Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Deelverordening subsidiëring sport gemeente Wageningen, herziene versie 2003 |
Citeertitel | Deelverordening subsidiëring sport gemeente Wageningen, herziene versie 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Subsidieregeling |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 |
Na inwerkingtreding van de ASV 2007 en later ook weer na de ASV 2012 is uitsluitend hoofdstuk 5 nog geldig. Het overige deel van de verordening is ingetrokken. Op 6 februari 2012 heeft de gemeenteraad ook hoofdstuk 5 per direct ingetrokken (Publicatie met terugwerkende kracht Stad Wageningen, 25 april 2012).
Algemene wet bestuursrecht (Awb), Algemene subsidieverordening (ASV)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2003 | 06-02-2012 | Nieuwe regeling | 16-12-2002 Stad Wageningen, 03-01-2007 | nr. 02/41019, afd. Mwo |
HOOFDSTUK 5 SUBSIDIE GROOT ONDERHOUD SPORTACCOMMODATIES
Burgemeester en wethouders kunnen aan Wageningse sportorganisaties, vermeld op een door burgemeester en wethouders vastgestelde lijst (bijlage 1), een subsidie verlenen ten behoeve van de kosten van het groot onderhoud van geprivatiseerde of zelf gerealiseerde sportaccommodaties in de gemeente Wageningen.
De gemeenteraad stelt de voor de subsidiëring te hanteren normen, percentages en termijnen vast (bijlage 2). De subsidie bedraagt niet meer dan het door de raad vastgestelde percentage per benoemd onderdeel.
Artikel 5.4 Sportaccommodaties deels bestemd voor sportbeoefening in directe zin
Voor groot onderhoud aan gebouwen of gedeelten van gebouwen, installaties en apparatuur in een Wageningse sportaccommodatie die slechts voor een deel voor sportbeoefening in directe zin bestemd zijn en daarnaast nog een andere functie vervullen, wordt een subsidie verleend op grond van de in artikel 5.2 bedoelde percentageregeling. Dit met een maximum van 75% van de gecalculeerde kosten bij uitvoering door of namens de gemeente en naar rato van het gedeelte van het gebouw dat voor directe sportbeoefening is bestemd.
Artikel 5.5 Sportaccommodaties niet of nauwelijks bestemd voor sportbeoefening
De in het eerste lid bedoelde (gedeelten van) gebouwen, installaties en apparatuur omvatten in ieder geval clubhuis, kantine, bar, keuken met bijbehorende bergingen, bestuurs- en vergaderkamer, radio- en omroepkamer, terreinverlichting, scorebord, kassa, parkeerterrein, dug-out en andere opstallen en tribune.
Artikel 5.6 Uitwerking per sportorganisatie
Zodra op basis van de meerjarensubsidiecyclus een subsidie aan een sportorganisatie verleend kan worden, wordt overleg gepleegd tussen burgemeester en wethouders en het bestuur van de sportorganisatie over de noodzakelijkheid van de subsidie en de noodzakelijkheid van de investering in groot onderhoud.
Artikel 5.7 Subsidie slechts eenmaal per cyclus
Een subsidie wordt op grond van dit hoofdstuk slechts eenmaal per meerjarensubsidiecyclus verleend.
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2003.
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 16 december 2002, nr. 02/41019, afdeling Mwo.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE “DEELVERORDENING SUBSIDIËRING SPORT GEMEENTE WAGENINGEN, HERZIENE VERSIE 2003”
Alleen die artikelen zijn (verder) toegelicht waarvoor dit nog nodig was naast hetgeen reeds in de inleiding is opgemerkt.
In algemene zin kan verder nog worden opgemerkt dat artikelen in de "oude" verordeningen die zaken regelden die nu in de ASV staan, zijn vervallen. Dit wordt hierna niet meer per (nieuw) artikel toegelicht.
Deze definitie komt - in gedeeltelijk andere bewoordingen - al voor in de in te trekken “Verordening subsidiëring jeugdsport en de in te trekken “Verordening subsidiëring trainingskosten”. Zij is hier als algemene definitie, geldend voor de gehele deelverordening, opgenomen.
Nieuw is de eis dat de sportorganisatie is aangesloten bij een door de NOC*NSF erkende landelijke sportbond. In de Verordening subsidiëring jeugdsport werd aansluiting bij de "Wageningse sportbond" geëist. (In de andere in te trekken verordeningen werd geen aansluitingseis gesteld.) Het doel van deze wijziging is, dat daardoor meer grip op de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de doorzichtigheid van de sportorganisatie kan worden verkregen.
Vervallen is de eis dat de sportorganisatie ten minste 25 contribuerende (jeugd-)leden moet hebben (Verordening subsidiëring jeugdsport). Vanwege de andere reeds gestelde eisen is het niet meer nodig aan dat vereiste vast te houden.
