Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weststellingwerf

Inspraak- en participatieverordening gemeente Weststellingwerf

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeststellingwerf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingInspraak- en participatieverordening gemeente Weststellingwerf
CiteertitelInspraak- en participatieverordening gemeente Weststellingwerf
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpInspraak- en participatieverordening gemeente Weststellingwerf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 150

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2006Nieuwe regeling

26-06-2006

Stellingwerf, Aanpakken + Griffioen 05-07-2006

2006/44

Tekst van de regeling

Intitulé

Inspraak- en participatieverordening gemeente Weststellingwerf

Tweede blad raadsvoorstelRaadsbesluit nummer: 2006/44.De raad van de gemeente Weststellingwerf;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;                                                                               B e s l u i t :       vast te stellen de volgende Verordening waarin regels worden gesteld over de manier waarop   ingezetenen en belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gemeente bij de voorbereiding                                                      van gemeentelijk beleid worden betrokken.

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1  

Deze verordening verstaat onder:

• inspraak: het bieden van de gelegenheid aan ingezetenen en belanghebbenden om hun   mening naar voren te brengen bij de voorbereiding van een beleidsvoornemen;• inspraakprocedure: de manier waarop inspraak gestalte wordt gegeven;• participatie: het bieden van de gelegenheid aan (al dan niet georganiseerde groepen van)   burgers, organisaties, professionele instellingen en andere belanghebbenden om actief   mee te denken over de vorming, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid;• platform: groep van personen die zich inzet voor de belangenbehartiging van inwoners van   de gemeente;• beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen   van beleid

Paragraaf 2 Object van inspraak en participatie

Artikel 2  

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid voor zover het zijn eigen bevoegdheden betreft.

  • 2.

    wordt altijd verleend wanneer de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend:- over ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld   beleidsvoornemen;- als inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;- als het gaat om hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan   geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;- over de begroting en de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening   en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;- als de uitvoering van het beleidsvoornemen dermate spoedeisend is   dat inspraak niet kan worden afgewacht;- als het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de   verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de   samenleving.

  • 4.

    Elk bestuursorgaan neemt - voor zover het zijn eigen bevoegdheden betreft - een afzonderlijk besluit over:- de manier waarop aan het begrip participatie inhoud wordt geven;- de faciliteiten waarop (boven)lokale of regionale platforms mogen rekenen;

Paragraaf 3 Subject van inspraak en participatie

Artikel 3  

  • 1.

    Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

  • 2.

    Bij participatie wordt het platform betrokken dat naar het oordeel van het bestuursorgaan:- een getrouwe afspiegeling vormt van belanghebbende personen die door een   functiebeperking, chronische aandoening, werkloosheid of inkomensterugval   zijn aangewezen op gemeentelijke zorg voor gehandicapten-, ouderen-, of andere   financiële (sociale) voorzieningen; of- bestaat uit representatieve vertegenwoordigers namens ouderenorganisaties,   cliënten-/patiëntenorganisaties, organisaties van chronisch zieken, of   uitkeringsgerechtigden; of- bestaat uit representatieve vertegenwoordigers namens consumenten- of   ondernemers dan wel branche organisaties; of - anderszins aantoonbaar beschikt over een minimaal vereiste organisatiegraad   en maatschappelijk draagvlak in een woonwijk, buurt-, of dorpsgemeenschap   (bijvoorbeeld: bewonersvereniging, buurtvereniging, wijkraad of   vereniging van dorpsbelang).

Paragraaf 4 Inspraakprocedure

Artikel 4  

Op de inspraak als bedoeld in deze verordening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, indien en voor zover dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

Artikel 5  

  • 1.

    Elk bestuursorgaan stelt, voor zover het zijn eigen bevoegdheden betreft, een inspraakprocedure vast voor een beleidsvoornemen waarbij inspraak wordt verleend.

  • 2.

    De inspraakprocedure omvat:- de manier waarop inspraak wordt verleend;- een termijnstelling.

  • 3.

    Elk bestuursorgaan legt het voornemen of het ontwerp van het besluit, met de daarop betrekking hebben de stukken, gedurende een redelijke termijn ter inzage voor ingezetenen en belanghebbenden die de gelegenheid wordt geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 4.

    Indien op grond van de Wet openbaarheid van bestuur bepaalde stukken niet inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 5.

    Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten wordt afschrift verstrekt van de stukken die ter inzage liggen.

  • 6.

    De stukken liggen ter inzage in het gemeentehuis, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 6  

Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte manier kennis gegeven van het voornemen of het ontwerpbesluit door vermelding van de zakelijke inhoud. In de kennisgeving wordt vermeld vanaf welk moment en hoe lang de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid worden gesteld om een zienswijze naar voren te brengen en de manier waarop.

