Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening WERV - Wageningen |
Citeertitel | Huisvestingsverordening WERV - Wageningen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Regels inzake Urgentie 2007 (zie bijlage 1)
Reglement Klachtencommissie woonruimteverdeling WERV - Wageningen (zie bijlage 2)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2007 | 01-07-2013 | onbekend | 18-12-2006 Publicatie Stad Wageningen 7 januari 2007 (Huisvestingsverordening WERV - Wageningen) | nr. 06.0059749, afd. SOwo |
De raad van de gemeente Wageningen
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders
van 19 september 2006, nr. 06.0059749, afd. SOwo
gelet op artikel 2 van de huisvestingswet;
Vast te stellen de huisvestingsverordening WERV WAGENINGEN.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 18 december 2006,
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Paragraaf 2.2 Aanbod en toewijzing van woonruimte
Artikel 4 Aanbod van huurwoningen
B&W verlenen woningzoekenden medewerking bij het verkrijgen van zelfstandige huurwoonruimte door middel van het combinatiemodel waarvan het aanbodsysteem de basis vormt.
Artikel 5 Toewijzing van huurwoningen
De toewijzing van een huurwoning vindt plaats door de woningcorporatie op basis van inschrijfduur waarbij de woningzoekende die het langst staat ingeschreven als eerste een aanbieding krijgt, daarna de tweede, enzovoorts.
Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Artikel 8 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Voor de aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt gebruik gemaakt van een door of namens B&W te verstrekken formulier. De aanvrager vult het formulier volledig in en voegt tevens de volgende actuele bewijsstukken bij:
Artikel 9 Criteria voor vergunningverlening
B&W verlenen de huisvestingsvergunning als aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 10 Vruchteloze aanbieding
De eigenaar moet de woonruimte tijdens de in het vorige lid genoemde termijn tenminste één maal door een advertentie te huur of te koop hebben aangeboden via een advertentie in een binnen de regio verschijnend dag- of weekblad en tenminste 8 weken op een algemeen bekende internetsite zijn aangeboden.
Paragraaf 2.5 Passendheid en slaagkansen
De woningcorporaties dragen zorg voor evenwichtige slaagkansen voor verschillende groepen woningzoekenden en rapporteren hierover jaarlijks aan de colleges van burgemeester en wethouders. Dit zal nader uitgewerkt worden in het convenant met de toegelaten instellingen.
Het college van burgemeester en wethouders stelt een commissie in op grond van artikel 84 van de Gemeentewet, met als taak B&W op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Urgentieregeling.
Het college van burgemeester en wethouders stelt een Urgentieregeling vast waarin nadere regels worden gesteld voor het verlenen van een urgentie huisvesting.
HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN
Door toepassing van lokaal maatwerk kunnen burgemeester en wethouders met besturen van woningcorporaties een overeenkomst sluiten waarin afspraken worden neergelegd over de toewijzing van maximaal 30% van de vrijkomende woningen van de corporatie. Deze overeenkomst zal betrekking hebben op in de monitoring geconstateerde problematiek ten opzichte van de slaagkansen van de doelgroepen van beleid. Over de aard, inhoud, rapportage, toepassingsgebied en de evaluatie worden in deze overeenkomst voor een periode van maximaal 2 jaar bindende afspraken gemaakt in de vorm van een experiment. Deze af te sluiten overeenkomst(en) vormen een aanvulling van deze verordening. Na maximaal 2 jaar wordt een experiment geëvalueerd. Na evaluatie van een experiment is één van de volgende vervolgstappen mogelijk:
Door het college van burgemeester en wethouders wordt een klachtencommissie ingesteld als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de Wet. Deze commissie is onafhankelijk van de gemeente en woningcorporaties en geeft een bindend advies over klachten inzake de uitvoering van de woonruimteverdeling. Voor het functioneren en de samenstelling van de klachtencommissie wordt door het college van burgemeester en wethouders nadere regels vastgesteld in het reglement klachtencommissie. Het reglement klachtencommissie wordt vastgelegd in een overeenkomst.
HOOFDSTUK 4 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 4.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 28 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici, paramedici of sociaal maatschappelijk werkende(n) of instellingen winnen B&W steeds het advies in van de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen;
Artikel 29 Criteria voor vergunningverlening
Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koopprijs, naar het oordeel van B&W voldoende compensatie als bedoeld in artikel 30 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, als:
Indien B&W hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend als voldoende compensatie als bedoeld in artikel 30 wordt geboden en overigens aan door B&W gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.
Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de aanvrager binnen vier weken na verzenddatum van het desbetreffende besluit van B&W, een waarborgsom betaald, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in dat besluit gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen. Wanneer de compenserende woonruimte aantoonbaar is toegevoegd aan de woningvoorraad vindt teruggave van de waarborgsom plaats.
Paragraaf 4.2 Splitsing in appartementsrechten
Het is verboden zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van het boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte;
Artikel 35 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
B&W weigeren een splitsingsvergunning, indien:
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of laatstelijk verhuurd zijn geweest, of als het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van een gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
B&W weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:
voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;
Artikel 36 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Indien B&W de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zijn in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
B&W kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN
B&W zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Een urgentie huisvesting die wordt verleend op basis van de hardheidsclausule is alleen geldig in de gemeente van afgifte.