Ten opzichte van de bestaande verordeningen bevat deze definitie de extra eis dat de jeugdleden in Wageningen woonachtig zijn. Indien deze eis in zijn uitwerking onbillijk mocht zijn voor een of meer gesubsidieerde sportclubs, kan toepassing van de hardheidsclausule van de ASV worden overwogen in de vorm van een overgangsregeling. De eis van ingezetenschap wordt overigens al gesteld in het kader van de vergelijkbare subsidieverordening jeugdwerk.
Het in de aanhef van deze definitie gestelde is nieuw. De begrippen "training" en "les" werden veelvuldig door elkaar gehaald, hetgeen bij de beoordeling veel problemen gaf. Er is nu gekozen voor een omschrijving waarbij in ieder geval duidelijk is dat training, die door leden buiten het normale - met contributie-inkomsten bekostigde - trainingsaanbod van de sportorganisatie wordt genoten, niet voor subsidie in aanmerking komt.
Ook het gestelde onder a is nieuw. Deze bepaling is toegevoegd om duidelijk(er) aan te geven dat onder die noemer alleen trainingskosten vallen (en worden gesubsidieerd) die gericht zijn op competitieactiviteiten tegen andere sportclubs.
Het gestelde onder b komt in de plaats van het in de bestaande “Verordening subsidiëring trainingskosten” vermelde begrip "les". Gelet op de benaming van dit subsidiehoofdstuk is het beter alleen nog over "training" te spreken en niet meer over "les".
Artikel 1.4 Subsidievoorwaarden
Nieuw is de eis dat de sportorganisatie bijzondere aandacht moet besteden aan de sociale opvang van haar jeugdleden (eerste lid, onder a), alsmede aan bestrijding van discriminatie en onsportief gedrag van (al) haar leden (eerste lid, onder b).
Het tweede lid is ook nieuw en vloeit logisch voort uit hetgeen is geregeld in het eerste lid, onder b.
De regeling in het derde lid is een verruiming en verduidelijking van bestaande artikelen in de in te trekken “Verordening subsidiëring jeugdsport” en de in te trekken “Verordening subsidiëring trainingskosten”.
Eventueel door burgemeester en wethouders vast te stellen beleidsregels worden tevoren aan de Sportraad voorgelegd om advies.
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIE PER JEUGDLID
Artikel 2.1 Subsidiebedrag en -berekening
Nieuw is dat het subsidiebedrag per jeugdlid periodiek zal worden vastgesteld.
Artikel 2.4 Aanvraag subsidie/beslissing
In de ASV wordt de eis gesteld dat een aanvraag om een structureel subsidie binnen dient te zijn vóór 1 maart respectievelijk 1 mei van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd (artikel 4.1 ASV). De eerste datum heeft betrekking op de eerste aanvraag om een structureel subsidie, de tweede om een herhaalaanvraag. In artikel 2.4, eerste lid, van de deelverordening wordt daarvan afgeweken. Het gaat om een subsidiëring achteraf.
Gekozen is voor 1 mei als indieningdatum conform de indieningdatum voor herhaalaanvragen op grond van de ASV. Dit mede uit een oogpunt van uniformiteit met de indieningdatum van aanvragen om een trainingskostensubsidie (zie hierna de toelichting bij hoofdstuk 3).
Het tweede lid bevat een vereenvoudigde regeling voor de indiening van gegevens over de jeugdleden. Teldatum voor het aantal jeugdleden is 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Zie de definitie van "jeugdlid" in artikel 1.3.
HOOFDSTUK 3 SUBSIDIE TRAININGSKOSTEN JEUGDLEDEN
In algemene zin kan worden opgemerkt dat ten opzichte van de huidige “Verordening trainingskosten jeugdleden” sprake is van een uitsplitsing van artikelen, in die zin dat een aantal gedetailleerde bepalingen is verplaatst naar de bij deze verordening behorende beleidsregels (van burgemeester en wethouders). Deze zijn dan later eventueel gemakkelijker te wijzigen.
Artikel 3.1 Subsidiebedragen en -plafond
Nieuw is dat voor het totaalsubsidiebedrag voor trainingskosten van jeugdleden een maximum bedrag (subsidieplafond) wordt gesteld (derde lid).
Het maximale subsidiebedrag per (trainend) jeugdlid wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de volgende twee componenten:
elke sportorganisatie die voor trainingskostensubsidie in aanmerking komt, krijgt een vast bedrag per jaar. Dat wordt bepaald door de helft van het voor trainingskostensubsidie in de gemeentebegroting opgenomen bedrag te delen door het aantal voor die subsidie in aanmerking komende sportorganisaties;
daarbovenop krijgt elke sportorganisatie die voor trainingskostensubsidie in aanmerking komt een bedrag dat wordt bepaald door de andere helft van het in de gemeentebegroting opgenomen bedrag te delen door het aantal jeugdleden waarvoor subsidie wordt verstrekt ingevolge het tweede hoofdstuk (jeugdlidsubsidie).
Artikel 3.3 Aanvraag subsidie/beslissing
Ook hier is - net als bij de jeugdlidsubsidie - sprake van een subsidie achteraf. Zie ook de toelichting op artikel 2.4. De datum van 1 mei als indieningdatum is conform de indieningdatum voor herhaalaanvragen op grond van de AS.
