Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Landerd

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Landerd
Officiële naam regelingFinancieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelFinancieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteunin
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWelzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
  2. artikel 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
  3. Besluit maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2010Aanpassing artikel 3 en bijlage 1 en 2

16-12-2008

B&W-besluit 16 december 2008

-1.84/GL
01-01-200901-01-2010Aanpassing artikel 3 en bijlage 1 en 2

16-12-2008

B&W-besluit 16 december 2008

-1.84/GL

Tekst van de regeling

Intitulé

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd

gelet op in de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelingen en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Besluit

vast te stellen het volgende

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd

gelet op in de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelingen en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Besluit

vast te stellen het volgende

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Artikel 1. Begripsbepalingen

1.

In dit besluit wordt met het begrip Verordening bedoeld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

2.

Alle begrippen die in dit financieel besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit maatschappelijke ondersteuning, de Verordening en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording.

1.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

2.

Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    het een voorziening betreft waarin een algemene of collectieve voorziening kan voorzien;

  • b.

    Het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager niet in staat is om:

1e de verantwoordelijkheid tot besteding van een persoonsgebonden budget aan de voorziening waarvoor deze wordt toegekend aan te kunnen; of

2e te voldoen aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget;

  • c.

    bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, de aanvrager verwijtbaar het budget niet geheel heeft besteed aan de voorziening waarvoor dit budget was toegekend of zich niet heeft gehouden aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • d.

    op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een andere voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget

3.

  • a.

    Een persoonsgebonden budget voor een voorziening, met uitzondering van hulp bij het huishouden is toereikend voor de aanschaf van een voorziening en het onderhoud daarvan gedurende een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangeven in de toekenningsbeschikking.

  • b.

    Binnen de onder a genoemde termijn wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een persoonsgebonden budget verstrekt.

  • c.

    Lid b is niet van toepassing indien de beperkingen van de aanvrager dusdanig zijn veranderd dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is of wanneer de voorziening bij normaal gebruik eerder aan vervanging toe is.

  • d.

    Als een voorziening na afschrijvingstermijn nog adequaat is, wordt geen nieuwevoorziening toegekend. Dit geldt ook voor een financiële tegemoetkoming van een sportrolstoel.

  • e.

    Als een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget of financiëletegemoetkoming, niet langer gebruikt wordt door de aanvrager dient hiervan onverwijld bij de gemeente melding te worden gemaakt en kan de gemeente besluiten tot inname van de voorziening ten behoeve van herverstrekking.

4.

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats zoals aangegeven in de door het college vast te stellen beleidsregels.

Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en besparingsbijdrage.

Artikel 3. Omvang van eigen bijdragen.

1.

De eigen bijdrage die een ongehuwde jonger dan 65 dient te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16.137,= per jaar, het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.137,=.

2.

De eigen bijdrage die een ongehuwde van 65 jaar of ouder dient te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 14.162,= per jaar, het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 14.162,=.

3.

De eigen bijdrage die gehuwden dienen te betalen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 20.810,= per jaar, het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 20.810,=.

4.

De eigen bijdrage die gehuwden die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 19.837,= per jaar, het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 19.837,=.

5.

De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden bedraagt maximaal de kostprijs per uur die afgesproken is met de aanbieders.

6.

Aan personen aan wie een woonvoorziening ingevolge artikel 13 lid b en d van de verordening is verstrekt, wordt, voor zover deze woonvoorziening bestaat uit het verstrekken van een individuele voorziening, een eigen aandeel gevraagd conform het hierboven bepaalde in 3.1 t/m 3.4. Ook bij een woonvoorziening geldt dat het eigen aandeel de kostprijs van de woonvoorziening niet mag overschrijden.

7.

Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd aan personen jonger dan 18 jaar.

8.

De bedragen in dit artikel zijn gekoppeld aan de bedragen als vermeld in artikel 4.1 lid 1 vanhet Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur). Indien debedragen in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemenemaatregel van bestuur) worden gewijzigd, worden de bedragen in dit artikel geacht op gelijkewijze te zijn gewijzigd.

Artikel 4. Maximaal negenendertig perioden van vier weken.

Voor alle woonvoorzieningen waarvoor een eigen aandeel wordt opgelegd, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen aandeel in rekening gebracht.

