Organisatie | Enschede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inburgering gemeente Enschede 2010 |
Citeertitel | Verordening inburgering gemeente Enschede 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars, het vaststellen van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeraars en de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2010 | 01-01-2010 | Onbekend | 14-12-2009 Huis-aan-huis 13-01-2010 | Gmeenteblad 275 |
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Verordening inburgering gemeente Enschede 2010
De raad van de gemeente Enschede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2009; nr. 0900076812, inzake de
Verordening inburgering gemeente Enschede 2010,
gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;
overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars, het vaststellen van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeraars en de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
re-integratietraject gecombineerde voorziening gericht op het behalen van het inburgeringsexamen, dan wel om de (talen)kennis en vaardigheden van de inburgeraar te vergroten.
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst de groepen inburgeraars aan waaraan het bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan vaststellen op basis van de volgende criteria:
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Indien de inburgeraar een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd. Uitkeringsgerechtigden kunnen worden verplicht in het kader van hun re-integratie aan een inburgeringsvoorziening deel te nemen.
Hoofdstuk 3. Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2009
R. M. Jongedijk P.E.J. den Oudsten
Met ingang van 1 januari 2010 treedt de Verordening inburgering gemeente Enschede 2010 in werking. Belangrijkste wijziging is dat wordt overgegaan van een aanbodstelsel naar een vaststellingsstelsel, hetgeen inhoudt dat de inburgeraar de aangeboden voorziening dient te accepteren. Volgens de Wet Inburgering (WI) kan de gemeenteraad bij verordening bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een voorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeraar aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeraar is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.
De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeraar centraal. De inburgeraar kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgerings-verplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.
Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeraar toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal.
Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeraars handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeraar zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
De bevoegdheid om een voorziening direct vast te stellen
Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeraar, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een voorziening aan een inburgeraar aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeraar is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).
Het vaststellingstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Het college kan pas voorzieningen direct vaststellen als de gewijzigde WI in werking is getreden én de gemeentelijke verordening die deze bevoegdheid aan het college toekent van kracht is.
Wanneer de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, geldt dat stelsel voor alle inburgeraars die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraars
Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeraars ondersteunen door het vaststellen van een voorziening. Alle inburgeraars kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeraars in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeraar is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening. Een voorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een voorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI):
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
De procedure van het vaststellen van een voorziening
Het vaststellen van een voorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeraar gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:
In de intake blijkt dat het college aan de inburgeraar geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);
Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeraar. De inburgeraar kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeraar akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeraar passend vindt.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het eerste lid geeft aan wat deze verordening onder de verschillende begrippen verstaat. In de Wet inburgering is het begrip inburgeringvoorziening uitgebreid met taalkennisvoorziening. Hier wordt onder een voorziening ook o.a. een opleidings, educatie en/of werktraject verstaan.
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeraars wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking.
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeraar) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeraar een voorziening vaststellen.
Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeraars bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeraar niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen
re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).
Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeraars kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeraars (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).
Het vierde en vijfde lid geven aan dat een inburgeringsvoorziening kan bestaan uit een taalkennisvoorziening, waaronder die van Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent (AGA-traject) en/of een persoonsgebonden budget (PGB-traject).
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeraar door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeraar het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeraars die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.
Als de inburgeraar een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeraars in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.
7 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeraar is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeraar duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeraar het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.
Onderdeel f heeft betrekking op de gemeentelijke bezwaarschriftprocedure. Op het besluit genomen in de beschikking is bezwaar mogelijk. De inburgeraar wordt medegedeeld dat er een mogelijkheid bestaat tot het indienen van bezwaar.
Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeraar.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere scocialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen. In de beschikking aan de inburgeraar zal vermeld moeten worden welk regime bij overtredingen van toepassing is, een boete of een maatregel.
Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 8 van deze verordening mogelijk is.
Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden.
Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeraar bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde lid van artikel 9.
Als de inburgeraar niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 8, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeraar alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeraar ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 9 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeraar het inburgeringsexamen moet behalen.
Als de inburgeraar ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het derde lid ook dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het derde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeraar.
De artikelen 8 en 9 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen.