Inhoud
Hoofdstuk | |
1. | Inleidende bepalingen |
2. | De aanvraag omgevingsvergunning voor het
bouwen |
| § 1 gegevens en bescheiden |
| § 2 behandeling van de aanvraag om bouwvergunning
|
| § 3 welstandstoetsing |
| § 4 het tegengaan van bouwen op verontreinigde
bodem |
| § 5 voorschriften van stedenbouwkundige aard |
| § 6 voorschriften inzake
brandveiligheidsinstallaties en
vluchtrouteaanduidingen |
| § 7 aansluitplicht op de nutsvoorzieningen |
3. | Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken |
4. | Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw
en bij ingebruikneming van een bouwwerk |
5. | Staat van open erven en terreinen, aansluiting
op de nutsvoorzieningen en weren van schadelijk en
hinderlijk gedierte |
| § 1 staat van open erven en terreinen |
| § 2 staat van brandveiligheidsinstallaties en
vluchtrouteaanduidingen |
| § 3 aansluiting op de nutsvoorzieningen |
| § 4 het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte.
Reinheid |
6. | Brandveilig gebruik |
| § 1 gebruiksvergunning |
| § 2 het voorkomen van brand en het beperken van
brand en brandgevaar |
| § 3 het bestrijden van brand en het voorkomen van
ongevallen bij brand |
7. | Overige gebruiksbepalingen |
| § 1 overbevolking |
| § 2 staken van het gebruik |
| § 3 gebruik van bouwwerken, open erven en
terreinen |
| § 4 het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte.
Reinheid |
| § 5 watergebruik |
| § 6 installaties |
8. | Slopen |
| § 1 omgevingsvergunning voor het slopen |
| § 2 uitzonderingen op het vereiste van
omgevingsvergunning voor het slopen |
| § 3 verplichtingen tijdens het slopen |
| § 4 vrij slopen |
9. | Welstand |
10. | Overige administratieve bepalingen |
11. | Handhaving |
12. | Straf-, overgangs- en slotbepalingen |
Bijlagen
- 1.
gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning
- 2.
gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning
- 3.
gebruikseisen voor bouwwerken
- 4.
gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de
niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties
- 5.
opslag brandgevaarlijke stoffen
- 6.
- 7.
kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buiten-
riolering op erven en terreinen
- 8.
- 9.
reglement van orde van de stadsbouwmeester
- 10.
tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1
brandmeldinstallaties
- 11.
tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5
ontruimingsalarminstallaties)
- 12.
tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8
vluchtrouteaanduiding
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1 In deze verordening wordt verstaan onder:
- –
bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet,
artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken
van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid,
burgemeester en wethouders;
- –
Bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
artikel 2 van de Woningwet;
- –
bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid van de
Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en
woningtoezicht;
- –
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming
hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter
plaatse te functioneren;
- –
gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het
Bouwbesluit;
- –
hoogte van de weg: de hoogte van de weg zoals die door of namens
burgemeester en wethouders is vastgesteld;
- –
NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut
uitgegeven norm;
- –
NVN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut
uitgegeven voornorm;
- –
Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een
bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a,
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- –
Omgevingsvergunning voor het slopen: vergunning voor een
sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- –
straatpeil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg
grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de
weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die
hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- –
weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande
wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en
duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten,
alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide
parkeerterreinen.
2 In deze verordening wordt mede verstaan onder:
– bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk;
–gebouw: een gedeelte van een gebouw.
Artikel 1.2 Termijnen
Vervallen.
Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de
gemeente
1. Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de
gemeente:
a. het gebied binnen de bebouwde kom;
b. het gebied buiten de bebouwde kom.
2. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat op de bij
deze verordening behorende kaart als zodanig is aangegeven.
HOOFDSTUK 2 DE AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET
BOUWEN
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning
Vervallen.
Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens
Vervallen.
Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen
bescheiden
Vervallen.
Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren
van vergunningaanvragen
Vervallen.
Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek
- 1.
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in
artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit:
- a.
de resultaten van een recent milieuhygiënisch
bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740 uitgave
2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol
dat volgt uit figuur 1;
- b.
- c.
Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding
bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder
mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in
de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede
plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave
2003.
- 2.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als
bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling
omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft
op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een
bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht,
artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet
voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht,
artikelen 2 en 3 van bijlage II.
