Organisatie | Súdwest-Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet Inburgering gemeente Súdwest Fryslân |
Citeertitel | Verordening Wet Inburgering gemeente Súdwest Fryslân |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Geen. |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-01-2011 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling. | 03-01-2011 | Geen. |
Onderwerp: Verordening Wet inburgering gemeente Súdwest Fryslân
De raad van de gemeente Súdwest Fryslân;
gezien het voorstel van de stuurgroep herindeling Súdwest Fryslân d.d. 20 december 2010;
gelet op de artikelen 108, tweede lid, en 147 van de Gemeentewet en de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24e, tweede lid, 24f en 35 van de Wet inburgering;
vast te stellen de: Verordening Wet inburgering gemeente Súdwest Fryslân
Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.
Artikel 6 Bonus eigen bijdrage
Indien de inburgeringsplichtige, die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet is verschuldigd, is geslaagd voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, binnen de wettelijke termijn, wordt hem of haar eenmalig een bonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage uitgekeerd.
De vrijwillige inburgeraar komt in aanmerking voor de bonus, zoals beschreven in het eerste lid, indien hij of zij binnen de termijn, zoals overeengekomen in de overeenkomst, deelgenomen heeft aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, zie artikel 11, onderdeel c.
Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 10 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, dan sluiten de vrijwillige inburgeraar en het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.
Artikel 12 Sancties bij niet nakomen van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraar
Als de vrijwillige inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de met hem of haar overeengekomen inburgerings- of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening dan is artikel 6 van deze verordening niet van toepassing.
Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete
Artikel 13 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 350,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem of haar vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 januari 2011.
Drs. H.H. Apotheker , voorzitter.
Drs. K.R. Schraagen , griffier.
De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen gekomen. De Wi regelt de inburgeringplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen, hoe hij of zij zich wil voorbereiden op het inburgeringexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan, wanneer het inburgeringsexamen is behaald.
Gemeenten hebben in de Wi een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en, indien van toepassing, de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem/haar gelden.
In verband met deze taken draagt de Wi gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:1. de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot de inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 en artikel 24f Wi);2. het aanbieden van een inburgeringsvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi);3. het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi);4. het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f Wi); 5. het aanbieden van een persoonlijk inburgeringsbudget dan wel een taalkennisvoorziening (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, vijfde lid, Wi);6. de eventuele verschuldigdheid en de hoogte van een eigen bijdrage voor vrijwillige inburgeraars (artikel 24e Wi).
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraarsArtikel 8 en artikel 24f (Wi) bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de Wi en informatie over het aanbod van inburgeringvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen, hoe hij of zij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening aan te bieden.
Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:1. nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen zoals omschreven in het Besluit inburgering;2. oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;3. asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;4. nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.
Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, Wi). Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers, inclusief maatschappelijke begeleiding) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi). Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgeringexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen.
De Wi draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:a. de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi);b. de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi);c. de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van deze voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi);d. de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).
Met wetsvoorstel nr. 31 318 is de Wi aangevuld met de mogelijkheid om ten behoeve van de inburgeraar die een mbo-opleiding volgt een taalkennisvoorziening aan te bieden. Omdat de taalkennisvoorziening juridisch-technisch gesproken iets anders is dan een regulier aanbod behoeft deze in de verordening een aparte vermelding.
Met het wetsvoorstel nr. 31 791 wordt de Wi aangevuld met de regels ten aanzien van de vrijwillige inburgering en de mogelijkheid van een persoonlijk inburgeringsbudget. Ten aanzien van vrijwillige inburgeraars is aan de raad in artikel 24a, vijfde lid, WI opgedragen om regels te stellen ten aanzien van de vrijwillige inburgeraar.
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boeteArtikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 Wi bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikel 1. BegripsomschrijvingenOmwille van de leesbaarheid van de verordening wordt het begrip “voorziening” gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraarsDe gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wi. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt de Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.