Degene die handelt in strijd met artikel 7, 27 of 33 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 41 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen de colleges van Burgemeester en Wethouders van de WERV gemeentes primair overleg met de toegelaten instellingen binnen de WERV en indien nodig met de verder in de WERV werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 70j, eerste lid, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking gekomen organisaties die binnen de WERV op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
In Wageningen ingeschreven woningzoekenden kunnen opgebouwde rechten gedurende een periode van 6 maanden na inwerkingtreding van de huisvestingsverordening laten omzetten. De woningzoekende dient dit kenbaar te maken bij de woningcorporatie. Bij de omzetting wordt de volgende formule gehanteerd:
Doorstromers uit een sociale huurwoning krijgen gedurende de eerste zes maanden van de werking van het systeem ook de mogelijkheid om een optie te nemen op een nader vast te stellen deel van de woningen die zijn ondergebracht in de optiemodule. Voor de optiedatum geldt dat de huidige woonduur wordt vermenigvuldigd met de factor 3/5.
BIJLAGE 1 Regels inzake urgentie 2007
De urgentieregeling is op 29-05-2007 door het college van B&W vastgesteld.
Dit is bijlage 1 bij de Huisvestingsverordening WERV - Wageningen
Urgentie is een vangnet op woninggeboed. Voorrang op woonruimte wordt slechts in uitzonderlijke gevallen toekened. Essentieel voor het in de urgentietraject is dat zo min mogelijk woningzoekenden door het krijgen van een 'Urgentie Wonen'inbreuk maken ophet in de Huisvestingsverordening omschreven verdeelsysteem.
Het krijgen van een 'Urgentie Wonen' is mogelijk:
1) voor alle toegelaten woningzoekenden in de gemeente Wageningen, Ede, Rhenen of Veenendaal;
2) die in een acute noodsituatie verkeren;
3) én waarvoor binnen zes maanden alternatieve huisvestingsmogelijkheden ontbreken.
ad 1. De aanvrager van een 'Urgentie Wonen' moet als woningzoekende in het WERV gebied toegelaten zijn. De woningzoekende moet dus bij een woningcorporatie in dit gebied geregistreerd zijn.
ad. 2. De Urgentie Commissie WERV (UCW) gaat bij het vaststellen van de acute noodsituatie uit van de feitelijke omstandigheden. De eigen verantwoordelijkheid van de urgentievrager wordt nadrukkelijk meegewogen en wordt nagetrokken aan de hand van de door de woningzoekende ondernomen acties. Toegelaten woningzoekenden met een woongelegenheid gelegen buiten de regio moeten daarnaast aan kunnen tonen dat er stappen zijn ondernomen om het ontstane huisvestingsprobleem op te lossen in de gemeente c.q. de regio waar de aanvrager laatstelijk woonachtig is/was.
ad. 3. Naast zelfstandige woonruimte worden kamerbewoning, al of niet tijdelijke inwoning bij derden en dergelijke onder alternatieve huisvestingsmogelijkheden begrepen.
Op één van de volgende woninggerelateerde indicaties kan voorrang op passende woonruimte door de commissie verleend worden:
a) Medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met een geobjectiveerde medische aandoening permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in combinatie met de huidige woonsituatie.
b) Sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met psychosociale problemen permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in combinatie met de huidige woonsituatie.
c) Financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die buiten hun eigen schuld door acute en onvoorziene omstandigheden te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang waardoor de huidige woonruimte niet langer betaalbaar is.
d) Echtscheiding/verbreken samenwoning: woningzoekenden die van echt scheiden of hun samenwoning verbreken.
De medische aandoening moet een duidelijke relatie hebben met de woonsituatie en gerelateerd zijn aan de noodzaak tot een oplossing binnen een maximum termijn van een half jaar. Voorwaarde is dat de medische klacht door de huidige huisvestingsomstandigheden ernstige hinder veroorzaakt of verslechtert. Dit kan erin resulteren dat geen gebruik meer kan worden gemaakt van de huidige woning. Verzoeken om woningaanpassing of eventueel (her)huisvesting op medische gronden worden over het algemeen in behandeling genomen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
De sociale en/of psychische omstandigheden van de woningzoekende moeten zodanig zijn dat binnen een termijn van een half jaar (andere) woonruimte noodzakelijk is. De commissie kan over deze omstandigheden schriftelijk advies van de HGM vragen. Ruimtetekort in de huidige woonsituatie als gevolg van zwangerschap, gezinsuitbreiding, gezinshereniging/vorming, inwoning door kinderen en/of derden of het woonachtig zijn in niet legale woonruimte op een camping zijn onvoldoende voor het krijgen van een urgentieverklaring.
Een uitdrukkelijke voorwaarde voor toepassing van deze regel is dat de aanvrager aan kan tonen dat deze financiële situatie buiten eigen schuld ontstaan is. Onvrijwillig werklozen of arbeidsongeschikten welke de eigen woning niet meer kunnen betalen, kunnen hiertoe behoren.
d). Echtscheiding/verbroken samenwoning.
Om in aanmerking te komen voor een urgentie moet aan alle onderstaande voorwaarden voldaan zijn:
1. de aanvraag moet binnen twee maanden na de gerechtelijke uitspraak/verbreken samenwoning worden gedaan;
2. de aanvraag kan alleen plaatsvinden vanuit een zelfstandige èn legale huisvesting;
3. de poging om het huur- annex kooprecht van de huidige woning te behouden is niet geslaagd;
4. verzorging van één of meer kinderen van 21 jaar of jonger is een vereiste;
5. de samenwoning/het huwelijk moet ten minste één jaar hebben bestaan aan te tonen door registratie in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);
6. slechts één urgentie wonen per echtscheiding/verbroken samenwoning kan worden toegekend.
Echtscheiding/verbroken samenwoning is een persoonlijke aangelegenheid waarbij de gemeente om hulp gevraagd kan worden als er sprake is van het ontbreken van woonruimte. De commissie stelt bij urgentieaanvragen op basis van een echtscheiding waarbij één of meerdere kinderen betrokken zijn het belang van deze centraal. Wanneer voor deze(n) na de echtscheiding/verbroken samenwoning van hun ouders geen woonruimte meer aanwezig is, kan als aan alle voorwaarden is voldaan passende woonruimte geleverd worden.
Binnen het geschetste kader komt de volgende persoon in aanmerking voor een ‘Urgentie Wonen’:
1. Van de ouder die het hoofdverblijf van de (het) kind(eren) van de rechter krijgt toegewezen, wordt verwacht dat hij/zij alles doet om de eigen koopwoning in bezit te houden. Wanneer dit door bijvoorbeeld het ontbreken van voldoende financiële armslag niet tot de mogelijkheden behoort, kan deze met het hoofdverblijf belaste ouder een urgentieaanvraag doen die gehonoreerd wordt.
2. Wanneer de voormalige partners besluiten tot co-ouderschap of opdeling van de kinderen en beiden kunnen de eigen koopwoning niet bekostigen, zal slechts één van beiden in aanmerking kunnen komen voor een ‘Urgentie Wonen’. Ook hier geldt dat het hebben van woonruimte voor het (de) kind(eren) centraal wordt gesteld. De voormalige partners moeten samen een keuze maken wie de urgentievrager wordt en dit schriftelijk door beide partners ondertekend aan de commissie aanbieden. Pas dan kan er één ‘Urgentie Wonen’ worden toegekend.
In alle andere situaties wordt geen “Urgentie Wonen’ toegekend.
Voorbeelden waarbij woonruimte voor één of meerdere kinderen aanwezig is na de echtscheiding/verbroken samenwoning en waarbij dus geen sprake is van het verlenen van voorrang op de woningmarkt:
1. Van de ouder die belast wordt met het hoofdverblijf van het (de) kind(eren) en die woont in een huurwoning, wordt als voorliggende voorziening verwacht dat het huurrecht van de woning wordt geclaimd. Bij een toegekende claim volgt uiteraard geen aanvraag urgentie. Als de verzorgende ouder deze claim nalaat, bestaat er geen recht op een ‘Urgentie Wonen’.
2. De voormalige niet met het hoofdverblijf van het (de) kind(eren) belaste partner die de huur- of koopwoning zal moeten verlaten, kan zich oriënteren op alternatieve huisvestingsmogelijkheden. Deze persoon komt conform de regelgeving niet in aanmerking voor een ‘Urgentie Wonen’.
3. Bij een keuze voor het co-ouderschap waarbij beide ouders de opvoeding voor de helft ter hand nemen of de kinderen opdelen, is een eigen plek voor het (de) kind(eren) aanwezig. Immers, één van beiden zal de voormalige echtelijke koop- of huurwoning blijven bewonen. Een ‘Urgentie Wonen’ is voor beide voormalige partners uitgesloten.
Daarnaast worden bij een echtscheiding/verbroken samenwoning zonder kind(eren) de voormalige partners door de commissie gezien als twee alleenstaande woningzoekenden. Een alleenstaande kan - conform de uitgangspunten voor een urgentieaanvraag - binnen 6 maanden alternatieve woonruimte vinden bijvoorbeeld door kamerbewoning of inwoning bij derden. Geen van beide voormalige partners zal voor een urgentie in aanmerking komen.
1. De urgentie aanvrager geeft op het formulier één voorkeursgemeente van vestiging aan;
2. De commissie stelt bij een urgentietoekenning het ‘Zoekprofiel Woonruimte’ vast;
3. Dit ‘Zoekprofiel Woonruimte’ is de minimaal passende woning met de kortste wachttijden;
4. Urgent woningzoekenden reageren zelf op passende woningen;
5. Bij reacties van twee of meer urgenten op dezelfde woning, gaat de urgente met de oudste toekenningsdatum bij het aanbieden van de woning eerst;
6. Als er geen verschil in deze datum is, gaat de oudste inschrijfdatum bij de corporatie als eerste;
7. Een urgentieverklaring is 6 maanden geldig;
8. In uitzonderlijke gevallen kan de commissie besluiten om de urgentie gedurende een bepaalde periode te verlengen.
1) De commissie trekt een urgentieverklaring in als:
* niet langer aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring wordt voldaan;
* de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;
* de urgente in de zes maanden na het verkrijgen van de urgentie niet zelf actief heeft gereageerd op aantoonbaar passend aanbod;
* de urgente een naar het oordeel van de commissie passende woonruimte in de regio heeft geweigerd.
2) Het aanvragen van een urgentie na intrekking van de urgentieverklaring op grond van dezelfde omstandigheden is niet mogelijk.
1. De woningzoekende verzoekt op een door de WERV colleges vastgesteld aanvraagformulier om een ‘Urgentie Wonen’.
2. Dit formulier wordt ingediend in de eigen woonplaats of in de plaats van gewenste vestiging.
3. De aanvraag bevat een motivering van:
- de aard van de persoonlijke problematiek;
- de relatie met de huidige woonsituatie.
