Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Weststellingwerf |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Weststellingwerf 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, artikel 220 tot en met 220h
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2011 | 01-01-2017 | Wijziging bestaande regeling | 09-05-2011 Officiële bekendmakingen 2011, week 20 | 2011-000673/r | |
01-01-2006 | 01-07-2011 | Nieuwe regeling | 18-12-2006 Westwijzer 21-01-2009 | 2006/116 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Weststellingwerf en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;
b. administratieve organisatie:
het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;
het proces dat gericht is op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid over het naleven van de relevante wet- en regelgeving, beleidsrichtlijnen en procedures (rechtmatigheid) en de juistheid, betrouwbaarheid van de financiële informatie (getrouwheid).
Artikel 6 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa
Bijdragen aan activa van derden worden, mits dit financieel haalbaar is, in één keer ten laste van de exploitatie gebracht en kunnen worden gedekt uit de algemene reserve, dan wel een daartoe bestemde reserve. Indien dit financieel niet haalbaar is, kunnen zij worden geactiveerd met een afschrijvingstermijn van 15 jaar.
Artikel 14 Financiële organisatie.
Het college draagt de zorg voor en legt (in een organisatiebesluit) vast:
Artikel 15. Voorziening oninbare vorderingen.
Voor vorderingen op het gebied van werk en inkomen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van 70% van het totale saldo. Onder de vorderingen op het gebied van werk en inkomen zijn de specifieke vorderingen krediethypotheek, terugvorderingen en verhaal diverse inkomensregelingen opgenomen.
Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 17. Inkoop en aanbesteding.
Het college draagt de zorg voor en legt (in een nota aanbestedingsbeleid) vast de interne regels (protocol) voor de aanbesteding en inkoop van werken, leveringen en diensten met inachtneming van de Europese en nationale regelgeving op dit terrein en brengt deze nota ter kennis aan de raad.
Deze verordening treedt in werking per 1 juli 2011, met dien verstande dat met ingang van de begroting 2012 zal worden voldaan aan de bepalingen van deze verordening.
In deze toelichting wordt de bedoeling van de artikelen verklaard. Tevens worden de wijzigingen ten opzichte van de vorige verordening aangeduid en gemotiveerd.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in dit artikel gedefinieerd.
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).
De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In deze versie is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.
Artikel 3. Planning en control cyclus
Dit artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.
Daarnaast bepaalt dit artikel dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerp-begroting en de meerjaren raming.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt bepaald dat in de begroting en de jaarrekening inzicht wordt gegeven in de productrealisatie. De begroting van Weststellingwerf is op dit moment zo opgebouwd dat dit overzicht er is.
Verder wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen op welke wijze er bij de uiteenzetting van de financiële positie inzicht in de kredieten wordt gegeven.
De raad stelt de programmabegroting vast. In de programmabegroting wordt ook inzicht gegeven in de producten. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. Omwille van het inzicht en de consistente lijn, is er voor gekozen de onderverdeling voor de raadsperiode vast te stellen.
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is ervoor gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen.
Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Artikel 7. Tussentijdse begrotingsrapportages
Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse begrotingsrapportages. Op basis van deze rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.
Artikel 8. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.
Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.
De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 9. Reserves en voorzieningen
Lid 1 van dit artikel bepaalt dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.
Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.
Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Door bij het instellen van een bestemmingsreserve een maximale “houdbaarheidsdatum” voor bestemmingsreserves op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor moet wel in de verordening de bepaling worden opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd (lid 3).
Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa
In dit artikel wordt invulling gegeven aan het stellen van regels voor de waardering van afschrijving van activa conform art. 212 Gemeentewet. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Gemeenten moeten deze aanpassen aan de eigen gebruiken. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.
Artikel 11. Vaststellen hoogte belastingen, heffingen, leges en tarieven
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Dit artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing en overige leges en tarieven jaarlijks vaststelt.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).
Artikel 12. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In dit artikel wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid zijn de kaders voor het financieel beleid opgenomen, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.
Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen , maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd. Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar er niet al te veel vertrouwen meer in.
Artikel 13. Financiële administratie
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
Artikel 14. Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.
De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d.
Artikel 15. Voorziening oninbare vorderingen
Dit is een aanvullend artikel over de waardering van mogelijk oninbare vorderingen. Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Voor de genoemde gemeentelijke aanslagen en heffingen wordt een voorziening getroffen op basis van een het historisch percentage van oninbaarheid. Een individuele beoordeling per aanslag of heffing is bij dit soort vorderingen namelijk zeer bewerkelijk. De overige vorderingen worden eveneens individueel beoordeeld op oninbaarheid.
De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 17. Inkoop en aanbesteding
Dit artikel draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. Bij een inkoopreglement kan men denken aan bijvoorbeeld het uitvaardigen van de regel dat de afdelingen hun buro-artikelen moeten inkopen bij de leverancier bij wie de gemeente een raamcontract heeft afgesloten. De regels in een dergelijk inkoopreglement moeten natuurlijk wel Europa-proof zijn. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen een dergelijk inkoopreglement moet worden opgesteld.
De artikelen 18, 19 en 20 hebben betrekking op de slotbepalingen.
Nadere motivatie van de verschillen met de “financiële verordening Weststellingwerf 2006”:
De hele financiële verordening is geactualiseerd en opnieuw opgezet. Daarbij is uitgegaan van de hoofdlijnen van het nieuw financieel beleid.
Daarnaast zijn een aantal praktische aanpassingen doorgevoerd die werken in de praktijk van de planning en control cyclus. Vervallen is het gehele hoofdstuk Paragrafen. De reden daarvoor is dat in de begrotingsvoorschriften de artikelen 10 (lokale heffingen), 11 (weerstandsvermogen), 12 (onderhoud kapitaalgoederen), 13 (financiering), 14 (bedrijfsvoering), 15 (verbonden partijen) en 16 (grondbeleid) duidelijk staat welke informatie de paragrafen in ieder geval moeten bevatten. Het college stelt voor deze voorschriften hier niet alsnog op te nemen of verder te verzwaren, daarbij echter wel in het oog houdend de kwaliteit van de stukken en de informatiebehoefte van de raad.
Bij de uitwerking van deze financiële verordening is tevens rekening gehouden met de dualistische verhoudingen. Door het dualisme zijn de verhoudingen binnen in het gemeentelijk bestuur veranderd. De gemeenteraad richt zich sterker op haar inwoners. Hij stelt kaders waarbinnen het college van burgemeester en wethouders zich met het dagelijks bestuur bezighoudt. Daarbij hoort ook een zekere mate van controle achteraf.
In het kader hiervan zijn ook een aantal artikelen uit de oude verordening vervallen, die tot het dagelijks bestuur van het college horen. Dit betreft met name het artikel betreffende de registratie van bezittingen, activa en vermogen en het artikel ten aanzien van het verstrekken van subsidies. Het college beschouwt de werkzaamheden die hiervoor uitgevoerd moeten worden als een onderdeel van het dagelijks bestuur van de gemeente. De raad mag er derhalve van uit gaan dat het college zorg draagt voor de uitvoering van deze taken, zonder dat dit speciaal in de financiële verordening behoeft te worden vastgelegd.