Artikel 3. Aanwijzen van de doelgroepenHet college kan aan alle inburgeringsplichtigen een voorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, Wi). Het college is echter verplicht een voorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi). Daarnaast kan het college de vrijwillige inburgeraars een aanbod doen.
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 19 Wi en artikel 24a Wi). In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij voorrang een voorziening wordt aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen.
Het is van belang deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen waaraan een inburgeringvoorziening wordt aangeboden) niet te eng te definiëren. Het college zal binnen de in dit artikel gestelde kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat er op dit moment geen duidelijk zicht is hoe groot de groep oudkomers zonder werk of uitkering en de vrijwillige inburgeraars is waaraan een voorziening kan worden aangeboden. Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van voorzieningen.
Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een voorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die niet behoren tot de groep of groepen die het heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, Wi).Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die het aanwijst een inburgeringvoorziening kan aanbieden. Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid, Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan ter kennisname aan de raad aanbiedt. Vooralsnog worden er geen prioritaire groepen aangewezen, omdat er op dit moment geen reden voor is.
Artikel 4. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorzieningIn de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende voorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van deze voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, en artikel 24a Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar die daarvoor in aanmerking komt of wil komen, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.
In het eerste en tweede lid wordt aangegeven welke doelstellingen door het college in acht moeten worden genomen bij de samenstelling van de voorziening. In het derde en vierde lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen.
Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:• De kennis van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;• De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen; • De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die deze moet vervullen.• De samenstelling van de inburgeringvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.• In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars die een re-integratie-/participatievoorziening, gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren om de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel dat dit aanbod de arbeidsinschakeling niet mag belemmeren.• De Wi bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening.
In de wet is geregeld, waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die leidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, Wi, en artikel 24a Wi). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringvoorziening (artikel 19, zesde lid, Wi).
Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen voorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.
Een taalkennisvoorziening, zoals genoemd in het tweede lid, is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het succesvol af kunnen ronden van een beroepsopleiding op MBO 1 of MBO 2-niveau.
Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de voorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.
Artikel 5. De inning van de eigen bijdrageIn de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,-. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
In dit artikel is tevens vastgelegd dat de vrijwillige inburgeraar, met wie na 1 januari 2010 voor het eerst een inburgeringsovereenkomst wordt afgesloten is, ook de eigen bijdrage verschuldigd is. Met deze bepaling heeft de raad gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 24e, eerste lid, WI.
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
De hoogte van de eigen bijdrage is ingevolge artikel 23, tweede lid, Wi vastgesteld op € 270,-. Bij het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage is de positie van de uitkeringsgerechtigde als vertrekpunt gekozen. Het grootste deel van hen heeft een inkomen op het niveau van op of rond het minimum. Uitgangspunt is geweest dat de eigen bijdrage proportioneel moet worden geacht, juist ook voor deze groep.
Artikel 6. Bonus eigen bijdrageIn dit artikel wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige die binnen de wettelijke termijn slaagt voor zijn of haar inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II een bonus krijgt ter hoogte van de eigen bijdrage. Indien buiten zijn of haar schuld de inburgeringsplichtige niet slaagt en na gedane inspanning niet in staat blijkt te zijn tot het behalen van het inburgeringsexamen zal de inburgeringsplichtige worden ontheven van zijn of haar inburgeringsplicht. Ook in dat geval bestaat er een aanspraak op een bonus. Indien geen eigen bijdrage is verschuldigd bestaat er geen aanspraak op een bonus.
De vrijwillige inburgeraar komt eveneens in aanmerking voor de in dit artikel beschreven bonus, indien hij of zij binnen de afgesproken termijn in de overeenkomst deelneemt aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Indien blijkt dat dit na aantoonbare inspanning niet haalbaar is, wordt de eigen bijdrage kwijtgescholden.
Artikel 7. Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wi, dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld.Diezelfde verplichtingen kunnen in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraars worden opgenomen (zie artikel 11 van deze verordening).
