Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 1996 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 1996 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Algemene Politieverordening Den Helder
Gemeentewet, artikel 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1997 | 01-11-2011 | Nieuwe regeling | 03-09-1996 Helders Weekblad, 1996, 52 | 35/S&B (1996) |
Artikel 2.3.1.12 Toegang ambtenaren van politie
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen vannachtverblijf 19
Artikel 2.4.20 Loslopend vee en pluimvee
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen 23
Artikel 2.8.3 Drugsgebruik in het openbaar
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 28
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Artikel 3.5.1 Overgangsbepaling
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente 33
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting 33
Artikel 4.1.1 Begripsbepalingen 33
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 33
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 33
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten 34
Artikel 4:5 Onversterkte muziek 34
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten 41
Artikel 5.3.8 Overlast aan vaartuigen
Afdeling 4 Crossterreinen, gemotoriseerd- en fietsverkeer in natuurgebieden 44
Artikel 5.8.8 Aanwijzing kampeerplaatsen
Afdeling 9 Huidpenetrerende handelingen die door niet-medici of niet onder medische verantwoordelijkheid worden verricht. 47
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
1. alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
2. de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, stranden, duingebieden, zeeweringen, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;
4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
b.1. Strand: het zeestrand met inbegrip van de duinhellingen of het beloop der duinen, de droogliggende banken en opgangen van wegen en paden die toegang geven tot het strand.
b.2. Zeewering: het dijktalud dat begrensd wordt door de zeewaterlijn en de teen van het talud aan de landzijde, en dat gelegen is tussen het Wierhoofd en kilometerpaal 1.0.
b.3. Duingebied: het binnen de gemeente Den Helder gelegen deel van het Natura-2000 gebied “Duinen Den Helder-Callantsoog” zoals is aangegeven op de kaart behorende bij het op 7 januari 2007 door de minister van Landbouw Natuurbeheer en Voedselkwaliteit gepubliceerde ontwerp-besluit tot aanwijzing van dit gebied als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992, een en ander met inbegrip van de in dit gebied aanwezige wegen en paden.
c. Openbaar water: alle wateren die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn waaronder niet zijn begrepen de wateren in het buitenhavengebied. Op laatstgenoemde wateren is de Verordening op het beheer en gebruik der haven -de zogenoemde havenverordening- van toepassing.
d. Bebouwde kom: burgemeester en wethouders stellen vast welke delen van de gemeente voor toepassing van de verordening bebouwde kommen zijn. Zij brengen hun desbetreffende besluiten ter openbare kennis.
e. Rechthebbende: een ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
f. Voertuigen: alle voertuigen, met uitzondering van:
- b. kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.
g. Vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten.
h. Woonschepen: schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.
i. Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
j. Gebouw: elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
k. Vee: eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens.
l. Pluimvee: klein- en pluimvee, eenden en ganzen.
m. Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
n. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
2. Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.2, artikel 2.1.5.3 of artikel 4.5.2.
Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag
1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2. Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan bij openbare kennisgeving aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
Artikel 1.7 Inzage vergunning of ontheffing
De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.
Artikel 1.8 Delegatie uitvoering aan gemeenteambtenaren
1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, overdragen aan door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren.
2. Bij burgemeester en wethouders ingekomen aanvragen voor een vergunning of ontheffing worden, voor zover nodig, geacht bij de betrokken ambtenaar ingekomen te zijn.
3. De belanghebbende kan tegen een beslissing van een ambtenaar genomen krachtens een overdracht bedoeld in het eerste lid, beroep instellen bij burgemeester en wethouders.
4. Het horen kan worden opgedragen aan een adviescommissie. Het bepaalde in artikel 7:19 Awb is hierop van overeenkomstige toepassing.
5. Burgemeester en wethouders kunnen - al dan niet op verzoek van de belanghebbende - de beslissing van een ambtenaar, genomen krachtens een overdracht bedoeld in het eerste lid schorsen dan wel in verband met een zodanige beslissing of een weigering bedoeld in het derde lid een voorlopige voorziening treffen totdat op het beroep is beslist.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
1. Het is verboden op de weg zich tezamen met anderen te begeven naar of al dan niet tezamen met anderen deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
2. Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
1. Het is verboden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te dragen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II, III, en IV Wet wapens en munitie en voorzover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.
3. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 151b van de Gemeentewet, is de burgemeester bevoegd om bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven als veiligheidsrisicogebied aan de wijzen.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 151 b van de Gemeentewet, is de burgemeester bevoegd om bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens ,dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven als veiligheidsrisicogebied aan te wijzen.
Artikel 2.1.1.4 Verblijfsontzeggingen in verband met verstoring van de openbare orde
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met de Algemene plaatselijke verordening die persoon gelasten zich onmiddellijk te verwijderen van de aangewezen plaats en een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uur of 48 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden.
2. De burgemeester beperkt het in het eerste lid genoemde verbod, indien dit in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
3. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.1.1.5 Gebiedsontzeggingen
1. Degene die zich in een door de burgemeester aangewezen gebied, in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden ten minste drie ordeverstorende gedragingen heeft begaan en/of gedurende die periode twee verblijfsontzeggingen heeft gekregen, is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich gedurende een door de burgemeester bepaald tijdvak van tussen de 48 uur en 4 weken en tussen de genoemde tijden, niet in dat gebeid te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
2. Onder ordeverstorende feiten of feiten die (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde kunnen veroorzaken, worden onder meer begrepen: aantreffen, gebruik en handel in drugs; bedreiging met geweld; eenvoudige/zware mishandeling; openlijke geweldpleging en aantreffen/gebruik wapen.
3. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid genoemde feiten, een verbod opleggen om zich gedurende een nader te bepalen periode van 4 weken tot 3 maanden te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging, een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of een vergadering te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 72 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 2.1.2.4, eerste lid hierover is bepaald.
2. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving door terugrekening valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt dit tijdstip geacht te vallen op 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
3. Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik open staat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 72 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens
1. Bij de kennisgeving kan de burgemeester een opgave verlangen van:
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
2. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan de duiden dagen en uren.
3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van de in het eerste lid bedoelde gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening
1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg, op te treden als dienstverlener (zoals bij voorbeeld, reiniger van voertuigen, glazenwasser, scharensliep, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids) of zijn diensten als zodanig aan te bieden.
2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.
2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:
a. vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;
b. zonneschermen, voorzover ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en
c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;
f. benzinepompen als bedoeld in artikel 2.1.6.12 en standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3;
g. waren op openbare wegen die bij besluit van burgemeester en wethouders zijn aangewezen en voorts door aan die wegen gevestigde winkeliers met inachtneming van door de gemeenteraad nader vast te stellen regelen voor hun pand zijn of worden uitgestald;
h. terrassen als bedoeld in artikel 2.3.1.2. vierde lid.
3. Het is verboden op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
4. Voor de toepassing van het tweede lid, onder c, wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
5. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed.
6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, het Rijkswegenreglement, of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing zijn of voor zover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, dat de burgemeester niet heeft verboden.
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van zijn/haar publiekrechtelijke taak.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, het Rijkswegenreglement of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.
Artikel 2.1.5.3 Maken en veranderen van een uitweg
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:
a. een uitweg te maken naar de weg;
b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:
a. de bruikbaarheid van de weg;
b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
4. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover de Verkeerswet tegen lintbebouwing, het Rijkswegenreglement of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.
Paragraaf 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2.1.6.1 Winkelwagentjes
1. De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de binnen een straal van 150 meter, gemeten vanaf de inrichting, door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Artikel 2.1.6.2 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
1. De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, te knotten, op te binden, te verwijderen of op te ruimen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
2. Het is verboden langs de weg een voorwerp aan te brengen, te plaatsen of te hebben dat aan het wegverkeer het uitzicht belemmert.
Artikel 2.1.6.3 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.4 Kelderingangen, koekoeken e.d.
1. Kelderingangen, koekoeken, indiepingen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.
2. Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende op voorzieningen als bedoeld in het eerste lid aanschrijven tot het treffen van maatregelen in het belang van de veiligheid van de weggebruikers.
3.Degene tot wie de aanschrijving is gericht, alsmede diens rechtsopvolger is verplicht deze op te volgen.
