Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bodegraven-Reeuwijk

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBodegraven-Reeuwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren
CiteertitelVerordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2012Nieuwe regeling

03-01-2011

Onbekend

Z-11-2109/INT-11-128

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Raadsvergadering, 3 januari 2011

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,

B e s l u i t:

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

1.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven in deze verordening en toelichting, hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a.

de wet: de Wet investeren in jongeren;

 

b.

WWB: de Wet werk en bijstand;

 

c.

algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

 

d.

startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

 

e.

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Opdracht college

1.

Het college is verantwoordelijk voor het doen van een werkleeraanbod en biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

2.

Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccep-teerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

3.

In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidings-periode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de wet.

4.

Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

5.

Het college legt in een rapportage de wensen van de jongere ten aanzien van het werkleeraan-bod vast alsmede de wijze waarop deze wensen bij de vaststelling van aard, omvang en plaats van het werkleeraanbod zijn betrokken.

Artikel 3. Aanspraak op ondersteuning

1.

Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

2.

Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

Artikel 4. Beleidsplan en verslaglegging

1.

De gemeenteraad stelt ter uitvoering van deze verordening, op voorstel van het college, minimaal eens in de twee jaar een beleidsplan vast.

2.

Deze beleidsuitgangspunten kunnen o.a. bevatten:

 

a.

een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en zonodig de prioriteitsstelling binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

 

b.

de wijze waarop een eventuele aanbesteding wordt vormgegeven;

 

c.

een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

 

d.

de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg.

3.

Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid bevat het advies van de clientenadviesraad.

4.

Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag kan vormgegeven worden conform het verslag als bedoeld in artikel 89 van de wet.

Artikel 5. Arbeidsinschakeling

Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

Artikel 6. De voorzieningen

1.

Onverminderd artikel 5 van deze verordening kan het college één of meer van de voorzienin-gen, bedoeld in de artikelen 11 t/m 16 en 18 t/m 21 van de verordening re-integratie Wet werk en bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011 aanbieden. Daarnaast kan de begeleiding van een werkcoach van het jongerenloket bij het UWV/Werkbedrijf aangemerkt worden als voorziening in het kader van de WIJ.

2.

Voor het bepalen van een juiste voorziening kan het college een belastbaarheidsonderzoek en/of medisch onderzoek, een diagnose of een capaciteitentest voor scholing inzetten.

Artikel 7. Inzet van de voorzieningen

1.

Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

2.

Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

3.

Het college vult de voorziening bedoeld in het eerste lid voor de jongere die niet beschikt over een startkwalificatie bij voorkeur in met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat of onvoldoende bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling van de jongere.

4.

Bij verhuizing naar een andere gemeente of het bereiken van de 27-jarige leeftijd binnen een periode waarover een besluit tot toekenning van een werkleeraanbod is gegeven, zet het college de voorziening voort tot deze periode (maximaal 1 jaar) is verstreken.

Artikel 8. Combinatie arbeid en zorg

Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de wet, betrekt het college bij de invulling van het werkleer-aanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.

Artikel 9. Medische belemmeringen

Onverminderd artikel 17, tweede lid, van de wet, stemt het college het werkleeraanbod af op de medische beperkingen van de jongere en draagt zorg voor passende voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

Artikel 10. Uitvoering door derden

Het college kan in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven, alsmede subsidies verstrekken.

Artikel 11. Verplichtingen van de jongere

Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 12. Intrekking of herziening werkleeraanbod

1.

Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere, dan wel indien de jongere niet voldoet aan één of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.

2.

Slechts in de volgende uitzonderingsgevallen en na zorgvuldige afweging kan er echter sprake zijn van intrekking van het werkleeraanbod en de eventuele inkomensvoorziening.

 

a.

herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek;

 

b.

veelvuldig verzuim op de werk/leerplek, welke aanhoudt na meerdere waarschuwingen van directe begeleiders.

Artikel 13. Budgetplafond

1.

Het college kan één of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

2.

Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3. Subsidie en vergoedingen

Artikel 14. Subsidies

1.

Het college kan loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met jongeren een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

2.

Nug-ers jonger dan 27 jaar hebben geen aanspraak op een loonkostensubsidie, indien het inkomen van de werknemer, en voor zover van toepassing, de echtgenoot of partner gezamenlijk de voor belanghebbende(n) geldende norm ingevolge de WIJ overschrijdt.

3.

Voor het verstrekken van een loonkostensubsidie gelden de door de gemeenteraad gestelde regels, genoemd in artikel 11, lid 3 t/m 5 van de verordening re-integratie Wet werk en bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011.

Artikel 15. Vergoedingen

1.

Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

2.

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen alsmede de hoogte en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen worden vergoed.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17. Situaties waarin de verordening niet voorziet

In situaties, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 18. Overgangsrecht

Op aanvragen, ingediend voor de inwerkingtreding van de verordening re-integratie Wet werk en bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011, blijven de verordeningen genoemd in artikel 20, tweede en derde lid van toepassing. Tenzij het besluit na 1 januari 2011 valt en het nieuwe beleid gunstiger uitvalt dan het ingetrokken beleid, genoemd in artikel 20, tweede en derde lid.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: verordening werkleeraanbod Wet investeren in jonger-en 2011.

Artikel 20. Inwerkingtreding

1.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

2.

De verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren (voormalig gemeente Bodegraven), vastgesteld in de raadsvergadering van 1 oktober 2009 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.

3.

De verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren (voormalig gemeente Reeuwijk), vastgesteld in de raadsvergadering van 5 oktober 2009 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,

gehouden op 3 januari 2011,

de griffier,

de voorzitter,

drs. J.H. Rijs

drs. J.P.J. Lokker

Nota-toelichting Toelichting verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Algemeen

De Wet investeren in jongeren en het werkleeraanbod

Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleer-aanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandig-heden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleer-aanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomens-voorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.

De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.

Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid van de WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in een gemeentelijke verordening moeten zijn vastgelegd (artikel 12, eerste lid onderdeel b, van de WIJ). Dat is de afstemmingsverordening WIJ.

Duurzame arbeidsparticipatie

Voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat onder de voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Langs welke route die weg verloopt, is een individueel gegeven dat wordt bepaald door de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt en de beschikbaarheid van voorzieningen. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 11). Tot dat punt is bereikt is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doen gericht op arbeidsinschakeling. Er is nadrukkelijk voor gekozen om niet bij voorbaat te bepalen hoe lang de algemeen geaccepteerde arbeid zou moeten duren voordat over ‘duurzame arbeidsparticipatie’ kan worden gesproken (Handelingen TK 2008-2009, nr. 76, p. 6006). De jongere dient op het punt gebracht te worden dat hij geen onder-steuning van het college meer nodig heeft.

Inhoud werkleeraanbod

Het begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat gemeenten hebben ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden. Participatieplaatsen zijn uitgezonderd. Bij jongeren zal de situatie waarin de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot is dat die alleen met de maximale vier jaar additionele arbeid te overbruggen is zich niet in die mate voordoen dat de regering participatieplaatsen in de vorm van artikel 10a van de WWB noodzakelijk acht. Ook uitgezonderd is het reguliere onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd (zie ook artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van de WIJ). Het college kan de jongere weliswaar adviseren een dergelijke vorm van onderwijs te volgen of weer te gaan volgen als dit zinvol wordt geacht, maar het is geen voorziening die de gemeente kan inzetten om vorm te geven aan het werkleeraanbod. Een premie voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren te belonen met een financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie i.v.m. arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening. Dat geldt evenzeer voor een onkostenvergoe-ding voor vrijwilligerswerk, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten.

Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. Van belang daarbij is dat de startkwalificatie binnen het werkleeraanbod een ijkpunt vormt, omdat deze in belangrijke mate kan bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie. Het is aan de gemeenten overgelaten om te beoordelen in hoeverre de jongere in staat moet worden gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen of anderszins scholing te ontvangen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

Maatwerk

Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 18, eerste lid, van de WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14, eerste lid, van de WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Werken en leren niet direct mogelijk

Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van re-integratievoorzieningen, dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar het oordeel van het college in het geheel niet in staat dat om redenen van lichamelijk, sociale of psychische aard uitvoering wordt gegeven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (artikel 17, tweede lid, van de WIJ). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt als reden van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening.

Alleenstaande ouders

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, van de WIJ).

Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a van de WWB). Anders dan in de WWB echter is uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Dit omdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijn in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd.

Zelfstandigen

Besloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e jo. artikel 42, eerste lid, onderdeel m, van de WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 van de WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden en kan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.

Medische belemmeringen

Voor de groep jongeren met een medische beperking (die niet behoren tot de doelgroep van de WAJONG) is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal beoordeeld moeten worden welk aanbod past bij de jongere gelet op zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Het werkleeraanbod moet aansluiten bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. Maatwerk betekent een zorgvuldige op de persoon toegesneden afweging bij de uiteindelijke keuze van een traject. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden. Als een werkleeraanbod vanwege de medische situatie in het geheel niet mogelijk is, wordt de gehandicapte geen aanbod gedaan. Wel kan aanspraak op een inkomensvoorziening be-staan.

Beleid werkleeraanbod in de verordening

Om recht te doen aan de beleidsruimte die gemeenten nodig hebben om door maatwerk invulling te geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid, worden aan de vormgeving van het werkleeraan-bod en de mate waarin gemeente daartoe voorzieningen kan inzetten, geen wettelijke eisen gesteld. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenteraad in het kader van dit wetsvoorstel heeft, en mede met het oog op de rechtszekerheid, is bepaald dat het gemeentelijke beleid inzake de voorzieningen in een verordening moet worden vastgelegd. De jongere moet uit de verordening kunnen afleiden welke voorzieningen het college kan inzetten om het doel, de duurzame arbeidsparticipatie, te bereiken. Tevens kan in de verordening in hoofdlijnen worden bepaald voor welke doelgroepen welke voorzieningen bij voorkeur kunnen worden ingezet. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan voorberei-dingstrajecten voor startende zelfstandigen en speciale arbeids- of scholingstrajecten voor alleen-staande ouders, evt. in combinatie met kinderopvang, zodat scholing/arbeid en zorg kan worden gecombineerd. In de verordening kan ook worden vastgelegd dat samengewerkt wordt met andere uitvoeringsinstellingen, zoals gemeenten of UWV, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen en als dat het geval is, op welke wijze de samenwerking plaatsvindt.

Relatie met re-integratieverordening Wet werk en bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011

Het instrumentarium dat reeds beschikbaar is voor de re-integratie in het kader van de WWB kan, uitgezonderd participatieplaatsen en vrijlating van inkomsten uit arbeid, tevens worden ingezet voor de vormgeving van het werkleeraanbod. Om die reden is in deze verordening in enkele bepalingen verwezen naar de re-integratieverordening Wet werk en bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011.

Relatie met de afstemmingverordening WIJ

De verordening werkleeraanbod WIJ en de afstemmingsverordening WIJ vormen twee kanten van dezelfde medaille. Immers, de WIJ legt het college de plicht op om jongeren een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd. Anderzijds staat daar wel wat tegenover. De jongere is verplicht het aanbod te aanvaarden en verplichtingen die aan het werkleer-aanbod zijn gekoppeld na te leven. Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dat een grond voor verlaging van de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaar aan. In verband daarmee is in de verordening werkleeraanbod WIJ herhaald dat onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 van de WIJ het werkleeraanbod ingetrokken kan worden. Omdat met deze intrekking tevens het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van belang dat wordt afgebakend wanneer de inkomensvoorziening verlaagd en wanneer deze ingetrokken wordt. Uitgangspunt van de wetgever is daarbij geweest dat bij schending van verplichtingen primair een maatregel aangewezen is en pas in tweede instantie intrekking van het werkleeraanbod en daarmee tevens van de inkomens-voorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is derhalve regel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering. Het is aan de gemeenten overgelaten om beleid vast te stellen over de grensafbakening tussen maatregel en intrekking werkleeraanbod.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d, van de WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28).

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, van de WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, van de WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.

In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, van de WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Ter zake kan beleid worden geformuleerd.

Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, van de WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college. Het vijfde lid spreekt voor zichzelf.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Als spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, van deze verordening komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid, van de WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (bijv. Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 3, p. 22).

Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, van de WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, van de WIJ kadert de doelgroep af.

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening.

Artikel 4 Beleidsplan en verslaglegging

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, geeft de WIJ aan de gemeenteraad de opdracht om het beleid ten aanzien van het werkleeraanbod vast te leggen in een verordening. In deze gemeente wordt, gelijk aan de re-integratieverordening Wet werk en bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011, gekozen voor een systematiek in de verordening het algemene voorzieningenaanbod te schetsen en voor specifieke uitwerking gebruik te maken van het beleidsplan en uitvoeringsbesluiten.

Het eerste lid geeft daarom aan dat de raad een beleidsplan vaststelt. Het tweede lid geeft aan wat er o.a. in het beleidsplan kan komen te staan. Het derde lid geeft aan dat het beleidsplan het advies van de cliëntenadviesraad bevat. Het vierde lid is de basis voor verantwoording van het gevoerde beleid. Minimaal éénmaal per jaar legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad over de doeltref-fendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 5 Arbeidsinschakeling

Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze zijn nevengeschikt. De kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. In dat verband kan de gemeenteraad als beleidslijn opnemen dat jongeren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangeboden, of ondersteuning bij de arbeidsinscha-keling, als bijv. arbeid niet direct beschikbaar is. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt. De woorden ‘in beginsel’ moeten in die context worden gelezen.

Artikel 6 De voorzieningen

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsin-schakeling kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen.

Omdat het instrumentarium dat de gemeente bij het uitvoeren van de re-integratietaak in het kader van de WWB ter beschikking staat, in beginsel ook ingezet kan worden voor de uitvoering van de WIJ, wordt in dit artikel naar de betreffende instrumenten uit de re-integratieverordening Wet werk en bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011 verwezen voor zover deze instrumenten van toepassing zijn op jongeren (zie algemene toelichting).

Artikel 7 Inzet van de voorzieningen

In het eerste lid is het maatwerk-principe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzienin-gen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.

Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om te bepalen of het werkleeraanbod wordt ingevuld door werken of leren of een combinatie van beide. Gelet op het belang dat door de wetgever wordt gehecht aan het behalen van een startkwalificatie, luidt het beleid dat een voorziening bij voorkeur ingevuld wordt met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert als de jongere daarover niet beschikt. Dit kan een opleiding zijn die tot een startkwalificatie leidt, maar ook een andere scholing of opleiding die de jongere dichterbij het perspectief van duurzame arbeidsinscha-keling brengt. Dit wordt verwoord in het derde lid. Bij verhuizing of het bereiken van de 27-jarige leeftijd kan de aangeboden voorziening maximaal voor één jaar doorlopen. Dit wordt verwoord in het vierde lid.

Artikel 8 Combinatie arbeid en zorg

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijk verminderde belastbaarheid. Daarom geldt voor alleen-staande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, van de WIJ). Daaraan wordt in artikel 8 van deze verordening toegevoegd dat het college bij de invulling van het werkleeraanbod de situatie van de alleenstaande ouder betrekt, ongeacht de leeftijd van het kind. Evt. kosten voor kinderopvang die niet toereikend door voorliggende voorzieningen worden gecompenseerd, kunnen op grond van artikel 15 van deze verordening worden vergoed en ten laste van het participatiebudget worden gebracht.

Artikel 9 Medische belemmeringen

De jongeren met een medische belemmering nemen eveneens een bijzondere positie in binnen de WIJ. Voor deze groep jongeren is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal het college beoordelen welk aanbod past bij de jongere met inachtneming van zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot de mogelijkheden. Is arbeidsin-schakeling in het geheel (nog) niet aan de orde, dan brengt artikel 17, tweede lid, van de WIJ met zich mee dat (tijdelijk) geen werkleeraanbod wordt gedaan. Er bestaat gedurende die periode wel aan-spraak op een inkomensvoorziening. Zodra de belemmeringen zijn opgeheven, dient een gericht werkleeraanbod te worden gedaan.

Artikel 10 Uitvoering door derden

In artikel 11, vierde lid, van de WIJ is bepaald dat het college de uitvoering van de WIJ, behoudens het vaststellen van de rechten en plichten en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden kan laten verrichten. De genoemde vaststelling kan wel worden gemandateerd aan bestuursorganen. Er zijn in de WIJ geen wettelijke belemmeringen opgeworpen om de feitelijke werkzaamheden m.b.t. de uitvoering van het werkleeraanbod of de inrichting van het werkleeraanbod in handen te stellen van derden, zoals opleidingsinstituten en re-integratiebedrijven. Binnen de beleidskaders die de gemeenteraad vaststelt kan het college nadere afspraken maken met deze derden.

Artikel 11 Verplichtingen van de jongere

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 van de WIJ). Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bepaald worden dat een jongere gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Artikel 12 Intrekking werkleeraanbod

Dit artikel vormt een herhaling van artikel 21 van de WIJ. De meerwaarde van opname van deze bepaling in de verordening werkleeraanbod is gelegen in de overweging dat intrekking van het werkleeraanbod complementair is aan het voeren van beleid m.b.t. de invulling van het werkleer-aanbod. Daar waar het recht op een werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 van de WIJ. Met betrekking tot intrekking van het werkleeraanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het is niet aan de gemeenteraad om daarover voorschriften te geven, niettemin dient het intrekken van het werkleeraanbod met terughoudendheid plaats te vinden, zoals reeds in de Algemene toelichting is opgemerkt. Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijv. ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening. Het verdient aanbeveling als het college bij de invulling van het gemeentelijk beleid met deze kaders rekening houdt en slechts tot intrekking besluit nadat de individuele situatie zorgvuldig afgewogen is.

Artikel 13 Budgetplafond

De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan of de begroting gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotings-posten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. De verplichting daartoe is immers vastgelegd in artikel 13, eerste lid, van de WIJ. Wel kan de invulling van het werkleeraanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer, dan dient te worden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken om tot duurzame arbeidsparticipatie te komen.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Artikel 14 Subsidies

Het college kan loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met jongeren een arbeids-overeenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling. In het derde lid wordt verwezen naar de door de gemeenteraad gestelde regels in de verordening re-integratie Wet werken bijstand Bodegraven-Reeuwijk 2011, welke tevens van toepassing zijn op de genoemde jongeren in deze verordening. De loonkostensubsidie speelt met name een rol bij het opdoen van werkervaring bij werkgevers met als uiteindelijk doel duurzame uitstroom. Voor het verstrekken van een subsidie is een wettelijke grondslag vereist (art. 4:23, eerste lid, van de Awb). Om die reden is een specifiek artikel opgenomen dat deze grondslag biedt. In het eerste lid worden loonkostensubsidies en subsidies ter voorbereiding van een dienstverband van een grondslag voorzien.

Artikel 15 Vergoedingen

Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening (Wet Kinderopvang) daarin onvoldoende voorziet. Ook nood-zakelijke reiskosten en andere kosten, bijvoorbeeld voor verplichte kleding of schoeisel, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn. De kosten kunnen ten laste worden gebracht van het participatiebudget.

Artikel 16 Hardheidsclausule

In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.

Artikel 17, 18, 19 en 20

Deze artikelen spreken voor zich.