Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening 2005 |
Citeertitel | Parkeerverordening 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 01-01-2012 | Onbekend | 20-12-2004 Stad Wageningen, datum onbekend | nr. 04.0037220, afdeling SOem. |
De raad van de gemeente Wageningen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2004;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 6 van de Wegenverkeerswet;
vast te stellen de ‘Parkeerverordening 2005’
Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 december 2004.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
dagdeelvergunning: een vergunning die uitsluitend kan worden aangevraagd door bewoners van een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, welke vergunningen bedoeld zijn voor het parkeren van voertuigen van bezoekers van deze bewoners/vergunningaanvragers, met dien verstande dat het maximaal aantal af te geven dagdeelvergunningen per woning door nadere openbaar te maken besluiten van Burgemeester en wethouders kan worden beperkt.
Artikel 2. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen
Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit:
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.
Artikel 5. Intrekking vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:
Artikel 6. Verplichtingen vergunninghouder
Wanneer een vergunninghouder zijn/haar motorvoertuig parkeert op een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats, is deze verplicht de parkeervergunning duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het motorvoertuig te plaatsen, op een zodanige wijze dat de daarop afgedrukte tekst van buitenaf duidelijk leesbaar is.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt eveneens voor degene die parkeert op een parkeerapparatuurplaats, indien hem/haar door middel van parkeerapparatuur, een kaart of ander middel met opdruk wordt verstrekt waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot welk tijdstip hij/zij kennelijk wenst te parkeren.
Artikel 7. Ongeoorloofd gebruik parkeerapparatuur
Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten met het oogmerk de parkeerapparatuur in werking te stellen of te houden op een andere wijze, met ander middelen of met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.
Met de opsporing van overtreding zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek voor strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking maar niet eerder dan 1 januari 2005.
De “Parkeerverordening 1995 wordt op diezelfde datum ingetrokken.
Toelichting parkeerverordening 2005
Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen worden verleend op basis van de Parkeerverordening. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een dergelijke vergunning kan/mag worden geparkeerd, moet daarom op basis van deze verordening gebeuren. In deze verordening ligt het accent op wie voor een parkeervergunning in aanmerking komen en op welke plaats(en) daarmee kan worden geparkeerd. In de “Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2005” daarentegen, ligt het accent op de belasting die onder meer voor het vergunningparkeren wordt geheven.
In artikel 1 wordt de dagdeelvergunning geïntroduceerd. Indien het uitwerken van het parkeerbeleid ertoe leidt dat vrijwel het gehele centrumgebied wordt aangewezen als betaald parkeergebied ondervindt ook het bezoek van de bewoners hier hinder/ongemak van. Uitgangspunt is altijd geweest dat de bewoners zo min mogelijk hinder van de parkeerregulering behoren te ondervinden. Door hen in de gelegenheid te stellen om op nader te bepalen wijze het bezoek te laten parkeren, kan de pijn voor de bewoners (en hun bezoek) enigszins worden verzacht.
Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid neergelegd bij het college van burgemeester en wethouders (artikel 2).
In artikel 3 wordt uiteengezet wie in aanmerking komen voor een parkeervergunning. In overeenstemming met eerdere besluitvorming is het aantal uit te geven bewonersvergunningen (per huishouden) niet gelimiteerd. In een door burgemeester en wethouders vast te stellen uitvoeringsbesluit kan nader worden uitgewerkt waar de vergunninghouders hun voertuig mogen parkeren. Uitgangspunt is dat de “eerste” auto zo dicht mogelijk in de buurt van het huisadres moet kunnen worden geparkeerd. Met het oog op een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit kan overwogen worden om in bepaalde straten met een hoge parkeerdruk de bewoners te verplichten de tweede auto iets verderop te parkeren waar de druk minder hoog is. Dit heeft echter wel consequenties voor de werkwijze en benodigde inzet van de afdelingen Vergunningverlening en Handhaving.
