etten-Leur gehonoreerd worden omdat er, na een schouw van de gemeentelijke inspecteur, niet blijkt dat het belang van het behoud van de houtopstand zwaarder is dan de kap. Er is dan ook geen aanleiding om de kapvergunningplicht in zijn huidige omvang te handhaven (artikel 4.5.2). Om die reden wordt alsnog voorgesteld om alleen nog een kapvergunning te eisen voor bomen die op een gemeentelijke bomenlijst (komen te) staan. Het SVRAL-voorstel dat ook op deze wijze burgers en ondernemers tegemoet wil komen en daarin dus voorziet (nr. 23) is door het college, voor wat betreft de omschrijving van de bomen die daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, uitgebreid. Zodoende kunnen meer behoudenswaardige bomen op de lijst worden geplaatst.
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
De bestaande keuze omtrent de afstand wordt gehandhaafd (artikel 5.1.2, lid 1 APV voor 2007).
Artikel 5:13 en 5:13a Collecteren
Hoewel er door de SVRAL geen initiatief is ondernomen om de bestaande regelgeving voor collecten e.d. tegen het licht te houden heeft het college bekeken of er ook ten aanzien van de collectevergunning een administratieve lastenverlichting kan worden doorgevoerd. Het huidige voorstel voorziet in een sterke vereenvoudiging. Collecterende organisaties die zijn doorgelicht door het Centraal Bureau Fondsenwerving, een onafhankelijk instituut, dat toeziet op een goede bedrijfsvoering en boekhouding van deze organisaties (en in dat verband ook keurmerken en verklaringen afgeeft), hoeven voortaan geen vergunning meer aan te vragen mits ze voldoen aan een aantal algemene regels. Deze regels waren voorheen voorschriften die aan de doorlopende vergunning waren verbonden die deze organisatie ontvingen. Deze laatste praktijk wordt door veel gemeenten gehanteerd.
Een deel van de charitatieve kledinginzamelingen is ook vergunningvrij gemaakt. Het college blijft bevoegd om nadere regels op te stellen in het geval de praktijk daartoe toch aanleiding geeft. De model-APV kent overigens nog steeds wel een vergunningplicht.
Keuze: Afschaffen met een aanwijsbevoegdheid van het college bij problemen.
Naar aanleiding van de inspraakprocedure en de opmerkingen van het CvAH stelt het college toch voor om de ventvergunning te handhaven.
Keuze: geldigheidsduur verlengen en in vergunning voorwaarden regels stellen omtrent omvang, uiterlijk e.d., digitaal aanbieden van een aanvraagformulier.
Het SVRAL-voorstel (nr. 01) is overgenomen. Standplaatsen worden, daar waar dat kan, voor een langlopende periode (tot wederopzegging) verleend. In de vergunningvoorwaarden staan reeds regels omtrent de omtrent de omvang en uiterlijk etc. Er is een digitaal aanvraagformulier voorhanden dat binnenkort ook is te downloaden op de gemeentelijke website.
Net als bij evenementen zijn ook vaste standplaatsen op een snuffelmarkt uitgezonderd van de bepalingen uit dit artikel. Dit was ook al zo in de APV voor Etten-Leur 2007 geregeld (artikel 5.2.3, lid 4). Het SVRAL-voorstel voorziet daar niet in. Wanneer standplaatsen op een snuffelmarkt toch onder de reikwijdte van artikel 5:17 APV zouden vallen, dient er naast het aanvragen van een vergunning voor een snuffelmarkt (artikel 5:23 APV) ook nog verschillende standplaatsvergunningen te worden aangevraagd. Dit is een onnodige administratieve lastenverzwaring.
5:38 tot en met 5:40 Ontheffingen winkeltijdenwet
Etten-Leur kent geen verordening op grond waarvan aan ondernemers de ruimte kan worden geboden om, naast de maximale aan te wijzen koopzondagen, buiten de sluitingsuren volgens de Winkeltijdenwet open te zijn. In die zin hoeft er dus ook niets te worden afgeschaft of vereenvoudigd. De Winkeltijdenwet biedt gemeentebesturen echter de mogelijkheid om naast de twaalf koopzondagen ondernemers en organisatoren van markten e.d. via een ontheffingsbevoegdheid in een verordening meer ruimte te bieden om buiten de voor hen van toepassing zijnde openingstijden voor het publiek geopend te zijn. Bij het vaststellen van de twaalf koopzondagen voor Etten-Leur voor 2009 en de nadien ontvangen verzoeken van individuele winkeliers is gebleken er behoefte bestaat om vaker, dan nu het geval is, open te zijn. Het thans overgenomen SVRAL-voorstel (nr. 07) voorziet o.a. in deze behoefte.
De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een uitweg (artikel 2:11) en voor het vellen van houtopstanden (artikel 4:11) vervallen bij inwerkingtreding van de Wabo. Zie resp. artikel 2.2., eerste lid onder d en onder g van de Wabo. Artikel 2.3. van de Wabo verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2:11 of 4:11 APV.
Via artikel 5.4 van de Invoerings Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met beide vergunningen. De strafpalingen van de APV zijn er dus niet op van toepassing.
De gekozen strafbepaling (inclusief de daarbij behorende strafrechtelijke sancties) zoals deze zijn opgenomen in de APV voor Etten-Leur 2007 worden gehandhaafd en overgenomen.
Op de APV dient toezicht te worden gehouden. Dit vindt op een gestructureerde manier plaats via een jaarlijks door het college c.q. burgemeester vastgesteld handhavingsprogramma. Het toezicht wordt in de praktijk uitgevoerd door medewerkers van de afdelingen Vergunning en Handhaving en de Stadsbeheer evenals de politie.
Lid 2 en 3 is aangepast c.q. toegevoegd aan de modelbepalingen van de VNG. In een aantal bepalingen in de APV is namelijk aangegeven dat het college dan wel de burgemeester bevoegd is om nadere regels te stellen t.a.v. vergunningvrije activiteiten. Aan die nadere regels wordt momenteel gewerkt en het is niet uit te sluiten dat (een deel van) deze regels nog niet klaar zijn als de raad over deze verordening een beslissing neemt. Indien de APV in werking treedt zonder dat deze nadere regels zijn vastgesteld kan dit tot onwenselijke situaties in de openbare ruimte leiden omdat er dan geen enkele voorwaarde meer geldt ten aanzien van de vrijgegeven activiteiten. Dit speelt onder andere bij de artikelen 2:10 (gedeeltelijke opheffing verbod plaatsen voorwerpen op de weg) en 4:10 (gedeeltelijke opheffing kapverbod).