Artikel 5. Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage.

1.

Het college kan over gaan tot opschorting, intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde eigen bijdrage niet of niet volledig door de budgethouder wordt voldaan.

2.

Het college kan over gaan tot stopzetting van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan de aanvrager opgelegde eigen bijdrage niet of niet volledig wordt betaald. Wanneer de aanvrager volhardt in zijn verzuim, kan het college overgaan tot het bij de aanvrager terugvorderen van de aan de aanbieder verstrekte vergoeding voor de geboden zorg in natura.

Artikel 6. Besparingsbijdrage.

1.

Indien bij het verstrekken van een individuele voorziening sprake kan zijn van een besparingsbijdrage, wordt deze in mindering gebracht op de kosten van de voorziening.

2.

Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bij aanvragers tot 12 jaar en bij aanvragers van 12 jaar en ouder is opgenomen in bijlage 2.

3.

Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een aangepaste box bedraagt ,een aangepaste kinderstoel en bij een aangepaste commode is opgenomen in bijlage 2.

4.

Het bedrag dat als besparingsbijdrage wordt gevraagd bij de verstrekking van een aangepast autostoeltje, een aangepaste buggy, een aangepaste kinderwagen en bij een aangepaste combiwagen is opgenomen in bijlage 2.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden.

Artikel 7. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden zoals bedoeld in artikel 8 onder b van de Verordening, is gelijk aan het bedrag zoals opgenomen in bijlage 1.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen.

Artikel 8. Vaststelling hoogte financiële tegemoetkoming en PGB woonvoorzieningen.

De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde kostenindicatie.

Artikel 9. Terugbetaling bij verkoop

Het in artikel 19 van de van de Verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

  • a.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen ter hoogte van het in bijlage 2 genoemde bedrag of meer en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het College van burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient (gedeeltelijk) aan de gemeente te worden teruggestort.

  • b.

    De vaststelling van de eventueel meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar en het College van burgemeester en wethouders.

  • c.

    De terugstorting als bedoeld onder a bedraagt:

    • -

      voor het eerste jaar : 100% van de meerwaarde

    • -

      voor het tweede jaar : 90% van de meerwaarde

    • -

      voor het derde jaar : 80% van de meerwaarde

    • -

      voor het vierde jaar : 70% van de meerwaarde

    • -

      voor het vijfde jaar : 60% van de meerwaarde

    • -

      voor het zesde jaar : 50% van de meerwaarde

    • -

      voor het zevende jaar : 40% van de meerwaarde

    • -

      voor het achtste jaar : 30% van de meerwaarde

    • -

      voor het negende jaar : 20% van de meerwaarde

    • -

      voor het tiende jaar : 10% van de meerwaarde

In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • d.

    Terugbetaling is niet van toepassing, indien de woning wordt verkocht aan een andere persoon met beperkingen met een medische indicatie voor de in de woning aangebrachte voorzieningen.

  • e.

    Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dan de verstrekte financiële tegemoetkoming voor de woonvoorziening(en).

Artikel 10. Primaat van de verhuizing.

Indien de kosten voor woningaanpassing als genoemd in artikel 13 onder b en c van de Verordening meer bedragen dan de tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de goedkoopst adequate voorziening is, tenzij er individuele omstandigheden te benoemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.

Artikel 11. Verhuiskosten

De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening is gelijk aan het bedrag zoals opgenomen in bijlage 2.

Artikel 12. Bezoekbaar maken woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 17 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is opgenomen in bijlage 2.

Artikel 13. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.

Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 13, onder e van de Verordening wordt verleend, indien:

  • a.

    de woonvoorziening in het kader van de Verordening dan wel de Wet voorzieningen gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend en;

  • b.

    het onderhoud, de keuring of de reparatie betrekking heeft op een:

    • - traplift (stoellift of rolstoellift, beweegt langs de trap);

      • -

        sta-plateaulift;

      • -

        woonhuislift;

      • -

        hefplateaulift;

      • -

        balanslift;

      • -

        plafondlift;

      • -

        de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel en in hoogte verstelbaar toiletblok en alle overige krachtens de Wvg of Wmo verstrekte mechanische voorzieningen;

      • -

        elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

      Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de bedragen zoals genoemd in de lijst met norm- en referentiebedragen Wmo, zoals opgenomen in bijlage 2 van dit besluit) van keuring, onderhoud en reparatie komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming;

  • c.

    de aanvrager ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

Artikel 14. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting.