-4. De leges voor een urgentieaanvraag bedraagt € 50,-- welk bedrag jaarlijks kan worden aangepast.
5. De secretaris van de commissie beoordeeld eventueel in overleg met de corporatie of er naar verwachting binnen een half jaar voldoende woonalternatieven op de markt zijn.
6. De aanvrager wordt schriftelijk verzocht een onvolledig ingevulde aanvraag binnen een termijn van 30 dagen aan te vullen.
7. De commissie besluit bij niet tijdige aanvulling de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren waarbij de leges wel in rekening wordt gebracht. 8. Een compleet ingevulde aanvraag die voldoet aan de basisvoorwaarden wordt in behandeling genomen.
9. De secretaris kan aanvragen met betrekking tot sociale en/of medische urgentie om advies verzenden aan de HGM.
10. De adviezen van de HGM, de gemeente en de woningcorporatie kunnen een voorstel bevatten over het ‘zoekprofiel woonruimte’ die aangegeven wordt bij urgentie toekenning.
11. De commissie beslist gemandateerd door Burgemeester en Wethouders over de urgentieaanvraag.
12. De commissie laat zich bij deze beslissing leiden door:
- de aanvraag van de woningzoekende;
- de advisering van gemeente en/of woningcorporatie;
- de eventuele advisering van de HGM;jurisprudentie rond urgentie;
- de doelstellingen van het woonruimteverdelingsysteem;
13. De secretaris verzendt binnen 2 weken het besluit.
14. De secretaris stelt de WERV woningcorporaties op de hoogte.
15. Het besluit wordt voorzien van alle relevante stukken gedeponeerd in het archief bij de gemeente van aanvraag.
16. De commissie rapporteert jaarlijks over haar werkzaamheden.
17. De commissie biedt het jaarverslag ter kennisname aan burgemeester en wethouders aan en zendt een exemplaar naar de WERV woningcorporaties.
B&W heeft op 18-03-2008 een nadere uitwerking van de urgentieregeling vastgesteld.
Aantonen relatieverbreking in het kader van aanvragen urgentie Wonen
Deze nadere uitwerking betreft een verscherping/verfijning van de criteria zoals genoemd in de Regels Inzake Urgentie 2007, onderdeel C, sub d. (vastgesteld B&W d.d. 29 mei 2007, nr. 07.0018606). Na goedkeuring van B&W en publicatie in de huis aan huis bladen zal deze regeling rechtskracht hebben en in werking treden.
Aantonen relatieverbreking in het kader van urgentieaanvragen
Echtscheiding/verbroken samenwoning is een persoonlijke aangelegenheid waarbij de gemeente om hulp gevraagd kan worden als er sprake is van het ontbreken van woonruimte. De commissie stelt bij urgentieaanvragen op basis van een echtscheiding waarbij één of meerdere kinderen betrokken zijn het belang van deze centraal. Wanneer voor deze(n) na de echtscheiding/verbroken samenwoning van hun ouders geen woonruimte meer aanwezig is, kan als aan alle voorwaarden is voldaan passende woonruimte geleverd worden.
Om die verzoeken te kunnen beoordelen moet de Urgentiecommissie WERV inzicht hebben in de aard van de relatie en in de manier waarop de relatie wordt beëindigd. In het algemeen kan dit inzicht verschaft worden door het overleggen van documenten.
Daarom dient bij een aanvraag urgentie wonen bij voorkeur een echtscheidingsconvenant te worden overlegd plus één of meer van de andere hierna genoemde documenten.
1. Bij het beëindigen van een huwelijk
- Gezamenlijk echtscheidingsverzoek. Partners kunnen er voor kiezen om zich door één raadsman/vrouw te laten bijstaan en een gezamenlijk echtscheidingsverzoek in te dienen. Zo’n verzoek zal inhoudelijk grote gelijkenis vertonen met een convenant; er zullen immers weinig of geen strijdpunten zijn.
- Eenzijdig echtscheidingsverzoek. Eén van de partners kan zonder medewerking van deandere partner een echtscheidingsverzoek indienen. Daarin zal de verzoekende partij zijn eisen neerleggen m.b.t. het regelen van de gevolgen van de echtscheiding.
- Beschikking van de rechtbank. Naarmate de partners het over meer zaken eens zijn blijft er minder over voor arbitrage door de rechtbank. Maar er moet in ieder geval een beschikking worden afgegeven. Door inschrijving van deze beschikking in het register van de burgerlijke stand van de gemeente waar het huwelijk gesloten is, is het huwelijkdefinitief ontbonden.
2. Bij het beëindigen van een geregistreerd partnerschap
- Overeenkomst tot beëindiging van het partnerschap.
Als de partners het daarover eenszijn, kunnen zij het geregistreerd partnerschap beëindigen zonder tussenkomst van derechter. Het ‘wederzijds goedvinden’ moet wel aantoonbaar en goed geregeld zijn.Daarom zijn de partners verplicht een overeenkomst op te stellen. In die overeenkomstmoet in elk geval staan dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht en datde partners om die reden de registratie ongedaan willen maken. Verder moeten in zo’novereenkomst afspraken staan over belangrijke zaken als de verdeling van bezittingen(en schulden), alimentatie, woonruimte en de verrekening of verevening van pensioenrechten.
- Inschrijving van de beëindiging bij de burgerlijke stand.
