Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels in- en uitritvergunningen |
Citeertitel | Beleidsregels in- en uitritvergunningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene plaatselijke verordening Venlo / APV Venlo
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-10-2006 | 10-04-2014 | nieuwe regeling | 19-09-2006 E3-journaal, 11-10-2006 | . |
In de Algemene Plaatselijke Verordening Venlo wordt in artikel 2:9 bepaald dat het verboden is om zonder vergunning een in-/uitrit naar de openbare weg te maken dan wel deze te veranderen. Vervolgens worden in het derde lid een viertal weigeringsgronden genoemd. Een in-/uitritvergunning kan namelijk worden geweigerd in het belang van:
Aangezien deze weigeringsgronden zeer algemeen geformuleerd zijn, worden in onderstaande beleidsregels uitgelegd op welke wijze deze weigeringsgronden worden toegepast. Deze uitleg is een vastlegging van de wijze waarop in de afgelopen jaren in de praktijk uitleg is gegeven aan deze weigeringsgronden bij de beoordeling van vergunningsaanvragen. Hierbij is uiteraard rekening gehouden met jurisprudentie en het beleid bij andere gemeenten in Nederland.
2. Uitleg weigeringsgronden als genoemd in artikel 2:9 lid 3 APV Venlo/Toetsingskader aanvragen in-/uitritvergunning
Vergunningverlening dient de bruikbaarheid van de weg (artikel 2:9, lid 3, sub a) niet aan te tasten. Hiervan is sprake indien het maken van een in-/uitrit ten koste gaat van een parkeerplaats in de openbare ruimte én de huidige en/of de toekomstige parkeerdruk dit niet toelaat. Het vervallen van een parkeerplaats in de openbare ruimte gaat namelijk ten koste van het dubbelgebruik en bezoekersparkeren, waardoor de parkeerdruk in de omgeving vergroot wordt.
Onderstaande richtlijnen worden gehanteerd om te bepalen of de veiligheid en het doelmatig gebruik van de weg (artikel 2:9, lid 3, sub b) geschaad worden.
Een in/-uitrit wordt geweigerd indien de in-/uitrit uitkomt op:
Voor het bepalen of een in-/uitrit zodanige gevolgen op het uiterlijk aanzien van de omgeving heeft dat de in-/ uitritvergunning wordt geweigerd (artikel 2:9 lid 3 sub c), gelden onderstaande richtlijnen.
Bij aaneengesloten bebouwing (< 8 m. breed) wordt voor het parkeren in de voortuin geen in-/uitritvergunning verleend. Het karakter van de woonstraat wordt immers bepaald door de inrichting en de maatvoering van het profiel (ruimte tussen de gevels) van de straat. De inrichting bestaat uit het rijgedeelte van een traditionele woonstraat met trottoir en een onbebouwde strook tot aan de voor- en of zijgevel. Deze inrichting is bepalend voor de kwaliteit van de woonomgeving. Het toestaan van in-/uitritten en derhalve het parkeren van auto’s in de voortuinen betekent een aantasting van het beeld/karakter van de straat.
De kwaliteit van de woon-/werkomgeving wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van groenvoorzieningen. De ligging van groenvoorzieningen kan conflicteren met de wens een in-/uitrit te realiseren. Onderstaande richtlijnen worden gehanteerd om te bepalen of de groenvoorzieningen geschaad worden door de aangevraagde in-/ uitrit.
De in-/ uitrit mag niet ten kosten gaan van beeldbepalende groenelementen, zoals een waardevolle boom, of leiden tot een versnippering van de aanwezige groenstrook, tenzij er een ernstige noodzaak bestaat tot het hebben van een in-/uitrit en er geen alternatieve mogelijkheid is deze in alle redelijkheid te realiseren. (Toetsingskader hierbij is het groenbeleidsplan)
3. Voorwaarden verbonden aan een in-/ uitritvergunning
In het belang van de bruikbaarheid en veiligheid van de weg en ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving worden aan een in-/uitrit de volgende eisen gesteld.
Bij woningen en bedrijven (niet gelegen op een industriegebied) een in-/uitrit van maximaal 3.00 meter breed (excl. eventuele schuine kanten). In uitzonderlijke gevallen (bv. als bochtstraal van voertuig niet past binnen profiel) en afhankelijk van de feitelijke situatie kan de vormgeving van een in-/uitrit aangepast worden.