De hierna volgende toelichting is ook opgenomen in de - per 1 januari 2001 - herziene Notitie tarievenbeleid sportaccommodaties (onder 2.2 en 3.3).
Over de huidige situatie rond het zwembad wordt in die notitie onder 2.2 het volgende opgemerkt.
Aan de hand van de Tarievennota Binnensportaccommodaties is ook een regeling getroffen voor het gebruik van het zwembad door de zwemsportverenigingen. Deze houdt in, dat voor het gebruik van een uur zwembad (25 meter bassin) per uur door de vereniging net zoveel betaald wordt als voor het gebruik van een sporthal.
De zwemsportverenigingen gebruiken het zwembad enerzijds voor trainingen en wedstrijdzwemmen (plus polo) en anderzijds voor elementair zwemmen (zwemles). In de afgelopen jaren is wat betreft de onderlinge verhouding van trainingen en wedstrijdzwemmen (plus polo) uitgegaan van een gebruik van 50% voor elk van beide. Dit om efficiencyredenen.
Voor wedstrijduren krijgen de zwemsportverenigingen het verschil gecompenseerd tussen de werkelijke huurprijs van het bad en de uurprijs van een sporthal.
Voor trainingsuren krijgen de zwemsportverenigingen het verschil gecompenseerd tussen de werkelijke huurprijs van het bad en 75% van de uurprijs van een sporthal. Voor trainingsuren krijgen zij dus een hoger subsidiebedrag dan voor wedstrijduren.
Voor door zwemsportverenigingen gegeven zwemlessen betaalt de gemeente een bijdrage van 28% in de kosten van een uur zwembad.
Aan deze regeling zit geen open einde. Het aantal gebruiksuren per zwemsportvereniging is gefixeerd en verhoging kan slechts plaatsvinden na uitdrukkelijke toestemming van het gemeentebestuur. Oorspronkelijk werd het aantal gebruiksuren van 1992 gehanteerd. Nu alle gebruiksuren in het nieuwe Wageningse zwembad plaatsvinden, is het zaak om het aantal uren per zwemsportvereniging opnieuw vast te stellen.
Deze regeling wordt als redelijk ervaren. Zij geeft de zwemsportverenigingen voldoende duidelijkheid.
In juridische zin is hier sprake van een subsidierelatie. De gemeente geeft de zwemverenigingen een bijdrage (subsidie) teneinde daarmee een deel van de huurkosten te kunnen betalen. Omdat het zwembad weliswaar eigendom van de gemeente is, maar wordt geëxploiteerd door de
NV Sportfondsenbad, is hier geen sprake van een privaatrechtelijke verhouding gemeentezwemclub. Van toepassing is de (in te trekken) "Verordening houdende regelen inzake de subsidiëring van de organisaties op het gebied van de zwemsport in de gemeente Wageningen".
Over het nieuwe beleid wordt in de notitie onder 3.3 het volgende opgemerkt.
Zoals onder 2.2. is opgemerkt, wordt de huidige (subsidie)regeling als redelijk ervaren. Wel is het raadzaam om - nu alle gebruiksuren in het nieuwe zwembad plaatsvinden - het aantal gebruiksuren per zwemsportvereniging opnieuw vast te stellen (fixeren). Laatstelijk is dit gebeurd in 1992.
In de (aangepaste) subsidieregeling voor de zwemsport, die onderdeel gaat uitmaken van de Deelverordening Sport, is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om tot fixatie van het aantal gebruiksuren per zwemsportvereniging over te gaan formeel vastgelegd (zie artikel 4.1, tweede lid).
Een andere wijziging ten opzichte van de huidige subsidieregeling is, dat nu is vastgelegd dat subsidiëring van badhuur buiten Wageningen in beginsel niet mogelijk is, behalve in zeer uitzonderlijke situaties (artikel 4.1, derde lid). Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als in Wageningen in een concrete situatie geen geschikte zwemaccommodatie beschikbaar is.
HOOFDSTUK 5 SUBSIDIE GROOT ONDERHOUD SPORTACCOMMODATIES
In dit hoofdstuk is de huidige Bijdrageregeling groot onderhoud sportaccommodaties opgenomen, zij het dat zij is omgebouwd tot een subsidieregeling op basis van en aangepast aan de ASV. Ten opzichte van de huidige verordening is er geen sprake van inhoudelijke wijzigingen. De bijlagen waarnaar wordt verwezen, zijn de bijlagen behorende bij de huidige Bijdrageregeling.
HOOFDSTUK 6 SUBSIDIE GROTE SPORTEVENEMENTEN
In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen over de subsidiëring op basis van de begrotingspost 530.00. Ook hebben burgemeester en wethouders ter uitwerking van enige bepalingen van dit hoofdstuk beleidsregels vastgesteld. Al deze regels vormen een weerslag van hetgeen reeds in de praktijk - zonder schriftelijk vastgelegde regels - gebruikelijk was.