De overeenkomst moet tot stand komen met hulp van een advocaat of notaris. Deze geeft aan de burgerlijke stand de verklaring af dat de overeenkomst tot beëindiging is gesloten. De verklaring is ondertekend door de advocaat of notaris en door de partners. Inschrijving van deze verklaring bij de burgerlijke stand moet plaatsvinden binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst. Pas door deze inschrijving eindigt het geregistreerd partnerschap.
- Eenzijdig verzoek aan de rechter tot ontbinding van het partnerschap.
Bij ontbreken van het wederzijds goedvinden kan één van de partners een verzoek indienen bij de rechtbank tot ontbinding van het partnerschap.
- Beschikking van de rechtbank.
De beëindiging van het geregistreerd partnerschap via derechter is gelijk aan een scheidingsprocedure bij het huwelijk. De beslissing van de rechter wordt ingeschreven in het register van de burgerlijke stand. Pas door deze inschrijving eindigt het geregistreerd partnerschap.
3. Bij het beëindigen van een relatie op basis van een samenlevingsovereenkomst
Een relatie op basis van een samenlevingsovereenkomst kan op twee manieren beëindigd worden:
- Overeenkomst tot beëindiging van de samenlevingsovereenkomst.
In de samenlevingsovereenkomst is een artikel opgenomen dat regelt hoe de overeenkomst ontbonden kan worden, meestal middels het (eenzijdig) opzeggen van de relatie, met inachtneming van een bepaalde opzegtermijn.
- Eenzijdige opzegging van de samenlevingsovereenkomst.
Bij het ontbreken van wederzijds goedvinden resteert niet veel anders dan de eenzijdige opzegging, conform het daarover bepaalde in de samenlevingsovereenkomst.
Bij het aanvragen van een urgentieverklaring zal informatie verschaft moeten worden over de manier waarop de relatie was vormgegeven, hoe de relatie ontbonden wordt en hoe de gevolgen daarvan geregeld worden. Dit kan plaatsvinden door overlegging van een formele “overeenkomst tot beëindiging van de samenlevingsovereenkomst”, qua inhoud en vormgeving vergelijkbaar met een convenant bij echtscheiding c.q. beëindiging geregistreerd partnerschap.
Indien dat niet mogelijk is dient een geformaliseerd document te worden aangeleverd.Zie hiervoor onder punt 4 (“Bij het beëindigen van een samenwoonrelatie waarbij nietsformeel geregeld is”).
4. Bij het beëindigen van een samenwoonrelatie waarbij niets formeel geregeld is
Waar niets formeel verbonden is valt er ook weinig te ontbinden. Bij het aanvragen vaneen urgentieverklaring zal informatie verschaft moeten worden over de manier waaropde relatie was vormgegeven, hoe de relatie ontbonden wordt en hoe de gevolgen daarvangeregeld worden. Dit kan plaats vinden door overlegging van een geformaliseerddocument, waarin het volgende is vastgelegd:
- De aanvangsdatum van het samenwonen, blijkend uit de inschrijving in het GBA (te controleren door de secretaris)
- De regeling omtrent hoofdverblijfplaats en zorgverdeling van kinderen, uitgedrukt inexacte tijden.
- Een regeling omtrent verdeling van gezamenlijk onroerend goed en eventueel andergezamenlijk vermogen.
- Bij bewoning van een huurwoning informatie over de positie van de beide partners in dehuurovereenkomst, om te kunnen vaststellen of eventueel het huurrecht geclaimd zou kunnen worden.
- De ontbinding van de relatie.
Onder “geformaliseerd document” wordt verstaan:
Een notariële akte dan wel een vaststellingsovereenkomst, opgemaakt ten overstaan vaneen notaris of advocaat, ondertekend door beide partners en meeondertekend door denotaris c.q. advocaat.
Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan volstaan worden met een eenzijdige ondertekening.De reden hiervoor moet aan de hand van geobjectiveerde informatie aangeleverdworden, b.v. voormalige partner verblijft in het buitenland of een contact met de voormalige partner levert ernstig gevaar op voor de aanvrager of voormalige partner is met onbekende bestemming vertrokken.De aanvangsdatum van het samenwonen is van belang om de duur van het samenwonente kunnen vaststellen.
Er heerst nog altijd verwarring over co-ouderschap en gedeelde ouderlijke zorg.
Co-ouderschap of beter gezegd: de handhaving van de beide ouders in de ouderlijke macht, is een juridische status van de beide ouders na de echtscheiding. Tegenwoordig is dat de standaardsituatie na echtscheiding, tenzij één van de partijen iets anders gevraagd heeft en dit verzoek ook door de rechter in de beschikking is gehonoreerd. In het kader van de urgentieregeling is dit niet echt relevant. Belangrijker is de vraag waar de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben na de echtscheiding en hoe de ouderlijke zorg geregeld is.
Wanneer een aanvrager claimt dat één of meer kinderen het hoofdverblijf bij hem zal/zullen hebben en dit gegeven medebepalend is voor het eventueel toekennen van een urgentie, dan zal dit altijd uit een officieel document moeten blijken (b.v. convenant, overeenkomst beëindiging geregistreerd partnerschap, overeenkomst beëindiging samenlevingsovereenkomst, verklaring beëindiging samenwoning).
BIJLAGE 2 Reglement klachtencommissie Woonruimteverdeling WERV - Wageningen
Het regelement klachtencommissie Woonruimteverdeling WERV is op 29-05-2007 door het college van B&W vastgesteld.