  • a.

    Een financiële tegemoetkoming (zie bijlage 2) in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt verleend voor de kosten, die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

  • - zijn huidige woonruimte

  • - de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte.

  • b.

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kon worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • c.

    Een tegemoetkoming (zie bijlage 2) in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als de aanvrager redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

  • d.

    De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt 6 maanden.

  • e.

    In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt worden in verband met het:

  • - tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte; of

  • - het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte; of

  • - het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Artikel 15. Kosten in verband met huurderving.

  • a

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer danhet in bijlage 2 genoemde bedrag is aangepast, kan het College van burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in

    verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, met inbegrip van de eerste maand.

  • b.

    De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor huurderving wordt vastgesteld op basis van de kosten van de kale huur van de woonruimte waarbij de maximale vergoeding van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.

Artikel 16. Woonvoorzieningen bij woonwagens

Een woonvoorziening in de vorm van een aanpassing van een woonwagen is slechts mogelijk indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • d.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

  • e.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 17. Vaststellen hoogte persoonsgebondenbudget

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier zou worden betaald bij een verstrekking in natura. Daarbij wordt uitgegaan van de economische levensduur die bij de verstrekking in natura van toepassing zou zijn.

Artikel 18. Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming

  • a. Het bedrag dat per jaar op declaratiebasis wordt verstrekt voor gebruik van een (eigen) auto is opgenomen in bijlage 2.

  • b. Het bedrag dat per jaar op declaratiebasis wordt verstrekt voor gebruik van uitsluitend taxi is opgenomen in bijlage 2.

  • c. Het bedrag dat per jaar op declaratiebasis wordt verstrekt voor gebruik van een rolstoeltaxi is opgenomen in bijlage 2.

  • d. Het forfaitaire bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van de eigen auto is opgenomen in bijlage 2.

  • e. Het forfaitaire bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto is opgenomen in bijlage 2.

Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en om de woning.

Artikel 19. Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget.

1.

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier zou worden betaald bij een verstrekking in natura. Daarbij wordt uitgegaan van de economische levensduur die bij de verstrekking in natura van toepassing zou zijn.

2.

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als forfaitaire financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming opgenomen in bijlage 2, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

3.

Indien de sportrolstoel drie jaar na verstrekking nog adequaat is kan een tegemoetkoming voor onderhoud van een sportrolstoel verstrekt worden zoals genoemd in bijlage 2.

Hoofdstuk 8. Samenhangende afstemming.

Artikel 20. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 29 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 21. Inwerkingtreding.

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009

  • 2.

    Het op 25 september 2007 Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningengehandicapten wordt per 1 januari 2009 ingetrokken

  • 3

    Het College van burgemeester en wethouders doet van wijzigingen in dit besluit mededeling aan de Raad

Artikel 22. Citeertitel.

Dit besluit wordt aangehaald als: Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 25 september 2007

Burgemeester en wethouders van Landerd,

de secretaris,

mr. M.L.W.J. Willemsen

de burgemeester,

W.C. Doorn-van der Houwen

BIJLAGEN

BIJLAGE 1

Activiteiten, klassen en tijdnormering hulp bij het huishouden (na indexatie) vanaf 1 januari 2009

De hulp bij het huishouden is ingedeeld in klasse en categorie. De klasse geeft aan op hoeveel zorg iemand recht heeft. Het gemiddeld aantal uren zorg wordt vertaald naar een klasse. De volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend (conform artikel 7 financieel besluit):

De volgende klassen en bedragen zijn in 2009 te onderscheiden (index 3,1%):

Klasse Uren per weekBedrag persoonsgebonden budget per jaar HBH1Bedrag persoonsgebonden budget per jaar HBH2
10- 1,9 (=1)€ 749,28€ 940,27
22- 3,9 (=3)€ 2.176,70€ 2.749,68
34- 6,9 (=5,5)€ 3.960,98€ 5.011,43
47- 9,9 (=8,5)€ 6.102,11€ 7.725,54
510- 12,9 (=11,5)€ 8.243,24€ 10.439,65
613- 15,9 (= 14,5)€ 10.384,37€ 13.153,76
7>16€ 18,30 x 75% x gem aantal uren zorg€ 23,20 x 75% x gem aantal uren zorg