4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 427, aanhef en onder 1e of 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.5 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
1. Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door burgemeester en wethouders aangewezen periode.
2. Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3. Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven.
Artikel 2.1.6.6 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
1. Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet t.a.v. prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Artikel 2.1.6.7 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.8 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2. Burgemeester en wethouders maken tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid hun besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.
3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.9 Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting
1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een bord of een andere voorziening ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting te verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.10 Objecten onder hoogspanningslijn
1. Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.
2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
c. zich te bevinden op een ijsvlakte welke, zij het ook met enige beperking, voor het publiek toegankelijk is indien en voor zover het ijs daarvan blijkens een van gemeentewege ter plaatse aangebrachte waarschuwing, onbetrouwbaar is.
2. Een ieder is verplicht op eerste vordering van een ambtenaar van politie onmiddellijk het ijs te verlaten ter voorkoming van gevaar voor personen of goederen.
3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.12 Benzinepompen op of nabij de weg
1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een gelegenheid voor de verkoop van brandstof ten behoeve van motorvoertuigen in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, te hebben, toe te laten, te wijzigen of uit te breiden:
b. zichtbaar vanaf de weg of binnen 50 meter afstand van de weg.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wegenverordening Noord-Holland of artikel 5 van het Rijkswegenreglement van toepassing is.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving
1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a. bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen;
b. markten als bedoeld in artikel 151 Gemeentewet;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1.2.1, 2.1.4.1, 2.1.4.2 en 2.3.3.1 van deze verordening.
2. Onder evenement wordt mede verstaan:
3. De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.
4. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor de in het tweede lid, onder d, van artikel 2.2.1 voorziene gevallen, voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
1. In de gemeente Den Helder bestaan tijdelijke en permanente kermissen.
2. Het is in de gemeente Den Helder toegestaan niet meer dan vier tijdelijke kermissen per jaar te houden.
3. Het is in de gemeente Den Helder toegestaan niet meer dan één overdekte, permanente, kermis te houden. Deze wordt in het op de bij deze verordening behorende tekening aangegeven gedeelte van het gebouw van het vermaakcentrum op de Oude Rijkswerf Willemsoord geëxploiteerd. De duur van deze kermis is het gehele jaar door.
Artikel 2.2.4 Kermis Oude Rijkswerf Willemsoord
1. De in artikel 2.2.3, derde lid, bedoelde kermis betreft de expositie van kermiscuriosa, automaten en andere voorwerpen, uitsluitend ter bezichtiging en de exploitatie van kermisautomaten die vallen onder de speelautomatenregeling.
2. Deze kermis wordt geëxploiteerd door een particulier.
3. De burgemeester is belast met het verlenen van een vergunning aan de exploitant ingevolge deze verordening tot exploitatie van deze kermis.
4. In de vergunning worden nadere voorwaarden gesteld omtrent:
a. de openingstijden van deze kermis;
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
1. Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
a. hotels, restaurants, pensions, cafés, cafétaria's, snackbars, discotheken en aanverwante inrichtingen waar logies wordt verstrekt en/of al dan niet tegen vergoeding dranken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.
b. afhaalcentra, zijnde winkels waar voor gebruik elders dan ter plaatse uitsluitend eetwaren en/of alcoholvrije dranken plegen te worden verstrekt.
c. coffeeshops: alle horecabedrijven waarin softdrugs worden verhandeld en/of gebruikt.
2. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
3. Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar al dan niet tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.
4. Onder houder wordt verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert en/of daarin de feitelijke leiding heeft.
5. In deze paragraaf worden onder bezoekers niet verstaan:
a. de gezinsleden van de houder alsmede diens al dan niet elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt en in de zijlijn tot en met de derde graad;
b. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;
c. de personen wier aanwezigheid in het horecabedrijf wegens dringende omstandigheden noodzakelijk is.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf
Weigerings-, intrekkings- en wijzigingsgronden.
Artikel 2.3.1.3 Aanvullende gronden tot weigering vergunning voor een coffeeshop
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.1.2. kan de burgemeester de vergunning voor een coffeeshop weigeren indien:
a. de coffeeshop is gevestigd binnen een loopafstand van 500 meter van een terrein waarop een onderwijs- instelling of een jongerencentrum is gevestigd.
b. de directe omgeving van de coffeeshop bestaat uit bebouwing die uitsluitend of in overwegende mate is bestemd of wordt gebruikt voor bewoning.
