Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Capelle aan den IJssel 2011 |
Citeertitel | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Capelle aan den IJssel 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Capelle aan den IJssel.
In artikel 12 lid 2 is bepaald dat de artikelen 2, 3, 4, 5 en 10, lid 1 tot en met 3, vervallen van rechtswege met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel 2.2 tot en met 2.4a en artikel 20 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-03-2011 | nieuwe regeling | 07-02-2011 IJssel- en Lekstreek van 09-03-2011 | Raadsvoorstel 187921, 2011 |
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders
1. In te trekken de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Capelle aan den IJssel.
2. Vast te stellen de volgende Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Capelle aan den IJssel 2011-02-25
In deze verordening worden de begripsbepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gehanteerd.
Artikel 3 Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 9, tweede lid, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en deze verordening, kan de exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden.
Artikel 4 Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 10, eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en deze verordening wordt voldaan.
Het college houdt een register bij van gemelde peuterspeelzalen. In dit register worden de gegevens opgenomen die ingevolge artikel 2, tweede lid zijn verstrekt nadat is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en deze verordening.
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of daarvan
afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 12 Inwerkingtreding, citeertitel en vervallenverklaring
Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 februari 2011,
Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen inwerking getreden. Het doel van deze wet is om jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilige en stimulerende omgeving te bieden.
Eén van de onderliggende doelstellingen van de nieuwe wet is de regelgeving over peuterspeelzalen te harmoniseren met de kinderdagopvang. Hierdoor ontstaat een landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagopvang met minimum kwaliteitseisen. In deze wet zijn dan ook een aantal minimale eisen voor de peuterspeelzalen vastgelegd en is tevens aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de bevoegdheid gegeven aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene maatregel van Bestuur vast te leggen (AmvB). Van deze bevoegdheid is tot op heden geen gebruik gemaakt omdat de partijen een convenant hebben afgesloten waarin de kwaliteitseisen voor de houders van peuterspeelzalen nader zijn uitgewerkt . De eisen in het convenant hebben als uitgangpunt gediend voor de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen van de minister van OCW. Echter, in deze beleidsregels zijn geen eisen opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen. De Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen voorziet daarin wel.
Toelichting belangrijkste artikelen
In dit artikel wordt bepaald dat voor elk kind 3,5 m2 bruto oppervlak speelruimte aanwezig moet zijn. Speelruimtes dienen passend te zijn ingericht voor spelen en rusten. Bij de inrichting van de binnenruimte dient rekening te worden gehouden met zowel het aantal kinderen dat van een ruimte gebruik maakt als de leeftijd van de kinderen. Het gaat om het totale aantal vierkante meters die beschikbaar zijn in de groepsruimten. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar de kinderen spelen.
Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen vallen onder de categorie 'bijeenkomstfunctie voor kinderopvang'. De eisen uit het Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Dit artikel geeft aan dat de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik maken van de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal dient te zijn gesitueerd. Evenals de binnenruimte dient de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en ingericht in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Ook voor de buitenspeelruimte geldt dat bij de inrichting rekening dient te worden gehouden met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen die gebruik maken van de ruimte. De speelruimte bestaat per aanwezig kind uit minimaal 3 m2 bruto oppervlakte (vergelijkbaar met de ruimte die in de kinderopvang aanwezig moet zijn). Met aanwezig kind wordt gedoeld op in de peuterspeelzaal aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend.
Artikel 9 betreft de aanwijziging van toezichthouders. Dit artikel houdt burgemeester en wethouders (hierna B&W) verantwoordelijk voor de naleving van deze verordening. B&W wijzen de directeur van de GGD aan als toezichthouder. Dit is in overeenstemming met het systeem van de wet. De directeur van de GGD oefent aldus het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester en wethouders. Afdeling 5,2, van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.
Artikel 10 worden drie soorten van onderzoek onderscheiden, In de eerste plaats onderzoekt de toezichthouder naar aanleiding van een aanvraag voor de exploitatie van een peuterspeelzaal of aan de voorschriften uit deze verordening zal worden voldaan. Daarnaast voert de toezichthouder jaarlijks onderzoek uit bij bestaande peuterspeelzalen. Voorts beschikt de toezichthouder op grond van het derde lid over de mogelijkheid om incidenteel onderzoek te verrichten naar de naleving van de voorschriften uit deze verordening.
Het vierde lid stelt dat de toezichthouder over de resultaten van het onderzoek naar de groeps- en buitenspeelruimte krachtens het gestelde in de Wet Kinderopvang en kwaliteiseisen peuterspeelzalen dient te rapporteren. Dit artikel wordt gehandhaafd omdat artikel 2,20 van de Wet Kinderopvang en kwaliteiseisen peuterspeelzalen nog niet van kracht is.
Aangezien peuterspeelzaalwerk in Capelle aan den IJssel wordt ingekocht en er dus geen sprake is van gesubsidieerde peuterspeelzalen, zijn de strafbepalingen in afdeling 4 van de Wet van toepassing. In artikel 11 is een hardheidsclausule opgenomen. Deze opent de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om, in gevallen waarin toepassing van een artikel van de verordening een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, de artikelen 7 en 8 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het afwijkende besluit van burgemeester en wethouders moet altijd binnen de doelstellingen van de verordening passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele gevallen. Het gebruik van dit artikel is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.