Artikel 8. De procedure van het doen van een aanbodDit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat een dergelijk aanbod de start is van een procedure die, als het goed is, leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt gestuurd naar het adres waarop deze staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de betreffende inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een aanbod heeft gedaan.
Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid). Voor de vrijwillige inburgeraar geldt dat het aanbod overeen dient te komen met de overeenkomst (het vijfde lid).
De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld. Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij of zij wel een voorziening wil, maar dat hij of zij gelet op zijn of haar situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, wordt het gedane aanbod aangepast.
Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij of zij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt. In dit artikel is tevens opgenomen op welke wijze ten aanzien van vrijwillige inburgeraars een aanbod wordt gedaan. Dit artikel biedt de basis om de voorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
Artikel 9. De inhoud van de beschikking voor de inburgeringsplichtigeHet besluit tot het toekennen van een voorziening voor een inburgeringsplichtige is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn of haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd op welke wijze de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering) en hoe de bonus zal worden verrekend. Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen 3,5 jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen, bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.
Artikel 10. De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudgetOp grond van artikel 19, tweede lid, Wi, kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 Wi, moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.
In het eerste lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. In de verordening kunnen de volgende onderwerpen worden geregeld:• De wijze waarop het verzoek moet worden ingediend: schriftelijk of ook mondeling.• De wijze van begeleiding door de gemeente van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar bij vormgeving van zijn of haar inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf. Op grond van artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering moet het college deze taak op zich nemen. • De termijn die de inburgeringsplichtige krijgt om op zoek te gaan naar een inburgeringsbedrijf dat past bij zijn of haar voorkeur en ambities.
Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma of een taalkennisvoorziening goedkeurt. Het eerste criterium is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het succesvol af kunnen ronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2). Het tweede criterium is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt.
Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot het inburgeringsprogamma of de taalkennisvoorziening sluit. Dit kan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zijn, het college, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen gezamenlijk. In het vierde lid van dit artikel wordt dit geregeld, waarbij de raad zelf een keuze zal moeten maken. Het kan van belang zijn de partijen in de verordening niet te eng te definiëren. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn, indien de gemeente samen met werkgevers inburgering op de werkvloer organiseert of wil gaan organiseren.
Voor de behandeling van het verzoek van een vrijwillige inburgeraar gelden dezelfde regels, behalve dat een persoonlijk inburgeringsbudget dan onderdeel zal zijn van de overeenkomst die het college met de vrijwillige inburgeraar afsluit.
Artikel 11. De inhoud van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraarDe overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 12. Sancties bij het niet nakomen van de overeenkomst voor de vrijwillige inburgeraarOp grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over het niet nakomen van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt.
Artikel 13. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingenArtikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeenteraad kan deze boetebedragen in de verordening overnemen, maar kan ook lagere bedragen vaststellen.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem of haar geldende termijn het inburgeringexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in het derde lid. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het vierde lid van dit artikel het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Omdat er in dat geval sprake is van recidive is het standaard boetebedrag verdubbeld. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vijfde lid dat het college op grond van artikel 33 van de wet opnieuw een bestuurlijke boete kan opleggen. Het wettelijke maximum bedraagt € 1000,- (artikel 34, onderdeel d, Wi).
Artikel 14. InwerkingtredingDe verordening treedt met terugwerkende kracht in werking tot en met 1 januari 2010. Gelet op het feit dat de verordeningen geen belastende bepalingen kent (t.o.v. de verordening zoals die tot dan gold) bestaan hiervoor geen belemmeringen. Daarnaast bestaat er geen noodzaak voor het bepalen van overgangsrechtelijke bepalingen.
Artikel 15. OvergangsbepalingMet behulp van dit artikel blijven besluiten, die op basis van de verordening van 1 juni 2010 zijn genomen en waarvan de grondslag in de nieuwe verordening niet gewijzigd is, van kracht.