Dit is bijlage 2 bij de Huisvestingsverordening WERV - Wageningen
De Klachtencommissie woonruimteverdeling WERV is een onafhankelijke commissie die wordt ingesteld op grond van de Huisvestingswet (artikel 4 lid 2). De commissie behandelt klachten van individuele woningzoekenden die door een besluit ter uitvoering van de overeenkomst rechtstreeks in zijn belang is getroffen. De Klachtencommissie beoordeelt of de toegelaten instellingen de afspraken welke zijn neergelegd in de overeenkomst met de gemeente, juist worden uitgevoerd. Zij is onafhankelijk en wordt benoemd door de colleges. Het advies wat de Klachtencommissie uitbrengt is bindend voor klager, verweerder en de corporaties.
In dit reglement wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Behandeling van de klachten
Artikel 2. Inleidende bepaling
Inzake de woonruimteverdeling zoals nader uitgewerkt in het convenant tussen de corporaties en de WERV-gemeenten, bestaat er een onafhankelijke klachtencommissie.
Artikel 3. Recht indienen klacht
Een belanghebbende kan een klacht bij de commissie indienen gericht tegen besluiten genomen ter uitvoering van de afspraken inzake woonruimteverdeling zoals overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst.
Artikel 4. Samenstelling commissie
De commissie bestaat uit vier stemhebbende leden waarvan één voorzitter en drie leden met een sociale-, medische- en/of juridische achtergrond.
Burgemeester en wethouders van de vier WERV-gemeentes benoemen de leden van de commissie.
Artikel 6. Onverenigbare betrekkingen
De leden van de commissie zijn onafhankelijk van de betrokken gemeentes en hebben geen beroepshalve binding of ander belang met de woonruimteverdeling en/of andere woningzoekenden.
De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van twee jaar. Zij kunnen twee keer worden herbenoemd waardoor de maximale zittingsduur zes jaar bedraagt. De voorzitter en de leden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Een lid krijgt ontslag als hij niet meer voldoet aan artikel 6. De aftredende voorzitter en de aftredende leden blijven hun functie vervullen tot in hun opvolging is voorzien.
De voorzitter en de leden van de commissie ontvangen een vergoeding per zitting. Deze vergoeding is conform de Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden. De vergoedingen komen ten laste van het WERV-budget.
De commissie vergadert zo vaak als nodig is voor een tijdige behandeling van ingediende klachten maar in ieder geval één keer per jaar.
De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris per WERV-gemeente. Ieder college wijst een ambtenaar aan als secretaris. De secretaris heeft geen stemrecht. Bij afwezigheid van de secretaris neemt een andere medewerker van de betreffende gemeente de functie/werkzaamheden over.
De ambtelijk secretaris handelt alle administratieve taken af waaronder in ieder geval:
- oproepen van de commissie voor een vergadering;
- namens de commissie onderzoek doen en hierover rapporteren;
- opstellen en verzenden van de agenda en te bespreken stukken;
Hoofdstuk 3 De klachtenprocedure
a. de naam en het adres van de klager;
c. een omschrijving van het besluit waartegen de klacht is gericht;
d. de motivering van de klacht.
Artikel 13 Ontvangstbevestiging
De secretaris van de commissie zendt na ontvangst van een klacht een ontvangstbevestiging aan de klager. De klacht en de daarbij overgelegde stukken worden zo spoedig mogelijk aan de commissie gezonden. Op de klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. Bij het bericht van ontvangst wordt vermeld dat de commissie een bindende uitspraak voor partijen doet en wordt tevens de termijn van afhandeling genoemd. De commissie vraagt verweerder zo spoedig mogelijk na ontvangst van de klacht, maar uiterlijk binnen 14 dagen, schriftelijk op de klacht te reageren.
Artikel 14 Vergaderingen commissie
De voorzitter en de leden nemen geen deel aan de behandeling van een klacht, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
De commissie besluit binnen tien weken na ontvangst van de klacht. Zij kan deze termijn met maximaal vier weken verdagen. Van een besluit tot verdaging ontvangen de leden van de commissie en betrokkenen schriftelijk bericht.
Uitspraken gedaan door de commissie strekken partijen tot bindend advies.
Artikel 19 Verslag van werkzaamheden
Jaarlijks stelt de commissie een verslag op van haar werkzaamheden. Het verslag bevat ten minste een overzicht van behandelde klachten, de aard van de klachten en de wijze van afhandeling.
Artikel 20 Waarborgen privacy van klager en derden
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen
Klachten ontvangen voor de inwerkingtreding van dit Reglement worden afgehandeld volgens de tot die datum in de deelnemende gemeenten van kracht zijnde regelingen.
Artikel 22 Vaststelling en wijziging
Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING HUISVESTINGSVERORDENING WERV-WAGENINGEN
Voor de wetsartikelen zoals deze in de Huisvestingsverordening WERV-Wageningen zijn genoemd is een aparte bijlage gemaakt: Wetsartikelen genoemd HVO WERV-Wageningen, op versie 17 oktober 2006.
Hierin staan de wetsartikelen uit de diverse wetten.
Deze toelichting is geschreven om de leesbaarheid van de HVO WERV-Wageningen te verbeteren en hier en daar een verklaring op de artikelen te geven.
Binnen WERV (Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal) zal sprake zijn van een open woningmarkt tussen de vier gemeenten. Dit houdt in dat inwoners binnen de WERV zich vrij kunnen bewegen op de woningmarkt.