De burgemeester weigert de vergunning voor zover de aanvraag een coffeeshop betreft indien:
c. de houder van de coffeeshop en/of degenen die blijkens de aanvraag in zijn dienst in de coffeeshop werkzaam zijn, geen verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de Wet op de justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag kunnen overleggen.
d. de verlening van de vergunning het aantal coffeeshops waarvoor vergunning is verleend op meer dan drie coffeeshops zou brengen.
e. voor dezelfde inrichting of een gedeelte daarvan een vergunning ex. art. 3 lid 1 onder a en c van de Drank- en Horecawet is aangevraagd dan wel van kracht is.
Artikel 2.3.1.4 Aanvraag vergunning
Een verzoek om een vergunning wordt ingediend op een daartoe door de burgemeester vastgesteld formulier.
1. Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit op enig tijdstip tussen 00.00 uur en 06.00 uur voor het publiek geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
2. Van het verbod in het eerste lid kan de burgemeester ontheffing verlenen.
3. Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.4 kan de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift voor een afzonderlijk horecabedrijf, een daartoe behorend terras en andere aanhorigheden, een ander sluitingsuur of andere sluitingsuren vaststellen.
Artikel 2.3.1.6 Afwijken sluitingsuur; sluiting van inrichtingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, bij openbaar bekend te maken besluit tijdelijke nadere dan de krachtens artikel 2.3.1.5. geldende sluitingsuren van een of meer horecabedrijven bevelen. Hij brengt dit besluit onmiddellijk ter kennis van het bedrijf die het betreft.
Een sluiting kan op verzoek van een belanghebbende door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot sluiting hebbel geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2.3.1.7 Wijze van exploitatie; aanschrijving
1. De exploitatie van een horecabedrijf moet zodanig geschieden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.
2. Indien naar het oordeel van de burgemeester een horecabedrijf wordt geëxploiteerd in strijd met het bepaalde in lid 1, is hij bevoegd de houder van het horecabedrijf aan te schrijven tot het treffen van door hem aan te duiden maatregelen ter bescherming van de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en van de openbare orde.
3. Degene tot wie de aanschrijving als bedoeld in het tweede lid is gericht is verplicht te handelen overeenkomstig die aanschrijving.
Artikel 2.3.1.8 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 Gemeentewet treedt niet de burgemeester maar het college van burgemeester en wethouders op als bevoegd bestuursorgaan ter uitvoering van de artikelen 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.7.
Artikel 2.3.1.9 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is een ieder verboden in een bij besluit van de burgemeester gesloten inrichting te verblijven.
1. Het is verboden zich in een horecabedrijf te bevinden in kennelijke staat van dronkenschap.
2. Hij, die handelt in strijd met lid 1, is verplicht zich op eerste aanzegging van de houder van het horecabedrijf of op vordering van een ambtenaar van politie uit dat horecabedrijf te verwijderen.
Artikel 2.3.1.12 Toegang ambtenaren van politie
De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot het bedrijf:
a. gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel
b. gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en het vermoeden bestaat dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is, onverlet het bepaalde in de Wet op de openluchtrecreatie, verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Kraken van gebouwen
Het is verboden een niet in gebruik zijnd gebouw in de zin van artikel 1 van de Woningwet hetzij, waarvan het gebruik door de rechthebbende meer dan twaalf maanden voorafgaand aan de wederrechtelijke ingebruikname is beëindigd, binnen te dringen, hetzij zonder toestemming van de rechthebbende in gebruik te nemen.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen des avonds 10 uur en des morgens 6 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling, overdekt winkelcentrum of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2.4.13 Nodeloos alarmeren
Het is verboden zonder dat daartoe redelijkerwijze aanleiding bestaat:
Artikel 2.4.14 Alarminstallaties
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag in, op of aan een onroerende zaak een alarminstallatie geïnstalleerd te hebben die een voor de omgeving opvallend geluid- of lichtsignaal kan produceren.
