Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Deelverordening subsidiëring kunst en cultuur gemeente Wageningen |
Citeertitel | Deelverordening subsidiëring kunst en cultuur gemeente Wageningen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Ingetrokken bij inwerkingtreding ASV-07
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2001 | 01-01-2007 | nieuwe regeling | 22-01-2001 Onbekend | nr. 00/2811, afd. Mwo |
Artikel 1.1 Zes subsidieonderdelen
Deze deelverordening bevat subsidieregels op de volgende zes terreinen van kunst en cultuur:
Hoofdstuk 2 Subsidiëring amateuristische kunstbeoefening
Artikel 2.1 Definitie amateuristische kunstbeoefening
Onder amateuristische kunstbeoefening worden in dit hoofdstuk de volgende activiteiten begrepen: muziek, zang, dans, toneel, cabaret, opera, operette, fotografie, film, beeldende kunst, audiovisuele kunst en letteren, alsmede hieraan gelijk te stellen en als zodanig door burgemeester en wethouders aan te merken activiteiten.
Artikel 2.3 Subsidie op basis van kostensoorten
De subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk geschiedt op basis van kostensoorten als bedoeld in artikel 3.4 van de ASV.
Artikel 2.4 Categorisering instellingen
De instellingen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, worden door burgemeester en wethouders ingedeeld in één van de volgende voorzieningen.
De hoogte van de normbedragen als bedoeld in artikel 2.5 wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld en geldt steeds voor een periode van drie jaar.
Artikel 2.8 Vaststelling subsidie/bestaand vermogen/reservering
Indien de in het vijfde lid bedoelde reservering echter na drie opeenvolgende jaren meer bedraagt dan de in die periode ontvangen subsidie, zal de subsidiëring worden beëindigd, tenzij burgemeester en wethouders onder nader te bepalen voorwaarden toestemming verlenen voor voortzetting van de reservering.
Hoofdstuk 3 Subsidiëring muziek- en fanfarekorpsen
Artikel 3.2 Subsidie op basis van kostensoorten
De subsidieverstrekking ingevolge dit hoofdstuk geschiedt op basis van kostensoorten als bedoeld in artikel 3.4 van de ASV.
Artikel 3.3 Subsidienorm en -bedragen
Voorwaarde voor subsidiëring is, dat de instelling een door burgemeester en wethouders te bepalen eigen bijdrage in de kosten van de voorgenomen investering levert en dat de investering, met inachtneming van die bijdrage, de financiële draagkracht van de instelling naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs te boven gaat.
Tot de hier bedoelde eigen bijdrage mogen door de instelling niet worden gerekend contributies, kantine-inkomsten en andere inkomsten die naar het oordeel van burgemeester en wethouders ten onrechte zijn onttrokken aan de noodzakelijk geachte exploitatie van de instelling.
Bij de aanvraag dienen, behoudens de daaromtrent in artikel 4.1 van de ASV gestelde eisen, de volgende stukken te worden overgelegd:
een gespecificeerde opgave van het aantal musicerende leden of deelnemers van de instelling op 1 januari en 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Bij de beslissing over verlening van de subsidie wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal musicerende leden of deelnemers over die twee data;
Reservering van (een gedeelte van) de verleende subsidie is niet mogelijk, tenzij burgemeester en wethouders daar afzonderlijk toestemming voor hebben verleend.
Hoofdstuk 4 Subsidiëring incidentele culturele activiteiten
Artikel 4.2 Subsidie op basis van kostensoorten
De subsidieverstrekking ingevolge dit hoofdstuk geschiedt op basis van kostensoorten als bedoeld in artikel 3.4 van de ASV.
Artikel 4.6 Vaststelling subsidie
In afwijking van artikel 4.4, tweede lid, van de ASV dient de subsidieaanvrager uiterlijk twee maanden na afloop van de activiteit een verslag en eindafrekening in over de activiteit.
Artikel 4.7 Incidentele activiteiten die structureel worden
Nieuwe activiteiten die een structureel karakter krijgen komen, gelet op artikel 4.1, tweede lid, de eerste twee jaar voor een incidentele subsidie in aanmerking en kunnen vervolgens, indien wordt voldaan aan de daarvoor geldende subsidieregels, in aanmerking komen voor een subsidie op grond van hoofdstuk 2 van deze deelverordening (subsidiëring amateuristische kunstbeoefening).
Hoofdstuk 5 Subsidiëring incidentele grootschalige culturele evenementen
Artikel 5.2 Subsidie op basis van kostensoorten
De subsidieverstrekking ingevolge dit hoofdstuk geschiedt op basis van kostensoorten als bedoeld in artikel 3.4 van de ASV.