- 3.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken
van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport
bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling
omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1
bij het bevoegd gezag reeds bruikbare onderzoeksresultaten
beschikbaar zijn.
- 4.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de
plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als
bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling
omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte
instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het
Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave
2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en
naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht
is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig
veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009, niet
rechtvaardigen.
- 5.
Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige
bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te
vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt
begonnen.
Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende
bij de aanvraag om bouwvergunning
Vervallen.
Artikel 2.1.7 Bouwregistratie
Vervallen.
Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag
om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen
Vervallen.
Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om
bouwvergunning
Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag
Vervallen.
Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke
ordening
Vervallen.
Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen
Vervallen.
Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering
bouwvergunningverlening
Vervallen.
Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek
Vervallen.
Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende
bouwvergunning
Vervallen.
Paragraaf 3 Welstandstoetsing
Artikel 2.3.1 Welstandscriteria
Vervallen.
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde
bodem
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te
verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden
gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
- a.
waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen
verblijven;
- b.
voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het
bouwen is vereist; en
- c.
1. dat de grond raakt, of
2. waarvan het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik niet
wordt
gehandhaafd.
Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het
bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het
bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht,
kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de
omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van
het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of
andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het
overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet
bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39,
eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt
is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden
alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en
bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van
ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen
Vervallen.
Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling
Vervallen.
Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor
wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
Vervallen.
Artikel 2.5.3A Brandweeringang
Vervallen.
Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten
Vervallen.
Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de
voorgevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de
voorgevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.8 Ontheffing voor overschrijdingen van de
voorgevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
Vervallen.
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte
van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
Vervallen.
Artikel 2.5.11 Ligging achtergevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van
de achtergevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de
achtergevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.14 Ontheffing voor overschrijdingen van de
achtergevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
Vervallen.
Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen
Vervallen.
Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken
Vervallen.
Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
Vervallen.
Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse
hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Vervallen.
Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de
voorgevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de
achtergevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een
achtergevelrooilijn
Vervallen.
Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en
achtergevelrooilijnen
Vervallen.
Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken
Vervallen.
Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg
grenzende terreinen
Vervallen.
Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
Vervallen.
Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten
bouwhoogte
Vervallen.
Artikel 2.5.28 Ontheffing voor overschrijdingen van de
toegelaten bouwhoogte
Vervallen.
Artikel 2.5.29 Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen
en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw
ruimtelijk beleid
Vervallen.
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
bij of in gebouwen
- 1.
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe
aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of
stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht
in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het
onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte
mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de
bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden
gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar
vervoer.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van
auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare
personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn
voldaan:
- a.
indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten
minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij
6,00 m bedragen;
- b.
indien de afmetingen van een gereserveerde
parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die
ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir
grenst – ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
- 3.
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een
te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen
van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn
voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder
het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
- 4.
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in
afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde
lid:
- a.
indien het voldoen aan die bepalingen door
bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren
stuit; of
- b.
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of
stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt
voorzien.
Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en
vluchtrouteaanduidingen
Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties
Vervallen.
Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties
Vervallen.
Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties
Vervallen.
Artikel 2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties
Vervallen.
Artikel 2.6.5 Beginsel inzake
ontruimingsalarminstallaties
Vervallen.
Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van
ontruimingsalarminstallaties
Vervallen.
Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties
Vervallen.
Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen
Vervallen.
Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van
vluchtrouteaanduidingen
Vervallen.
Artikel 2.6.10 Kwaliteit van
vluchtrouteaanduidingen
Vervallen.
Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid
Vervallen.
Artikel 2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke
hulpverleningsdiensten
Vervallen.
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
Vervallen.
Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het
elektriciteitsnet
Vervallen.
Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
Vervallen.
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare
riolering
Vervallen.
Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare
riolering
Vervallen.
Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de
buitenriolering op erven en terreinen
Vervallen.
Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de
leidingen van het openbare net van de
nutsvoorzieningen
Vervallen.
HOOFDSTUK 3 LICHT-BOUWVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN
Artikel 3.2 Welstandscriteria
Gereserveerd
HOOFDSTUK 4 PLICHTEN TIJDENS EN BIJ VOLTOOIING VAN DE BOUW EN
BIJ INGEBRUIKNEMING VAN EEN BOUWWERK
Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start
of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden
Vervallen.
Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden
Vervallen.
Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie
Vervallen.
Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw
Vervallen.
Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van
(onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
Vervallen.
Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en
onderzoekingen
Vervallen.
Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten
Vervallen.
Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein
Vervallen.
Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein
Vervallen.
Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van
hinder
Vervallen.
Artikel 4.11 Bouwafval
Vervallen.
Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de
bouwwerkzaamheden
Vervallen.
Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen
Vervallen.
Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming
Vervallen.
HOOFDSTUK 5 STAAT VAN OPEN ERVEN EN TERREINEN, AANSLUITING OP DE
NUTSVOORZIENINGEN EN WEREN VAN SCHADELIJK EN HINDERLIJK
GEDIERTE
Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen
Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en
terreinen
Vervallen.
Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor
wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
Vervallen.
Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten
Vervallen.
Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en
vluchtrouteaanduidingen
Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake
brandveiligheidinstallaties en
vluchtrouteaanduidingen
Vervallen.
Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van
brandveiligheidinstallaties in gebouwen niet zijnde
woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of
kantoorgebouwen
Vervallen.
Artikel 5.2.3 Aanwezigheid van
brandveiligheidinstallaties in woongebouwen van bijzondere
aard
Vervallen.
Artikel 5.2.4 Aanwezigheid van
brandveiligheidinstallaties in logiesverblijven en
logiesgebouwen
Vervallen.
Artikel 5.2.5 Aanwezigheid van
brandveiligheidinstallaties in kantoorgebouwen
Vervallen.
Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen
Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
Vervallen.
Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het
elektriciteitsnet
Vervallen.
Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
Vervallen.
Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare
riolering
Vervallen.
Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
Vervallen.
Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven
en terreinen toepassing
Vervallen.
Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het
openbare net van de nutsvoorzieningen
Vervallen.
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte.
Reinheid
Artikel 5.4.1 Preventie
Vervallen.
HOOFDSTUK 6 BRANDVEILIG GEBRUIK
Paragraaf 1 Gebruiksvergunning
Artikel 6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk
Vervallen.
Artikel 6.1.2 Aanvraag gebruiksvergunning
Vervallen.
Artikel 6.1.3 In behandeling nemen
Vervallen.
Artikel 6.1.4 Termijn van beslissing
Vervallen.
Artikel 6.1.5 Weigeren gebruiksvergunning
Vervallen.
Artikel 6.1.6 Intrekken gebruiksvergunning
Vervallen.
Artikel 6.1.7 Verplicht aanwezige bescheiden
Vervallen.
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand
en brandgevaar
Artikel 6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken
Vervallen.
Artikel 6.2.2 Opslag brandgevaarlijke stoffen
Vervallen.
Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen
Vervallen.
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van
ongevallen bij brand
Artikel 6.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
Vervallen.
Artikel 6.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen
Vervallen.
Paragraaf 4 Hinder in verband met de brandveiligheid
Artikel 6.4.1 Hinder in verband met de
brandveiligheid
Vervallen.
HOOFDSTUK 7 OVERIGE GEBRUIKSBEPALINGEN
Paragraaf 1 Overbevolking
Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen
Vervallen.
Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens
Vervallen.
Paragraaf 2 Staken van het gebruik
Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid
Vervallen.
Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan
hygiëne
Vervallen.
Artikel 7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen
Vervallen.
Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en
terreinen
Artikel 7.3.1 (Vervallen)
Zie toelichting.
Artikel 7.3.2 Hinder
Vervallen.
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte.
Reinheid
Artikel 7.4.1 Preventie
Vervallen.
Paragraaf 5 Watergebruik
Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water
Vervallen.
Paragraaf 6 Installaties
Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties
Vervallen.
HOOFDSTUK 8 SLOPEN
Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
Vervallen.
Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning
Vervallen.
Artikel 8.1.3 In behandeling nemen
Vervallen.
Artikel 8.1.4 Termijn van beslissing
Vervallen.
Artikel 8.1.5 Samenloop van slopen en bouwen
Vervallen.
Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen
Vervallen.
Artikel 8.1.7 Intrekking omgevingsvergunning voor het slopen
Vervallen.
Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van
omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8.2.1 Sloopmelding
- 1.
In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is geen
omgevingsvergunning voor het slopen vereist voor het anders
dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf in zijn
geheel slopen van:
- a.
geschroefde, asbesthoudende platen waarin de asbestvezels
hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, uit een woning of
uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voor
zover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de
uitoefening van een beroep of bedrijf
Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen
Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein
Vervallen.
Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden
Vervallen.
Artikel 8.3.3. Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het
slopen
Vervallen.
Artikel 8.3.4. Plichten van degene die sloopt
Vervallen.