Artikel 7  

Ingezetenen en belanghebbenden kunnen hun zienswijze over het voornemen of het ontwerpbesluit naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen. Het bestuursorgaan kan bepalen dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar keuze schriftelijk om mondeling naar voren te brengen. De termijn waarbinnen een zienswijze naar voren kan worden gebracht, eindigt niet voor de laatste dag van terinzagelegging. Als het gaat om een voornemen of een ontwerpbesluit naar aanleiding van een aanvraag, dan wordt de aanvrager zonodig in de gelegenheid gesteld te reageren op de zienswijzen die zijn ingekomen.

Paragraaf 5 Participatieprocedure

Artikel 8  

  • 1.

    Elk bestuursorgaan draagt ervoor zorg dat het platform dat bij de participatie worden betrokken:- gevraagd of ongevraagd de relevante informatie ontvangt, die nodig is om   het onderwerp waarop participatie betrekking heeft goed te kunnen doorgronden,   of de ontwikkelingen en wijzigingen in het beleid te kunnen volgen;- indien noodzakelijk, relevante informatie wordt aangeleverd in een speciale vorm,   zoals onder meer: braille, geluidsdiskette of grootletterschrift.

  • 2.

    Elk bestuursorgaan consulteert het platform dat bij de participatie wordt betrokken in ieder geval:

    • a.

      in het kader van de evaluatie van bestaand beleid;

    • b.

      alvorens over te gaan tot het vaststellen van (de hoofdlijnen van) nieuw beleid.

  • 3.

    Elk bestuursorgaan, of een of meer leden daarvan belast met de zorg voor het desbetreffende beleidsterrein, beraadslaagt regelmatig met het platform dat bij de participatie wordt betrokken:

  • 4.

    Een platform dat bij de participatie wordt betrokken kan desgevraagd, of op eigen initiatief, advies uitbrengen aan het bestuursorgaan met betrekking tot de beleidsterreinen genoemd in artikel 2, eerste lid.

Paragraaf 6 Verslaglegging, verantwoording en ter inzage legging

Artikel 9  

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak- en/of participatieprocedure maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:- een overzicht van de gevolgde inspraak- of participatieprocedure;- een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling   of schriftelijk naar voren zijn gebracht;- de behoeften, wensen, inzichten of meningen die bij de beraadslagingen   in het kader van participatie mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;- een reactie op deze zienswijzen, behoeften, wensen of meningen, waarbij   met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot   aanpassing van het beleidsvoornemen zou kunnen worden overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4.

    De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Paragraaf 7 Beklagrecht

Artikel 10  

  • 1.

    Ingezetenen en de in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen, of het platform dat bij de participatie worden betrokken, kunnen bij het bestuursorgaan een schriftelijke klacht indienen, over de wijze van uitvoering van deze verordening, de inspraakprocedure of de beraadslagingen in het kader van de participatie.

  • 2.

    Een klacht, als bedoeld in het eerste lid, dient uiterlijk vier weken na afloop van de inspraakprocedure, of de beraadslagingen in het kader van de participatie, te worden ingediend.

  • 3.

    Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift op de ingediende klacht. Zij kan deze termijn met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan maakt de beslissing over het klaagschrift op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 5.

    De burgemeester vermeldt de beslissing over het klaagschrift in zijn burgerjaarverslag.

Paragraaf 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 11  

Deze verordening kan worden aangehaald als "Inspraak- en participatieverordening gemeente Weststellingwerf ".

Artikel 12  

  • 1.

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.

  • 2.

    Met ingang van 1 juli 2006 wordt de "Inspraakverordening 1994", vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 1993, nummer 1993/134, ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 juni 2006,de griffier,                                                              de voorzitter,