De hoogte van de maximaal door burgemeester en wethouders te verlenen subsidie wordt mede bepaald op basis van de op grond van artikel 5.5 aangeleverde en door hen goedgekeurde begroting van het evenement.
Hoofdstuk 6 Subsidiëring in de kosten van exposities
Artikel 6.2 Subsidie op basis van kostensoorten
De subsidieverstrekking ingevolge dit hoofdstuk geschiedt op basis van kostensoorten als bedoeld in artikel 3.4 van de ASV.
Het maximale subsidiebedrag wordt mede bepaald op basis van de op grond van artikel 6.5 ingediende en goedgekeurde begroting van de expositie.
Hoofdstuk 7 Subsidiëring zaalhuur Schouwburg Junushoff
Artikel 7.2 Subsidie op basis van kostensoorten
De subsidieverstrekking ingevolge dit hoofdstuk geschiedt op basis van kostensoorten als bedoeld in artikel 3.4 van de ASV.
HOOFDSTUK 8 SUBSIDIËRING IN DE KOSTEN VAN AANSLUITING OP DE WEBSITE VOOR BEELDENDE KUNSTENAARS
Artikel 8.2 Subsidie op basis van waardering
De subsidieverstrekking ingevolge dit hoofdstuk geschiedt op basis van waardering als bedoeld in artikel 3.5 van de ASV.
Vastgesteld bij raadsbesluit van 22 januari 2001, nr. 00/28211, afd. Mwo.
Vastgesteld bij raadsbesluit van 10 februari 2003, nr. 03/15374, afd. Mwo.
Artikelsgewijze toelichting op de Deelverordening Subsidiëring Kunst en Cultuur gemeente Wageningen
Alleen die artikelen zijn (verder) toegelicht waarvoor dit nog nodig was naast hetgeen reeds in de inleiding is opgemerkt.
In algemene zin kan verder nog worden opgemerkt dat artikelen in de "oude" verordeningen die zaken regelden die nu in de ASV staan, zijn vervallen. Dit wordt hierna niet meer per (nieuw) artikel toegelicht.
Hoofdstuk 2 Subsidiëring amateuristische kunstbeoefening
De hoogte van de normbedragen is opgenomen in de bijbehorende beleidsregels van burgemeester en wethouders.
Artikel 2.8 Vaststelling subsidie/reservering
In dit artikel staan enige bepalingen die de (vaststellings-)bepalingen van de ASV aanvullen of daarvan afwijken. Het eerste en tweede lid werken aanvullend en spreken voor zich. In het derde lid wordt onderstreept (bevestigd) hoe de subsidiëring op basis van kostensoorten uitwerkt.
In het vierde en vijfde lid wordt afgeweken van de ASV. Op grond van de ASV is het voor instellingen die gesubsidieerd worden op basis van kostensoorten, verboden om een vrije, algemene reserve te vormen (artikelen 3.4 en 4.8 ASV en bijbehorende toelichting). Een bestemmingsreserve is, met toestemming van burgemeester en wethouders, wel mogelijk. Met betrekking tot de amateuristische kunstbeoefening, waar kostensoortsubsidie gemeengoed is, past het echter een tweetal uitzonderingen op genoemd verbod te maken.
In het vierde lid is bepaald dat bij de subsidievaststelling geen rekening wordt gehouden met het bij de inwerkingtreding van deze verordening bestaande vermogen van de gesubsidieerde instelling. Uit de financiële verantwoordingen blijkt dat 80% van de verenigingen over een eigen vermogen beschikt, dat soms enigszins is opgebouwd met de gemeentelijke subsidies, maar met name is ontstaan door eigen inkomsten uit acties, contributies, donaties en ontvangsten bij uitvoeringen. Volgens artikel 4.8 van de ASV mag het eigen vermogen (inclusief reserves) en voorzieningen niet meer bedragen dan 10% van de exploitatielasten van het verstreken jaar. Indien dat wel het geval is, wordt het meerdere daarvan op de subsidie in mindering gebracht. Dit zou inhouden dat deze verenigingen in verhouding tot hun veelal beperkte jaaromzet een zeer gering vermogen (c.q. reserve) zouden mogen vormen. Voor het opvangen van calamiteiten of het doen van investeringen is het echter gewenst dat deze verenigingen over een substantieel eigen algemeen vermogen beschikken. Een strikte toepassing van artikel 4.8 van de ASV zou tot een ongewenste (tijdelijke) stopzetting van het subsidiëren van de verenigingen kunnen leiden en elk initiatief voor het verwerven van eigen inkomsten geheel doen wegnemen. Daarom wordt voorgesteld geen rekening te houden met het op bedoelde datum gevormde eigen vermogen.
