Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening Wageningen 1997 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-1997 | 01-10-2010 | Nieuw opgevoerd | 17-02-1997 Veluwe Post, 7-03-97 | nr 97/496, afdeling Vbw. |
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
archeologisch belangrijke plaats of zone:
onroerende zaak, terrein of zone waarvan het algemeen belang voor de gemeente Wageningen vaststaat of vermoed wordt wegens zijn betekenis voor de wetenschap of wegens zijn cultuurhistorische waarde op grond van historische gegevens of door archeologisch onderzoek;
HOOFDSTUK 2 MONUMENTENCOMMISSIE
De monumentencommissie heeft tot taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening Wageningen 1997 en het monumentenbeleid.
De commissie vergadert in het openbaar, tenzij de orde van de vergadering of de aard van het onderwerp of het belang van belanghebbenden zich daartegen verzetten.
HOOFDSTUK 3 GEMEENTELIJK BESCHERMDE MONUMENTEN
Paragraaf 1 De aanwijzing als gemeentelijk beschermd monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 8, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van gemeentelijk beschermde monumenten
Artikel 15 Aanvraag van de vergunning
De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 14, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.
Artikel 16 Advies van de monumentencommissie c.q. van de beoordelingscommissie stad en monumenten op de aanvraag
Artikel 17 Beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 14, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voorzover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
HOOFDSTUK 4 ARCHEOLOGISCH BELANGRIJKE PLAATSEN OF ZONES
Artikel 19 Aanwijzing, wijzigen en intrekken van de aanwijzing
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende en na ingewonnen advies van de monumentencommissie, een locatie of gebied als archeologisch belangrijke plaats of zone aanwijzen of een zodanige aanwijzing wijzigen of intrekken. Van de aanwijzing, wijziging en intrekking doen zij onverwijld mededeling in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden en geven zij kennis aan de minister, belast met de monumentenzorg.
Het is verboden om zonder ontheffing van burgemeester en wethouders in een archeologisch belangrijke plaats of zone, als bedoeld in artikel 1, lid 2, graafwerk te verrichten:
Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een ontheffing voor het verrichten van graafwerk in een archeologisch monument;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
HOOFDSTUK 7 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Hij, die handelt in strijd met artikel 14 en artikel 20 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 25 Opsporingsbevoegdheid
De opsporing van de in artikel 24 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voorzover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voorzover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.
BIJLAGE MEMORIE VAN TOELICHTING
Bij de omschrijving van het begrip monument is - met uitzondering van de daarin aangegeven ouderdomstermijn van 50 jaren - zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de in de wettekst gehanteerde begrippen. Het begrip 'schoonheid' is komen te vervallen vanwege de mogelijk subjectieve teneur van deze term. De betekenis van de term 'zaak' is bewust ruim gehouden, waarmee wordt aangegeven dat een monument niet per definitie een bouwkundig monument behoeft te zijn, maar ook bijvoorbeeld een grafheuvel of nederzetting, een kolk, een dijk, een waterloop of een park. Criterium blijft wel dat deze zaken door menselijk toedoen tot stand zijn gebracht.
De beoordelingscommissie stad en monumenten (de voormalige 'overlapcommissie') heeft krachtens de nieuwe welstandsverordening een formele status. Zo kunnen de commissieleden in gezamenlijke dialoog zorg dragen voor een onderling afgewogen bouwplanbeoordeling. Deze (specifiek op onderwerpen toegespitste) vorm van samenwerking wordt verreweg geprefereerd boven een integrale fusie van de beide commissies.
Het betreft hier niet zozeer de publiekrechtelijke, planologische bestemming, maar de gebruiksmogelijkheid die de eigenaar/gebruiker daaraan toekent, mede gelet op de constructie en de ligging van het pand. De wetgever heeft namelijk bedoeld dat ook met de eigenaarsbelangen rekening gehouden moet worden. Dit laat uiteraard onverlet dat bij de toepassing van de monumentenverordening evenzeer de publiekrechtelijke bestemming van pand, ondergrond en omgeving een belangrijke rol spelen.
In het licht van de professionalisering van de monumentenzorg, is in de nieuwe verordening sterker de nadruk komen te liggen op de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de commissieleden. Om deze onafhankelijkheid te waarborgen, worden gemeentelijke bestuurders niet meer qualitate qua geacht lid te kunnen zijn van de commissie en wordt aan ambtelijke commissieleden geen stemrecht toegekend. Evenmin zijn monumentenorganisaties als zodanig in de commissie vertegenwoordigd; zij behouden hierdoor op hun beurt de vrijheid om zelfstandig hun zienswijzen te kunnen inbrengen. In dit kader zal de portefeuillehouder regelmatig gelegenheid bieden tot overleg. Daarnaast is in verband met de zitting van leden van de monumentencommissie in de beoordelingscommissie stad en monumenten, de onafhankelijkheid in de zin van artikel 2 van de Welstandsverordening Wageningen 1997 van ten minste twee leden een voorwaarde.
De bevoegdheid tot aanwijzing en registratie is naar analogie van de huidige landelijke inzichten over dit onderwerp, in de nieuwe verordening toegekend aan het college van burgemeester en wethouders. De aanleiding hiertoe is mede gelegen in de veronderstelling dat aanwijzingsbesluiten plaatsvinden in de sfeer van uitvoering van beleid, welk beleid door de raad nog steeds wordt vastgesteld. Een belangrijk voordeel is dat er hierdoor sprake kan zijn van kortere en overzichtelijkere procedures; hierdoor kunnen vormen van voorbescherming, zoals die bij rijksmonumenten van toepassing zijn, in de verordening achterwege worden gelaten.
Het begrip 'overleg', zoals bedoeld in lid 4, kent zijn wettelijke oorsprong in de formele scheiding van kerk en staat, welke status ook in gelijke termen is verwoord in de Monumentenwet 1988. Uit de Kroonjurisprudentie dienaangaande blijkt dat de overheid niet wordt geacht zich te mengen in zaken waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het geding zijn. Alhoewel de Raad van State zich nog niet over de juridische consequenties van deze regeling in relatie tot gemeentelijke verordeningen heeft uitgesproken, moet er vooralsnog van worden uitgegaan dat deze verplichting tot overleg voor alle beslissingen ingevolge de monumentenverordening en met betrekking tot kerkelijke monumenten geldt. Dat de term 'overleg' niet wordt aangehaald in relatie tot andere monument-eigenaren, sluit overigens geenszins uit dat ook met hen wordt overlegd. Ten behoeve van alle belanghebbenden worden immers altijd speciale 'informatieavonden' belegd.
-In afwijking op de VNG-modelverordening en op nadrukkelijk verzoek van de raadscommissie voor volkshuisvesting, welzijn en financiën is de bevoegdheid tot intrekking van een aanwijzing niet gemandateerd aan het college van burgemeester en wethouders. Deze bevoegdheid blijft dus berusten bij de gemeenteraad, zoals voorheen het geval was.
Met de toevoeging van dit hoofdstuk ontstaan voor Wageningen mogelijkheden tot het voeren van een actief archeologisch beleid. Het verstoren van beschermde (archeologische) monumenten is gebonden aan de bepalingen zoals omschreven in hoofdstuk 3, artikel 8 en artikel 14, of aan de Monumentenwet 1988. Er zijn ook andere locaties of gebieden denkbaar, waarvan vaststaat dan wel vermoed wordt dat zij waardevol of informatief bodemarchief bevatten. Voor deze categorie geldt dat zij niet a priori gevrijwaard behoeven te worden van bebouwing of grondverzet, maar dat de documentatie van sporen uit het verleden veilig moet worden gesteld. Deze 'belangrijke plaatsen of zones' zullen door het college moeten worden vastgesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een archeologische beleidskaart. (Een eerste inventarisatie van potentiële gebieden, vervaardigd door de Stichting RAAP, is inmiddels voorhanden.) Een dergelijke beleidskaart verschaft betrokkenen vooraf inzicht in de effecten van de voorgenomen bodemverstoring. Zonder de vaststelling van een dergelijke kaart heeft dit hoofdstuk over de archeologie geen juridische betekenis.
Bij de bepalingen, zoals bedoeld in artikel 19 en 21, zijn geen expliciete termijnen opgenomen, waardoor de beslistermijnen, zoals vastgelegd in de Awb (Afdeling 4.1.3), automatisch van kracht zijn. Deze stelt de afhandelingstermijn in het kader van de aanwijzing, wijziging of intrekking op maximaal 8 weken, zijnde een termijn van orde, bij overschrijding waarvan belanghebbenden bezwaar kunnen aantekenen bij burgemeester en wethouders en waarvoor zij een voorlopige voorziening kunnen aanvragen bij de rechter.
Artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet laat aan de gemeentelijke wetgever slechts de keuzemogelijkheid om op overtreding van verordeningen een geldboete te stellen van de tweede of de eerste categorie. Gelet op de wens om enige preventieve werking te verkrijgen, is de keuze voor een geldboete van de tweede categorie voor de hand liggend. In de Monumentenwet 1988 is de hoogte van de strafmaat bepaald op de vijfde categorie.