Toelichting 1  

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 BegripsomschrijvingenInspraak: Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds de mogelijkheid te bieden om een mening over een beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds om het bestuursorgaan een belangrijk hulpmiddel te bieden in het kader van de belangenafweging die noodzakelijk is bij de beleidsvoorbereiding. Inspraak is "eenzijdig" gedefinieerd, conform artikel 150 van de Gemeentewet. Dat wil zeggen: er is geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan inbegrepen. Tweezijdige gedachtewisseling (participatie) is nuttig, omdat hiermee een ander doel kan worden gediend. Namelijk het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens. Inspraakprocedure: De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt bij de raad. Afdeling 3.4 Awb is alleen van toepassing als de hogere regelgeving dit voorschrijft. Dit geeft het bestuursorgaan alle ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor de uitvoering, de nadere regeling en de organisatie van de inspraak. Schrijft de hogere regelgeving het volgen van Afdeling 3.4 Awb voor, dan moet deze procedure verplicht worden gevolgd. Participatie: De term participatie staat voor alle vormen van "meedoen" om de belangen van burgers zo goed mogelijk te dienen. Niet alleen de belangen van individuele burgers, maar ook van organisaties en (professionele) instellingen die op hun beurt de belangen van gebruikers behartigen. Termen als participatie en interactief beleid worden vaak door elkaar gebruikt. Het onderscheid is niet zo duidelijk. Interactief beleid is meer een afgebakend beleidsproces om een beleidsonderdeel samen met burgers of andere betrokkenen te ontwikkelen, uit te voeren of te evalueren. Participatie is breder. Een algemene term voor alle activiteiten die wij ondernemen om burgers te betrekken bij wat onze gemeente in hun belang doet. Bijvoorbeeld, de participatie in het kader van de WMO is geen afgebakend interactief proces, maar een nieuwe manier van werken en een randvoorwaarde waarbinnen onze gemeente het beleid mag inrichten. Een model, dat voor het eerst in moderne wetgeving wordt toegepast. De gemeente stemt de ondersteuning optimaal af op de behoeften van burgers. Zij werkt samen met die burgers, de zorginstellingen en andere lokale partijen. Concreter: betrekt behoeften, wensen, inzichten en meningen van burgers en instellingen bij het opstellen van beleid en de uitvoering ervan. Platform: In de zorg en welzijn bestaan veel vormen van inspraak, vooral in georganiseerde verbanden: belangenorganisaties, cliëntenplatforms en adviesraden. Bovendien mogen ook brede en vaak ongeorganiseerde groepen van burgers hun stem laten horen in het publieke debat. Onze gemeente is begonnen om zogenaamde dorpentafels te organiseren. Via dorpsgesprekken zijn alle wensen geïnventariseerd voor een betere leefbaarheid in de kleine kernen. Er zijn heel veel gesprekken gevoerd in onze dorpen. Uit die gesprekken komt een lange lijst van wensen. Zo, zijn wij inmiddels goed op de hoogte van wat er leeft in de dorpen. Artikel 2 Onderwerp van inspraakIn het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan met betrekking tot zijn eigen bevoegdheden besluit over de inspraak die wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid van de Awb en omvat in elk geval de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. Dus, elk bestuursorgaan kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de Memorie van Toelichting bij de wet staat dat het ter beoordeling van de raad blijft om te bepalen van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. De formulering van het eerste lid biedt de mogelijkheid voor bepaalde beleidsvoornemens inspraak op een andere manier vorm te geven, bijvoorbeeld via het spreekrecht bij raadsvergaderingen. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend als een wettelijk voorschrift dit verplicht stelt. Hierna volgt een opsomming van wettelijke verplichtingen waarbij dit onder meer geldt. Er is van afgezien deze opsomming in de tekst van artikel 2 op te nemen, omdat bij nieuwe wettelijke verplichtingen de verordening direct daarop zou moeten worden aangepast. Bovendien is het aantaal wettelijke verplichtingen dusdanig uitgebreid dat de verordening daarmee onoverzichtelijk zou worden. Wettelijke verplichtingen die inspraak voorschrijven gelden bijvoorbeeld bij:de voorbereiding van ruimtelijke plannen of herziening daarvan of bij de toepassing van artikel 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (artikel 6a WRO);de voorbereiding van het beleid betreffende stadsvernieuwing (artikel 8 Wet op de stads- en dorpsvernieuwing);de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7a Wet stedelijke vernieuwing);de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer);de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van afvalstoffen verordening die afwijkt van artikel 10.21 Wet milieubeheer (artikel 10.26, tweede lid Wet milieubeheer);het integraal gemeente gehandicaptenbeleid (artikel 1a Wet voorzieningen gehandicapten);de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie in de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Algemene bijstandswet (artikel 118), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, eerste lid, onder d) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42, eerste lid, onder d);h de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstand toetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid). In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.Jurisprudentie