De Provincie Utrecht wil deze bindingseisen per 31 december 2006 in iedere Utrechtse gemeente. Dit houdt in dat inwoners van een in de provincie Utrecht gelegen woonplaats zich vrij mag vestigen in de gemeenten Rhenen en Veenendaal. De huidige bindingseisen aan de regio Veluwe blijven gehandhaafd. Dit houdt in dat een persoon met een economische of maatschappelijke binding aan Regio Veluwe zich mag vestigen binnen de gemeente Ede (Regio Veluwe is het grondgebied van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde, Voorst, Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel).
Uitgangspunt is een streng doch rechtvaardig systeem van criteria om in aanmerking te komen voor een urgentie huisvesting. Momenteel werken de WERV gemeenten al met een vergelijkbare regeling, deze verschilde echter op een aantal punten onderling. Nieuw voor de gemeente Rhenen en Veenendaal is dat de besluitvorming voor een urgentie huisvesting bij een onafhankelijke Urgentiecommissie ligt. Basis voor de besluitvorming is de Urgentieregeling welke tevens een onderdeel is van de huisvestingsverordening.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Het aanbodmodel wordt onder begripsbepaling a uitgelegd.
Het lotingmodel is een woonruimteverdelingsysteem waarin vrijkomende huurwoningen worden aangeboden door middel van een advertentiemedium, waarbij woningzoekenden zelf reageren. Onder de kandidaten die hebben gereageerd wordt de woning verloot.
Het optiemodel is een woonruimteverdelingsysteem waarin woningzoekenden op een cluster van woningen een optie kunnen nemen. Deze woningen zijn niet direct beschikbaar. De woningzoekende wacht tot een woning uit het cluster vrijkomt. Wanneer de woning vrij komt, biedt de corporaties de woning aan de langst wachtende aan.
Deze grens is vastgesteld op een bedrag van € 160.000,-. Hiervoor hebben Gedeputeerde Staten van de Provincies Gelderland en Utrecht toestemming verleend. Deze toestemming is noodzakelijk omdat deze afwijkt van de koopprijsgrens als genoemd in de Huisvestingswet.
Met het woningwaarderingsstelsel (wws) wordt de kwaliteit van een huurwoning in punten uitgedrukt. Het wws wordt ook wel 'puntenstelsel' genoemd. Als u de punten van uw woning weet, kunt u bepalen wat de maximale huurprijs van de woning mag zijn. Meer informatie hierover kunt u o.a. krijgen bij het ministerie van VROM en de huurcommissie.
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Paragraaf 2.2 Aanbod en toewijzing van woonruimte
Artikel 3 Inschrijving als woningzoekende
De wijze van inschrijving veranderd. De zogenaamde selectiecriteria verschillen nu in de WERV gemeenten. In een open woningmarkt is het noodzakelijk te komen tot een éénduidig systeem van deze criteria. Om ervoor te zorgen dat mensen opgebouwde ‘rechten’ niet verliezen is een overgangsregeling opgesteld ( zie ook artikel 43, overgangsbepaling)
Artikel 4 Aanbod van huurwoningen
In de vier WERV gemeenten worden momenteel vrijkomende huurwoningen van de toegelaten instellingen aangeboden via het aanbodmodel. Dit houdt in dat vrijgekomen woningen worden aangeboden via lokale kranten en/of de website van de woningcorporaties. Woningzoekenden kunnen hierop actief reageren. Dit aanbodmodel blijft in de WERV huisvestingsverordening gehandhaafd en wordt aangevuld met de modules loting en optie (tezamen het combinatiemodel).
Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Alleen voor zelfstandige woonruimte is een huisvestingsvergunning vereist. Onzelfstandige studenteneenheden, onvrije woningen, bejaardenoorden zijn niet vergunningplichting.
Uit dit artikel spreekt wederzijdse verantwoordelijkheid van huurder en verhuurder.
Een onvrije woning is een woning waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke verkeersruimte, maar waarin alle wezenlijke voorzieningen alleen aan de huurder ter beschikking staan en de vertrekken bovendien afsluitbaar zijn.
Artikel 8 Criteria voor vergunningverlening
Weigering, alsook intrekking van een huisvestingsvergunning zijn besluiten waartegen bezwaar openstaat op grond van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 10 Vruchteloze aanbieding
Dit artikel is bedoeld om huurwoningen die niet in het aanbodsysteem vallen (van bijvoorbeeld particuliere eigenaren) en koopwoningen die niet binnen 8 weken verhuur/verkocht worden ook aan mensen aan te kunnen bieden/te kunnen verkopen die geen binding aan de WERV hebben.
Dit artikel dient om te vermijden dat woningen onnodig lang leegstaan. Redelijkerwijs kan een huurder/koper binnen een termijn van 2 maanden worden geacht zijn intrek te hebben genomen in de woning/ zijn hoofdverblijf te hebben. Indien hieraan niet voldaan kan de huisvestings-vergunning ingetrokken worden.
Paragraaf 2.5 Passendheid en slaagkansen
Het woonoppervlakte wordt berekend a.d.h.v. het woningwaarderingsstelsel (zie toelichting artikel 1 onder jj, woonoppervlakte).