Op grond van dit artikel komen bezoekers van de bewoners in principe niet in aanmerking voor een parkeervergunning. Zij zijn derhalve genoodzaakt de auto buiten het vergunninghoudersgebied te parkeren. De introductie van dagdeelvergunningen kan een alternatief vormen. Om oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk te beperken c.q. te voorkomen, behoren deze dagdeelvergunningen uitsluitend aan de bewoners van het betaald parkeergebied te worden verstrekt.
Lid 4 biedt de mogelijkheid om in bijzondere gevallen toch een vergunning te verstrekken. Van geval tot geval moet worden bezien wat onder een bijzonder geval moet worden verstaan. Het lijkt alleszins redelijk om een aannemer die een klus moet verrichten hiervoor in aanmerking te laten komen. Afhankelijk van de parkeeralternatieven in de (directe) omgeving zouden ook zorgverleners (kraamhulp e.d.) hiervoor in aanmerking moeten kunnen komen.
Op grond van het vijfde lid van artikel 3 kan een vergunning worden geweigerd wanneer de aanvrager woont c.q. werkt in en een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang die strookt met ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen. Dit artikellid is inmiddels herhaalde malen door de rechter getoetst en juridisch houdbaar bevonden. Dit artikellid kan van belang zijn wanneer nieuwe gebouwen worden opgericht in een straat die is gelegen in een vergunninghoudersgebied. Gebruikelijk is dat aan de aanvrager van de bouwvergunning de eis wordt gesteld dat deze zorg draagt voor de aanleg van een bepaald aantal parkeerplaatsen. Dit kunnen ook inpandige parkeerplaatsen zijn. Regelmatig gebeurt het dat de eigenaar/projectontwikkelaar deze parkeerplaatsen afzonderlijk te koop of te huur aanbiedt aan de toekomstige bewoners van zo’n complex. Voor deze parkeerplaatsen wordt nogal eens een (te) hoge vergoeding gevraagd, waardoor de bewoners afzien van huur of koop van de aangeboden parkeerplaats en vervolgens een parkeervergunning bij de gemeente aanvragen om op de openbare weg te mogen parkeren.
Duidelijk is dat honorering van deze aanvragen tot een verdere verzwaring van de parkeerdruk leidt in het gebied waar deze druk al hoog is. Door vaststelling van lid 5 kunnen deze aanvragen met succes van de hand worden gewezen en kan worden bereikt dat de nieuwe (gebouwde) parkeervoorziening optimaal wordt gebruikt.
Op grond van artikel 4 wordt een vergunning voor ten hoogste één jaar verleend. Voor deze termijn is gekozen om het vergunningbestand zo actueel mogelijk te houden en de kans op oneigenlijk gebruik van parkeervergunningen zo beperkt mogelijk te houden.
De inhoud van artikelen 5, 6 en 7 spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
In het eerste lid van artikel 8 is bewust het woord “voertuig” en niet “motorvoertuig” gebruikt. Onder voertuigen worden ook verstaan caravans en aanhangwagens. Op grond artikel 5.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening is het verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, langer dan drie achtereenvolgende dagen te parkeren op een door burgemeester en wethouders aangewezen weg waar dit naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
Met deze bepaling is rekening gehouden in zowel de “Verordening parkeerbelastingen 2005” (artikel 4) als in de “Parkeerverordening 2005” (artikel 8, lid 1).
In beide bepalingen wordt het parkeren van caravans en aanhangwagens dus niet verboden gesteld. Wanneer dit nodig wordt geacht moet dit via de Algemene Plaatselijke verordening, die daar speciaal voor bedoeld is, geregeld worden. In de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2005 is bepaald dat geen parkeerbelasting verschuldigd is voor het parkeren van caravans en aanhangwagen gedurende drie aaneengesloten dagen. Op deze wijze wordt de bewoners die over een recreatievoertuig beschikken de mogelijkheid geboden dit voertuig gedurende drie dagen in de buurt van hun woning te parkeren, zonder dat zij daarvoor een vergunning hoeven aan te vragen en/of daarvoor parkeerbelasting hoeven te betalen.