- Er zijn geen wettelijke beletselen om bij het in procedure brengen van het ontwerpplan   af te wijken van het voorontwerp dat aan inspraak onderworpen is geweest. Dit neemt   niet weg dat, indien de afwijkingen ten opzichte van het voorontwerp naar aard en   omvang zodanig zijn dat het heel ander plan is ontstaan, dit aanleiding kan zijn de   inspraak opnieuw een aanvang te laten nemen. In dit geval oordeelde de Afdeling   bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) dat terecht geen nieuwe inspraak is   opengesteld ((ABRS 22 januari 2003, inzake nummer 200001851/1, LJN-nummer AF3163).- Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO is ruimtelijke plan waarop artikel 6 a WRO ziet en is dus   inspraakplichtig. De goedkeuring van een deel van een uitwerkingsplan dat de bouw van   woningen mogelijk maakt, is in strijd met artikel 6 a WRO en de inspraakverordening nu aan   omwonenden geen inspraak is verleend met betrekking tot dit plandeel   (ABRS 2 maart 2000, GS, 151 (2001).- Het is niet in strijd met de inspraakverordening, noch met artikel 6 a WRO, noch met   artikel 2:4 Awb, dat de raad eerst de aanvaardbaarheid van voorgestane ruimtelijke   ontwikkeling heeft onderzocht en in het voorontwerp van het plan de voorkeur voor een   bepaalde ontwikkeling heeft laten blijken, alvorens in het kader van de inspraakprocedure   de bevolking daarover te raadplegen. De Afdeling concludeert dat de gevolgde   inspraakprocedure correct is (ABRS 31 januari 2000, inzake nummer E01.98.0409,   LJN-nummer AA5106).Artikel 3 Inspraak en participatieDe omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereiding procedure Awb zijn de woorden "in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen" vervangen door: belanghebbenden. Het begrip "belanghebbende" is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor de wetgeving buiten de Awb. JurisprudentieIn dit geval is het projectdocument uitsluitend aan het wijkoverlegorgaan voorgelegd. De kring van personen die ingevolge artikel 6 a WRO moeten worden betrokken bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen is ruimer. Conclusie is dat de inspraak die niet overeenkomstig de inspraakverordening is verleend, in strijd is met artikel 6 a WRO (ABRS 14 augustus 2002, inzake nummer 200102132/1, LJN-nummer AE6455).Onze gemeente heeft bij de totstandkoming van het lokaal sociaal beleid al de nodige ervaring opgedaan om in samenspraak met belanghebbende partijen te komen tot beleidsvorming. De verplichting die de WMO ons oplegt is dan ook niet nieuw. In het tweede lid is duidelijk gemaakt welke groepen van personen (platform) bij participatie kunnen worden betrokken. De opsomming is niet limitatief. Elk bestuursorgaan is vrij om met betrekking tot zijn eigen bevoegdheden te besluiten met welke groepen en op welke manier participatie bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid vorm wordt gegeven. Zie hiervoor bijvoorbeeld de nota over participatie in het kader van de WMO: "Wie denkt er mee over zorg in de Stellingwerven?".Artikel 4, 5 en 6 InspraakprocedureIn afwijking van de modelverordening van de VNG is Afdeling 3.4 van de Awb alleen van toepassing verklaard wanneer dit een hogere regelgeving is voorgeschreven of het bestuursorgaan hiervoor kiest. De inspraakprocedure conform Afdeling 3.4 brengt met zich dat (na terinzagelegging en bekendmaking van een beleidsvoornemen) belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Waar dat in een hogere regelgeving is voorgeschreven moet deze procedure worden gevolgd. In veel andere gevallen wordt deze termijn van zes weken te lang gevonden. Daarom zijn in de artikelen 5 en 6 afwijkende regels opgenomen. In artikel 5, derde lid is het begrip "redelijke termijn" genoemd. Dit begrip sluit aan bij de praktijk van een inspraaktermijn die meestal vier weken duurt. Maar, de formulering biedt de mogelijkheid om bij besluit van het bestuursorgaan voor een kortere - redelijke - termijn te kiezen (zie: artikel 5, tweede lid). Artikel 8, 9 en 10Participatie, interactief beleid en inspraakavonden. Een modern bestuur dat burgers serieus neemt kan daar niet omheen. Bij elke doelstelling van participatie past een andere vorm en bij elke functie horen andere manieren van werken. Raadplegen en adviseren zijn in de praktijk de meest voorkomende vormen van participatie. Informeren komt aan bod als het gaat over communicatie. De zwaardere vormen van participatie, coproduceren en meebeslissen, zijn soms aan de orde in de uitvoering. Denk aan: de samenwerking met instellingen waarbij de gemeente de regie voert. Daarom moet het bestuursorgaan telkens weer duidelijk communiceren wat het doel van de participatie is. Bijvoorbeeld, dat het niet gaat om meebeslissen, maar om raadplegen of adviseren. Verder, aan wie geadviseerd wordt en wat er met het advies gebeurt.De eindrapportage moet een goed overzicht geven van zowel mondelinge als schriftelijke reacties. Schriftelijke reacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de opvattingen die zijn geuit, onder vermelding van de persoon die de opvatting naar voren heeft gebracht. Als sluitstuk is voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat het met de zienswijze zal gaan doen. Daarna wordt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar gemaakt. Het ligt voor de hand om degenen die de moeite hebben genomen hun zienswijze aan het bestuursorgaan kenbaar te maken een exemplaar toe te sturen van het eindverslag. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de media en op de gemeentelijke website.

Artikel 10, 11 en 12Deze artikelen spreken voor zich.