Bedrag is inclusief lidmaatschap belangenvereniging PGB

BIJLAGE 2

Lijst met norm- en referentiebedragen Wmo per 1 januari 2009

 200820092010
Indexeringspercentage %  2,0% afronden op hele €  
Artikel 6 Besparingsbijdrage lid 2 Verstrekking driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of scootermobiel Tot 12 jaar 12 jaar en of ouder € 215,00 € 345,00 € 219,00 € 351,00  
Artikel 6 Besparingsbijdragelid 3 Aangepaste box Aangepaste kinderstoel Aangepaste commode € 120,00 € 65,00 € 160,00 € 122,00 € 66,00 € 163,00  
Artikel 6 Besparingsbijdragelid 4 Aangepast autostoeltje Aangepaste buggy Aangepaste kinderwagen Aangepaste combiwagen € 125,00 € 65,00 € 285,00 € 355,00 € 127,00 € 66,00 € 290,00 € 362,00  
Artikel 9 onder a Terugbetaling bij verkoop€ 10.000,00€ 10.200,00  
Artikel 10 primaat verhuizing€ 1.920,00€ 1.959,00  
Artikel 11 tegemoetkoming verhuiskosten€ 1.920,00€ 1.959,00  
Artikel 12 bezoekbaar maken woning€ 4.540,00€ 4.631,00  
Artikel 14 kosten ivm tijdelijke huisvesting Administratiekosten (eenmalig) verhuurder ivm treffen voorziening voorzover kosten woonvoorziening hoger zijn dan € 1000,00: 10 % van de kosten woonvoorziening met een maximum van: tijdelijke huisvesting maximaal zelfstandige woonruimte per maand tijdelijke huisvesting maximaal niet zelfstandige woonruimte per maand € 350,00 € 521,00 € 390,00 € 357,00 € 532,00 € 398,00  
Artikel 15 Kosten ivm huurderving€ 6.800,00€ 6.936,00  
Artikel 18 financiële tegemoetkoming vervoerskosten Eigen auto/taxi/derden gemaximeerd Uitsluitend taxi gemaximeerd Rolstoeltaxi/roelstoelbus gemaximeerd Forfaitair bedrag eigen auto Bruikleenauto gemaximeerd € 968,00 €1.441,00 €2.161,00 € 364,00 € 731,00 € 988,00 €1.470,00 €2.2050,00 € 372,00 € 746,00  
Artikel 19 lid 2 Forfaitaire financiële tegemoetkoming sportrolstoel (inclusief onderhoud en inclusief eventuele aanpassingen) Forfaitair onderhoud sportrolstoel Onderhoudskosten na 3 jaar en voor 3 jaar €2.400,00 € 520,00 € 2.488,00 € 531,00  

 200820092010
Indexeringspercentage  3,1%  
Artikel 7 vaststelling PGB - Peil maximale uurtarief HBH1 - Peil maximale uurtarief HBH2 -Abonnement belangenvereniging PGB per jaar € 17,75 € 22,50 € 34,50 € 18,30 € 23,20 € 35,57  

Maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring en reparatie

Ook van toepassing op:

  • a.

    mechanische inrichtingen voor het verstellen van voorzieningen zoals een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • b.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

Onderhoud liftenFrequentieKosten excl BTW
Stoellift1 x per jaar€ 155,00
Rolstoelplateaulift1 x per jaar€ 155,00
Sta-plateaulift1 x per jaar€ 155,00
Woonhuislift2 x per jaar€ 224,00
Hefplateaulift2 x per jaar€ 155,00
Balanslift1 x per jaar€ 155,00

Maximale toeslagen op bovenstaande tarieven:

- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijd- beveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

Woningsanering (Beleidsregels 3.4)

Linoleum per m² Legkosten linoleum per m² Egalisatie ondervloer: -Hardboard per per m² -Zachtboard/hardboard per m² -Cement gebonden per m² Overgordijnen breed 1,20 m per meter Vitrage 1,20, per meter€ 13,32 € 7,49 € 6,09 € 11,39 € 3,04 € 18,32 € 9,71

Volgens NIBUD norm