Een tweede uitzondering is opgenomen in het vijfde lid. Het gaat hier om instellingen waarvoor het van belang kan zijn om, in relatie tot de omvang van de organisatie en de activiteiten, over een bescheiden reserve te beschikken. Daarom is bepaald dat een positief saldo dat voorkomt uit financiële acties en/of eenmalige giften, mag worden gereserveerd tot maximaal de hoogte van het definitieve subsidiebedrag. Om te voorkomen dat die reservering al te hoog oploopt, wordt zij in het zesde lid wel enigszins beperkt.
Omdat bij de amateuristische kunstbeoefening veelal sprake is van relatief kleine subsidiebedragen en voor de eventuele terugvordering van een voorschot dan wel een restantbetaling meestal hetzelfde zal gelden, is in het zevende lid bepaald dat pas tot terugvordering of uitbetaling wordt overgegaan, indien het verschil ten opzichte van het voorschot meer dan € 50,00 bedraagt.
Hoofdstuk 3 Subsidiëring muziek- en fanfarekorpsen
De aanschaf en vervanging van de uniformen en muziekinstrumenten waarover de muziek- en fanfarekorpsen beschikken, is dermate kostbaar, dat eigen acties niet toereikend blijken te zijn om de noodzakelijke investeringen te bekostigen. Regelmatig wordt daarom een beroep gedaan op de gemeente voor een financiële bijdrage. Aangezien dergelijke verzoeken steeds op hun eigen merites werden bezien, verdient het sterk aanbeveling een en ander te reguleren. Daarmee wordt bereikt dat enerzijds de betrokken korpsen hun investeringen en de daaraan verbonden financiering tijdig kunnen plannen en anderzijds de gemeente een bijdrage kan verlenen volgens daarvoor vastgestelde criteria.
Artikel 3.3 Subsidienorm en -normbedragen
De hoogte van de normbedragen is door burgemeester en wethouders vastgelegd in de beleidsregels.
Voor de subsidiëring ingevolge dit hoofdstuk behoeft geen subsidieplafond te worden vastgesteld. Jaarlijks komt er namelijk slechts één instelling voor een subsidie in aanmerking.
De in dit artikel vermelde indieningstermijn is te beschouwen als een aanvulling op artikel 4.1, derde lid, van de ASV. Het gaat hier weliswaar om een incidentele subsidie, maar er is geen sprake van een activiteit die op een bepaalde datum plaatsvindt.
In beginsel is in gevallen als deze, waar sprake is van een incidentele subsidie op basis van kostensoorten, op grond van de ASV geen reservering mogelijk. In dit artikel wordt dit nogmaals onderstreept. Niettemin hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid om in een bijzonder geval toch toestemming voor reservering te geven. In wezen gaat het dan om toepassing van de zgn. hardheidsclausule van de ASV (artikel 6.3).
Hoofdstuk 4 Subsidiëring incidentele activiteiten
Gezien het grote aantal culturele activiteiten dat gedurende het jaar wordt ontwikkeld, biedt de gemeente blijkbaar een goede voedingsbodem voor het ontwikkelen van culturele activiteiten binnen het zgn. “witte circuit”, dat wil zeggen eenmalige initiatieven en activiteiten die ontstaan buiten de instellingen en organisaties. Het betreft een grote variatie aan culturele activiteiten en experimenten die zonder financiële ondersteuning van de gemeente niet zouden kunnen worden gerealiseerd.
Het maximale subsidiebedrag is door burgemeester en wethouders vastgelegd in de beleidsregels.
Voor de toepassing van dit subsidie-hoofdstuk is het gewenst te kunnen beschikken over een subsidieplafond.
De wijze van verdeling als bedoeld in het tweede lid is door burgemeester en wethouders vastgelegd in de beleidsregels.
De subsidie dient ten minste twee maanden voor de aanvang van de bewuste activiteit te worden ingediend. Dit is een afwijking van artikel 4.1, derde lid, van de ASV, waarin een termijn van zeventien weken wordt genoemd. Veel incidentele activiteiten blijken vaak binnen korte tijd te worden ontwikkeld en gerealiseerd. Een termijn van twee maanden vóórdat de activiteit plaatsvindt, voldoet meer aan de praktijk en levert voor de afdoening van de aanvraag geen bezwaren op.
Artikel 4.6 Vaststelling subsidie
In afwijking van het gestelde in artikel 4.4, tweede lid, van de ASV is bepaald dat binnen twee maanden na afloop van de activiteit de schriftelijke verantwoording moet worden ingediend. Hierdoor wordt een goede bewaking van het beschikbare budget bevorderd.