Artikel 18 Urgentiecommissie WERV
De Urgentiecommissie WERV is een onafhankelijke commissie, benoemd door de WERV colleges. De Urgentiecommissie is door de colleges gemandateerd om beslissingen te nemen op aanvragen voor een urgentie huisvesting
HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN
Dit artikel is opgenomen om de colleges en de toegelaten instellingen de mogelijkheid te kunnen geven op kleine schaal (maximaal 30% van het vrijkomende aanbod van woonruimte van een corporatie) te experimenteren met de manier van toewijzen. Daarover worden in een convenant met de toegelaten instellingen nadere afspraken gemaakt. Afgesproken is dat lokaal maatwerk aan de volgende voorwaarden moet voldoen:
Huisvesting van statushouders valt buiten 30% lokaal maatwerk.
De Klachtencommissie is een onafhankelijke commissie, benoemd door de colleges. De Klachtencommissie behandeld klachten die gericht zijn tegen de uitvoering van de overeenkomst die is gesloten tussen de toegelaten instellingen en de gemeente.
De Klachtencommissie beoordeelt of de toegelaten instellingen de afspraken welke zijn neergelegd in de overeenkomst met de gemeente, juist worden uitgevoerd.
Dit houdt in dat de colleges de bevoegdheden zoals vermeld in hoofdstuk 2 in deze verordening aan de woningcorporaties kunnen overdragen.
HOOFDSTUK 4 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 4.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Het vergunningenstelsel in het kader van de onttrekking van woningen aan de woonbestemming is opgenomen teneinde de colleges zicht te laten blijven houden op de ontwikkelingen in deze , dit vanwege de schaarste op de woningmarkt.
Artikel 29 Criteria voor vergunningverlening
Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen twee belangen: het belang dat de aanvrager bij de onttrekking, samenvoeging of omzetting heeft en het volkshuisvestelijke belang.
Compensatie mag niet als afschrikmiddel worden gebruikt. Compensatie moet dienen om de woonruimte die verloren gaat elders terug te winnen (het woningtekort in de regio is dusdanig dat er in principe geen woningen verloren moeten gaan t.b.v. andere doeleinden.) Dit vereiste is van invloed op de hoogte van de compensatie. Die moet in redelijke verhouding staan tot het met de compensatie te bereiken doel (vervangen/realiseren woonruimte).
Of er sprake is van een reële compensatie, is ter beoordeling van de colleges. Hierbij kunnen de volgende criteria een rol spelen:
Bedragen die door deze compensatiegelden worden ontvangen, worden (conform artikel 29, 3e lid) uitsluitend in het kader van de volkshuisvesting aangewend (bijv. herstructurering, inrichting woonomgeving etc.)
De verschillen in compensatiebedragen zijn het gevolg van de invloed die een onttrekkingsmaatregel op de woningmarkt heeft.
De compensatiebedragen jaarlijks, per 1 januari, geïndexeerd met toepassing van het inflatiepercentage van het voorafgaande kalenderjaar.
Paragraaf 4.2 Splitsing in appartementsrechten
De colleges binnen deWERV hebben met het opnemen van deze paragraaf in de verordening geen andere intentie dan het ordenen van de regelgeving. Daarom is in deze verordening aansluiting gezocht bij artikel 56 a t/m i van de Woningwet, dat met de inwerkingtreding van de Huisvestingswet is komen te vervallen.
Artikel 34 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De verlangde bewijsstukken zijn overgenomen uit het voorheen op splitsing van toepassing zijnde Woningwetartikel 56e. Vanzelfsprekend kunnen hier, afhankelijk van de criteria voor vergunningverlening, nadere bewijsstukken worden verlangd.
Artikel 35 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Dit artikel bevatbepalingen die betrekking hebben op de drie afwijzingsgronden (limitatief genoemd in het Huisvestingsbesluit). Deze afwijzingsgronden zijn de samenstelling van de woonruimtevoorraad, belemmering van de stadsvernieuwing en bepalingen uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud.
Alleen op deze drie gronden kan de vergunning geweigerd worden.
Er is in dit artikel een combinatie gemaakt van de bepalingen in hoofdstuk 3 van het Huisvestingsbesluit. In dit artikel zijn, voor wat betreft de staat van onderhoud, minimaal de bepalingen uit het voormalige artikel 56, lid b van de Woningwet opgenomen.
Artikel 36 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Dit artikel bevat de mogelijkheid om, op grond van dreigende belemmering van de stadsvernieuwing, een aanvraag voor een splitsingsvergunning aan te houden indien voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, is gelegen, reeds een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Stb. 1985, 626) van kracht is.
HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN
Dit artikel geeft de colleges van de gemeenten de bevoegdheid om in uiterst bijzondere gevallen af te wijken van de bepalingen in deze verordening. Uitgangspunt is dat dit artikel slechtst met uiterste terughoudendheid kan worden toegepast.
In dit artikel wordt bepaald welke handelingen in strijd zijn met de bepalingen van deze verordening. Ook wordt hier de strafmaat bepaalt.
Artikel 41 Overleg bij wijziging
De inhoud van dit artikel is gelijk aan die van artikel 3, eerste lid, van de Huisvestingswet.
Alle, naar oordeel van de colleges daarvoor in aanmerking komende woonconsumentenorganisaties, vallen hier in elk geval onder.
Artikel 42 Onderzoek en rapportage
Aangezien het deel betreffende de verdeling van de woonruimte is gemandateerd aan de toegelaten instellingen binnen WERV wordt van hen een jaarlijkse rapportage verwacht over de uitvoering van die taken.
Inschrijfduur wordt het uitgangspunt voor alle corporaties én voor alle doelgroepen. Voor de overgang naar het nieuwe toewijzingssysteem is er een overgangsregeling die rekening houdt met de opgebouwde rechten.
Voor de overgangsregeling zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: