Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning |
Citeertitel | Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteunin |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Welzijn |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2010 | Aanpassing artikel 3 en bijlage 1 en 2 | 16-12-2008 B&W-besluit 16 december 2008 | -1.84/GL | |
01-01-2009 | 01-01-2010 | Aanpassing artikel 3 en bijlage 1 en 2 | 16-12-2008 B&W-besluit 16 december 2008 | -1.84/GL |
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd
gelet op in de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelingen en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd
gelet op in de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelingen en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
In dit besluit wordt met het begrip Verordening bedoeld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;
Alle begrippen die in dit financieel besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit maatschappelijke ondersteuning, de Verordening en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording.
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
1e de verantwoordelijkheid tot besteding van een persoonsgebonden budget aan de voorziening waarvoor deze wordt toegekend aan te kunnen; of
2e te voldoen aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget;
De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats zoals aangegeven in de door het college vast te stellen beleidsregels.
Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en besparingsbijdrage.
Artikel 3. Omvang van eigen bijdragen.
De eigen bijdrage die een ongehuwde jonger dan 65 dient te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16.137,= per jaar, het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.137,=.
De eigen bijdrage die een ongehuwde van 65 jaar of ouder dient te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 14.162,= per jaar, het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 14.162,=.
De eigen bijdrage die gehuwden dienen te betalen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 20.810,= per jaar, het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 20.810,=.
De eigen bijdrage die gehuwden die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 19.837,= per jaar, het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 19.837,=.
De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden bedraagt maximaal de kostprijs per uur die afgesproken is met de aanbieders.
Aan personen aan wie een woonvoorziening ingevolge artikel 13 lid b en d van de verordening is verstrekt, wordt, voor zover deze woonvoorziening bestaat uit het verstrekken van een individuele voorziening, een eigen aandeel gevraagd conform het hierboven bepaalde in 3.1 t/m 3.4. Ook bij een woonvoorziening geldt dat het eigen aandeel de kostprijs van de woonvoorziening niet mag overschrijden.
Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd aan personen jonger dan 18 jaar.
De bedragen in dit artikel zijn gekoppeld aan de bedragen als vermeld in artikel 4.1 lid 1 vanhet Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur). Indien debedragen in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemenemaatregel van bestuur) worden gewijzigd, worden de bedragen in dit artikel geacht op gelijkewijze te zijn gewijzigd.
Artikel 4. Maximaal negenendertig perioden van vier weken.
Voor alle woonvoorzieningen waarvoor een eigen aandeel wordt opgelegd, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen aandeel in rekening gebracht.
Artikel 5. Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage.
Het college kan over gaan tot opschorting, intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde eigen bijdrage niet of niet volledig door de budgethouder wordt voldaan.
Het college kan over gaan tot stopzetting van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan de aanvrager opgelegde eigen bijdrage niet of niet volledig wordt betaald. Wanneer de aanvrager volhardt in zijn verzuim, kan het college overgaan tot het bij de aanvrager terugvorderen van de aan de aanbieder verstrekte vergoeding voor de geboden zorg in natura.
Artikel 6. Besparingsbijdrage.
Indien bij het verstrekken van een individuele voorziening sprake kan zijn van een besparingsbijdrage, wordt deze in mindering gebracht op de kosten van de voorziening.
Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bij aanvragers tot 12 jaar en bij aanvragers van 12 jaar en ouder is opgenomen in bijlage 2.
Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een aangepaste box bedraagt ,een aangepaste kinderstoel en bij een aangepaste commode is opgenomen in bijlage 2.
Het bedrag dat als besparingsbijdrage wordt gevraagd bij de verstrekking van een aangepast autostoeltje, een aangepaste buggy, een aangepaste kinderwagen en bij een aangepaste combiwagen is opgenomen in bijlage 2.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen.
Artikel 8. Vaststelling hoogte financiële tegemoetkoming en PGB woonvoorzieningen.
De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde kostenindicatie.
Artikel 9. Terugbetaling bij verkoop
Het in artikel 19 van de van de Verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen ter hoogte van het in bijlage 2 genoemde bedrag of meer en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het College van burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient (gedeeltelijk) aan de gemeente te worden teruggestort.
In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.
Artikel 10. Primaat van de verhuizing.
Indien de kosten voor woningaanpassing als genoemd in artikel 13 onder b en c van de Verordening meer bedragen dan de tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de goedkoopst adequate voorziening is, tenzij er individuele omstandigheden te benoemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening is gelijk aan het bedrag zoals opgenomen in bijlage 2.
Artikel 12. Bezoekbaar maken woning
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 17 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is opgenomen in bijlage 2.
Artikel 13. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.
Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 13, onder e van de Verordening wordt verleend, indien:
het onderhoud, de keuring of de reparatie betrekking heeft op een:
- traplift (stoellift of rolstoellift, beweegt langs de trap);
Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de bedragen zoals genoemd in de lijst met norm- en referentiebedragen Wmo, zoals opgenomen in bijlage 2 van dit besluit) van keuring, onderhoud en reparatie komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming;
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer danhet in bijlage 2 genoemde bedrag is aangepast, kan het College van burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in
verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, met inbegrip van de eerste maand.
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 17. Vaststellen hoogte persoonsgebondenbudget
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier zou worden betaald bij een verstrekking in natura. Daarbij wordt uitgegaan van de economische levensduur die bij de verstrekking in natura van toepassing zou zijn.
Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en om de woning.
Artikel 19. Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget.
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier zou worden betaald bij een verstrekking in natura. Daarbij wordt uitgegaan van de economische levensduur die bij de verstrekking in natura van toepassing zou zijn.
Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als forfaitaire financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming opgenomen in bijlage 2, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.
Indien de sportrolstoel drie jaar na verstrekking nog adequaat is kan een tegemoetkoming voor onderhoud van een sportrolstoel verstrekt worden zoals genoemd in bijlage 2.
Hoofdstuk 8. Samenhangende afstemming.
Artikel 20. Samenhangende afstemming.
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 29 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Activiteiten, klassen en tijdnormering hulp bij het huishouden (na indexatie) vanaf 1 januari 2009
De hulp bij het huishouden is ingedeeld in klasse en categorie. De klasse geeft aan op hoeveel zorg iemand recht heeft. Het gemiddeld aantal uren zorg wordt vertaald naar een klasse. De volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend (conform artikel 7 financieel besluit):
De volgende klassen en bedragen zijn in 2009 te onderscheiden (index 3,1%):
Bedrag is inclusief lidmaatschap belangenvereniging PGB
Lijst met norm- en referentiebedragen Wmo per 1 januari 2009
Maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring en reparatie
Maximale toeslagen op bovenstaande tarieven:
- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;
- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;
- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijd- beveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.