De eigenaar of houder van een hond is verplicht tijdens het meevoeren dan wel begeleiden van zijn hond in die gebieden waarvoor op grond van artikel 2.4.16 van deze verordening een zorgplicht geldt dat die hond zich niet ontdoet van uitwerpselen, een middel mee te nemen waarmee hij de uitwerpselen onmiddellijk kan verwijderen.
Artikel 2.4.18 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen
plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het- college is aangegeven.
Artikel 2.4.20 Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee of pluimvee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekeuring is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens het hoofd van de plaatselijke politie gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Het bepaalde in de artikelen 2.5.2 en 2.5.3 geldt niet voor zover de handelaar de handel te water uitoefent in de zin van het Besluit toezicht handel te water (Koninklijk Besluit van 24 juli 1970, Stb. 361).
Afdeling 6 Route gevaarlijke stoffen
Artikel 2.6.1 Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het is verboden met transporteenheden ontplofbare stoffen en voorwerpen van klasse 1 in hoeveelheden als bedoeld in artikel 1 van bijlage 2, Hoofdstuk 2 van het Reglement vervoer over land van gevaarlijke stoffen alsmede gevaarlijke stoffen als bedoeld in dat artikel te vervoeren over andere wegen of weggedeelten dan die, welke voor dat transport door burgemeester en wethouders zijn aangewezen en als zodanig zijn aangeduid met borden overeenkomstig model K 14 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens.
Artikel 2.7.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder vuurwerk:
Vuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1993, 215) van toepassing is.
Artikel 2.8.1 Sluiting van drugspanden
Het bevoegde bestuursorgaan kan een gebouw, een vaartuig of enige andere ruimte, waarin middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet zonder dat daartoe op grond van die wet vereiste verloven zijn verstrekt, worden gebruikt, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of aanwezig zijn, gesloten verklaren, indien naar haar oordeel moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Artikel 2.8.2 Handel in verdovende middelen
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten, zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan de weg in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om verdovende middelen in de zin van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Artikel 2.8.3 Drugsgebruik in het openbaar
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen openlijk voorhanden te hebben.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van duizend gulden of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 02.00 uur beëindigd. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4.1.5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 6 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de tijdsperiode gelegen tussen 09.00 en 22.00 uur uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in lid 1. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door burgemeester en wethouders ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boomwaardebepaling: de door de burgemeester en wethouders vastgestelde wijze waarop de waarde van bomen wordt bepaald. De boomwaarde wordt uitgedrukt in het product van de factoren eenheidsprijs per cm van de dwarsdoorsnede op 130 cm hoogte, standplaatswaarde, conditiewaarde en waarde van de plantwijze;
Artikel 4.5.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat van 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;
Artikel 4.5.3a intrekken vergunning
Het bevoegde gezag kan op grond van het gestelde in artikel 2.33, tweede lid, onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden intrekken indien binnen 26 weken na het van kracht worden van de vergunning daarvan geen gebruik is gemaakt.”
Artikel 4.5.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Indien voldoende termen aanwezig zijn om overeenkomstig het bepaalde in lid 1 een herplantvoorschrift te verbinden aan een vergunning doch uitvoering hiervan in de ruimtelijke zin niet tot de mogelijkheden behoort , kan bevoegd gezag aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de vergunningsaanvrager een overeenkomstig lid 2 van Artikel 4.5.1 te bepalen vergoeding gebaseerd op boomwaarde, verschuldigd is, te storten in een gemeentelijk bestemmingsreserve dat dient ter instandhouding c.q. uitbreiding van het bomenbestand in de directe omgeving.
Artikel 4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.5.7 Schadevergoeding
Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, van de Boswet.
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.
b. Het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm.
c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.
Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken.
Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.7.1 Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest, omgekuilde landbouwproducten e.d.
Burgemeester en wethouders kunnen, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
Artikel 4.7.1.a Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen
emissie-arm aanwenden: gebruiken van dierlijke meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit dierlijke meststoffen 1998 behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: 'tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt';
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 is het verboden op gronden dierlijke meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zondag en op de nationale feest- en gedenkdagen en op andere door burgemeester en wethouders aangewezen dagen.