Hoofdstuk 5 Subsidiëring incidentele grootschalige culturele evenementen
Grootschalige evenementen en festivals verlenen een belangrijke bijdrage aan de promotie en identiteit van Wageningen. Ook in sociaal-economisch opzicht zijn dergelijke grote activiteiten van belang. Door een gerichte subsidiëring kunnen dergelijke evenementen worden behouden en gestimuleerd.
Ook voor de toepassing van dit subsidie-hoofdstuk is het gewenst te werken met een subsidieplafond. De wijze van verdeling bij een teveel aan subsidieaanvragen is door burgemeester en wethouders opgenomen in de beleidsregels.
De subsidie dient ten minste twee maanden vóór de aanvang van de bewuste activiteit te worden ingediend. Dit is een afwijking van artikel 4.1, derde lid, van de ASV, waarin een termijn van zeventien weken wordt genoemd. Veel incidentele activiteiten blijken vaak binnen korte tijd te worden ontwikkeld en gerealiseerd. Een termijn van twee maanden vóórdat de activiteit plaatsvindt, voldoet meer aan de praktijk en levert voor de afdoening van de aanvraag geen bezwaar op.
Artikel 5.6 Vaststelling subsidie
In afwijking van het gestelde in artikel 4.4, tweede lid, van de ASV, is bepaald dat binnen twee maanden na afloop van de activiteiten de schriftelijke verantwoording moet worden ingediend. Dit komt een goede bewaking van het beschikbare budget ten goede.
Hoofdstuk 6 Subsidiëring in de kosten van exposities
De in dit hoofdstuk genoemde subsidiecriteria voldoen aan de - in de praktijk reeds gehanteerde en blijkbaar als redelijk ervaren - voorwaarden die aan subsidiëring van een kunstexpositie kunnen worden gesteld. Met name openbaarheid en toegankelijkheid zijn eisen waaraan een expositie dient te voldoen.
Artikel 6.1 Nadere subsidievoorwaarden
Burgemeester en wethouders hebben een aantal nadere subsidievoorwaarden als hier bedoeld vastgelegd in de beleidsregels.
Vanwege het jaarlijks te verwachten aantal subsidieverzoeken is het ook hier gewenst een subsidieplafond in het leven te roepen. De wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebedrag in het geval dat niet alle aanvragen (volledig) gehonoreerd kunnen worden, is opgenomen in de beleidsregels van burgemeester en wethouders.
Hoewel volgens artikel 4.1, derde lid, van de ASV een verzoek om een subsidie voor een eenmalige activiteit ten minste zeventien weken vóór de aanvang van de activiteit dient te worden ingediend, is het redelijk om voor een expositie een indieningstermijn van ten minste twee maanden vooraf, in acht te nemen.
Artikel 6.6 Vaststelling subsidie
In afwijking van het gestelde in artikel 4.4, tweede lid, van de ASV, is bepaald dat binnen twee maanden na afloop van de activiteiten de schriftelijke verantwoording moet worden ingediend. Dit komt een goede bewaking van het beschikbare budget ten goede.
Hoofdstuk 7 Subsidiëring zaalhuur Schouwburg Junushoff
Van oudsher verleent de gemeente een bijdrage in de huur, die door de gesubsidieerde culturele en sociaal-culturele organisaties wordt betaald voor het gebruik van de Schouwburg Junushoff. Het doel daarvan is het gebruik van Junushoff voor de plaatselijke verenigingen te bevorderen en betaalbaar te houden. In het verleden werd een vaste bijdrage in de te betalen huur verleend. Het tarievenstelsel is na de renovatie van Junushoff echter dermate gewijzigd, dat een vaste bijdrage in de huur niet meer voldoet. Thans wordt een bijdrage van 40% in de niet-commerciële tarieven verleend. Naast de plaatselijke culturele en sociaal-culturele verenigingen komen ook de in Wageningen gevestigde scholen en dependances voor een bijdrage in aanmerking.
Artikelen 7.1 en 7.3 Subsidievoorwaarden en -bedrag
Ter uitwerking van artikel 7.1, derde lid, en artikel 7.3 hebben burgemeester en wethouders een beleidsregel vastgesteld.
In het kader van dit hoofdstuk is geen subsidieplafond gesteld. Dit bleek niet nodig te zijn, omdat het voor dit doel beschikbare budget in feite al als een subsidieplafond geldt. Beperkingen worden reeds gesteld door het vaste subsidiepercentage en het maximaal te subsidiëren aantal dagdelen.