Artikel 8.3.5. Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest
Vervallen.
Artikel 8.3.6. Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen
Vervallen.
Paragraaf 4 Vrij slopen
Artikel 8.4.1. Sloopafval algemeen
Vervallen.
HOOFDSTUK 9 WELSTAND
Artikel 9.1 De advisering door de stadsbouwmeester
De stadsbouwmeester adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen
voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. De stadsbouwmeester
baseert zijn advies op de in de welstandsnota genoemde
welstandscriteria. De stadsbouwmeester heeft een plaatsvervanger, voor
wie dezelfde bepalingen gelden.
Artikel 9.2 De stadsbouwmeester
- 1.
De stadsbouwmeester is deskundig op het gebied van architectuur
en ruimtelijke kwaliteit.
- 2.
De stadsbouwmeester is onafhankelijk ten opzichte van het
gemeentebestuur.
- 3.
De stadsbouwmeester wordt bijgestaan door een ambtelijk
secretaris of diens plaatsvervanger.
Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur
Vervallen.
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
De stadsbouwmeester stelt jaarlijks een verslag op van zijn
werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
- op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de
welstandsnota;
- de werkwijze van de stadsbouwmeester;
- op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van de
zittingen;
- de aard van de beoordeelde plannen;
- de bijzondere projecten.
De stadsbouwmeester kan in zijn jaarverslag aanbevelingen doen ten
aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen
en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
Artikel 9.5 Termijn van advisering
- 1.
De stadsbouwmeester brengt het advies over de aanvraag om een
omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen een week nadat
door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de
stadsbouwmeester een langere termijn dan genoemd in het
vorengenoemde lid van dit artikel geven voor het uitbrengen van
het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester
en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van
de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede
lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderingen en mondeling toelichten
- 1.
De behandeling van bouwplannen door de stadsbouwmeester is
openbaar. De stadsbouwmeester maakt voor iedere zitting door
middel van een publicatie melding op welke dag, welke plaats en
welk tijdstip hij plannen behandelt. Hij vermeldt tevens in de
publicatie dat inwoners bij de secretaris van de
stadsbouwmeester de volledige agenda kunnen opvragen. Bij de
kennisgeving van aanvragen om omgevingsvergunning voor het
bouwen wordt tevens aangegeven dat de zittingen van de
stadsbouwmeester openbaar zijn en de secretaris van de
stadsbouwmeester op verzoek aangeeft in welke zitting een
bepaald bouwplan wordt behandeld. De openbaarheid geldt zowel
voor de beoordeling als de adviezen. Indien burgemeester en
wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een
verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen
burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond
van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag
te leggen.
- 2.
Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen
hierom bij het indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning
heeft verzocht, wordt deze door of namens de stadsbouwmeester in
staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.
- 3.
In het geval dat het bouwplan door de stadsbouwmeester wordt
beoordeeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is
gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het
bouwen van de stadsbouwmeester een uitnodiging te ontvangen voor
de zitting, waarin de aanvraag wordt beoordeeld.
- 4.
Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht. Het
reglement van orde van de stadsbouwmeester dat als bijlage 9 bij
deze verordening is vastgesteld, voorziet in een procedurele
opzet, waarbij er een onderscheid kan bestaan in de toelichtende
fase en de concrete advisering.
Artikel 9.7 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
- 1.
De stadsbouwmeester adviseert en motiveert zijn advies
schriftelijk.
- 2.
Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens
burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een
omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 9.8 Uitsluiting van gebieden en categorïen bouwwerken
Vervallen.
HOOFDSTUK 10 OVERIGE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning
Vervallen.
Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde
onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen
Vervallen.
Artikel 10.3 Overdragen vergunningen
Vervallen.
Artikel 10.4 Overdragen mededeling
Vervallen.
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens
almede onbruikbaar verklaarde standplaatsen
Vervallen.
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere
voorschriften
Vervallen.
HOOFDSTUK 11 HANDHAVING
Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw
Vervallen.
Artikel 11.3 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming
Vervallen.
Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen
Vervallen.
Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek
Vervallen.
HOOFDSTUK 12 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 12.1 Strafbare feiten
Vervallen.
Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek
Vervallen.
Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en
terreinen
Vervallen.
Artikel 12.4 Vervallen
Vervallen.
Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding
Vervallen.
Artikel 12.6 Slotbepaling
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.
- 2.
Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de
bouwverordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 24 november 2011
en alle daarin aangebrachte wijzigingen.
- 3.
Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een
aanvraag omgevingsvergunning, die is ingediend vóór het tijdstip
waarop deze bouwverordening van kracht wordt en waarop op genoemd
tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de
bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze
wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen
worden toegepast.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'bouwverordening'.
Bijlagen
Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning
Bijlage als bedoeld in de artikelen 2.1.1 en 3.1
Artikel 1 De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende bescheiden alsbedoeld in artikel 2.1.3 van de bouwverordening
Vervallen.
Artikel 2 De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende gegevens enbescheiden als bedoeld in artikel 2.1.6 van de bouwverordening
Vervallen.
Artikel 3 Funderingsplan
Vervallen.
Artikel 4 Constructieve en aanverwante gegevens
Vervallen.
Artikel 5 Bouwveiligheidsplan
Vervallen.
Artikel 6 Eisen ten aanzien van tekeningen
Vervallen.
Artikel 7 Eisen ten aanzien van berekeningen
Vervallen.
Toelichting bijlage 1
Hoofdlijnen van de jurisprudentie
– Ingevolge artikel 6 eerste lid van bijlage 1 bij de (Model-)bouwverordening
dient de schaal van de tekeningen van het bouwwerk 1:100 te zijn. In verband met
de grootte van het te bouwen gebouw is in casu niet voldaan aan dit gestelde
schaalvereiste. De Voorzitter ARRS: Gelet op de praktische problemen (de
gestelde schaaleis maakt de tekeningen volstrekt onhandelbaar) wordt in het niet
– geheel – voldoen aan het bepaalde in voornoemd artikel 6 onvoldoende
aanleiding gezien om tot schorsing van de bouwvergunning over te gaan. De
aanvraag is niet onzorgvuldig beoordeeld. Ook is niet gebleken dat niet is
voldaan aan de in artikel 2.1.3 van de (Model-)bouwverordening gestelde eisen
ten aanzien van de bij de aanvraag over te leggen bescheiden.
Wnd. Vz. ARRS, 7 juni 1993, BR 1993, p. 975, Afvalverwerkingsinstallatie
Beilen.
Bijlage 2 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning
Vervallen.
Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken
Vervallen.
Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de
niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties
Vervallen.
Bijlage 5 Opslag brandgevaarlijke stoffen
Vervallen.
Bijlage 6
Vervallen.
Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering
op erven en terreinen
Vervallen.
Bijlage 8
Vervallen.
Bijlage 9 Reglement van orde van de stadsbouwmeester
Artikel 1
1. Naast de advisering over de welstandsaspecten van aanvragen voor een
omgevingsvergunning voor het bouwen adviseert de stadsbouwmeester burgemeester
en wethouders omtrent andere zaken waarbij het esthetisch aspect of het
landschapsschoon is betrokken.
2. De stadsbouwmeester is bevoegd, ook ongevraagd, burgemeester en wethouders
voorstellen te doen die kunnen strekken tot verfraaiing van de gemeente, of van
zijn inzichten aangaande desbetreffende aangelegenheden te doen blijken.
Artikel 2
1. De aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen die gebruik wenst te
maken van het spreekrecht, dient zich hiervoor tenminste 2 werkdagen voor de dag
van de zitting aan te melden bij de secretaris van de stadsbouwmeester.
2. Per zitting worden voor maximaal 3 bouwplannen insprekers toegestaan. Latere
verzoekers om inspreekrecht wordt hiertoe de gelegenheid geboden in de volgende
zitting(en) van de stadsbouwmeester, zulks in volgorde van aanmelding van het
daartoe strekkende verzoek.
Artikel 3
1. De nieuw te benoemen stadsbouwmeester kan op aanbeveling van de
stadsbouwmeester door burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad worden
voorgedragen.
2. Alvorens burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad een voordracht doen,
worden met de sollicitanten gesprekken gevoerd, dit in aanwezigheid van de
portefeuillehouder, de zittende stadsbouwmeester, het hoofd van de afdeling, de
teamleider Vergunningen alsmede de secretaris van de stadsbouwmeester.
Artikel 4
Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van orde van de
stadsbouwmeester Katwijk”.
Bijlage 10 Tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 (brandmeldinstallaties)
Vervallen.
Bijlage 11 Tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5
(ontruimingsalarminstallaties)
Vervallen.
Bijlage 12 Tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8
Vluchtrouteaanduiding
Vervallen.