Artikel 4.7.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:
- openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerend zaak, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
- het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op het onroerend zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, zomede op naamborden;
mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan het onroerend goed;
opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van het onroerend zaak schriftelijk kennisgeving is gedaan aan burgemeester en wethouders en dit college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 9 weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
Het in het eerste lid gesteld verbod geldt voorts niet voor zover de Woningwet, op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften ,de Monumentenwet, op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Verordening opschriften en opslag Noord-Holland, de gemeentelijke monumentenverordening of artikel 2.1.5.1 van toepassing is.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4.7.2, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
HOOFDSTUK 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van bonnen, speldjes, geschreven of gedrukte stukken, snuisterijen en versnaperingen, alsmede van andere dergelijke goederen, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uitoefening van de kleinhandel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven.
Artikel 5.2.3 Standplaatsen: uitstallingen op de weg
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5.2.4.
Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuwetplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitie-reglement, het Algemeen reglement van politie voor rivieren en rijkskanalen, de Provinciale vaarwegenverordening 1995, de Woonschepenverordening Noord-Holland 1981 of de woonschepenverordening 1998 van toepassing is.
Artikel 5.3.3 Voorschriften ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kunnen burgemeester en wethouders aan de rechthebbende op een vaartuig voorschriften stellen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 4 Crossterreinen, gemotoriseerd- en fietsverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorrijtuig als bedoeld in artikel 1c van de Wegenverkeerswet 1994 en met fiets als genoemd in artikel 1, onderdeel a I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorrijtuig of een fiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking gemotoriseerd- en fietsverkeer in natuurgebieden
Burgemeester en wethouders kunnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zijn verklaren, dat het rijden met een motorrijtuig als bedoeld in artikel 1c van de Wegenverkeerswet 1994, en met een fiets, als genoemd in artikel 1 onderdeel a I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
Afdeling 8 Overige vormen van openluchtrecreatie
Artikel 5.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Kampeermiddel: tent , tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Afdeling 9 Huidpenetrerende handelingen die door niet-medici of niet onder medische verantwoordelijkheid worden verricht.
Artikel 5.9.1 Tatoeëerinrichtingen en dergelijke
Dit artikel is van toepassing op alle inrichtingen en personen die handelingen verrichten waarbij de huid van degenen die zich tot hen wenden wordt gepenetreerd. Hiertoe behoren in ieder geval tatoeëerinrichtingen en juweliers die oorlellen penetreren.
Artikel 5.9.2 Voorkoming overdracht ziektekiemen
De exploitant van een inrichting zoals bedoeld in artikel 5.9.1, of de persoon die de in artikel 5.9.1 genoemde handelingen verricht, is verplicht ervoor zorg te dragen dat deze handelingen op een zodanige wijze plaatsvinden, dat overdracht van ziektekiemen daarbij wordt voorkomen.
De exploitant van een inrichting zoals bedoeld in artikel 5.9.1, of de persoon die de in artikel 5.9.1 genoemde handelingen verricht, is verplicht om toegang te verlenen tot de inrichting aan personen die door Burgemeester en Wethouders zijn belast met het toezicht op de naleving van het in artikel 5.9.2 bepaalde.
Artikel 5.9.4 Aanwijzingen door het college van B & W
Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de in artikel 5.9.1 bedoelde handelingen ten aanzien van het voorkomen van overdracht van ziektekiemen. De aanwijzingen worden schriftelijk gegeven. De in artikel 5.9.2 genoemde personen zijn verplicht, deze aanwijzingen op te volgen.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt, met uitzondering van de artikelen genoemd in de leden 2 en 3 van dit artikel, gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de gerechtelijke uitspraak.
Artikel 6.3 Het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoners
Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot de handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder de toestemming van de bewoner.
Op dat tijdstip worden de Algemene Politieverordening Den Helder, alsmede de Helingbestrijdingsverordening, de Parkeerexcessenverordening, de Kapverordening, de Lozingsverordening riolering 1991, de Verordening opslag gas-, huisbrand en stookolie Den Helder en de Afvalstoffenverordening gemeente Den Helder voor zover van toepassing ingetrokken.
Vergunningen en ontheffingen hoe ook genaamd verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid blijven indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4 eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
aantasting groenvoorziening door voertuigen 5.1.10
afvalbakken in inrichtingen 4.4.3
benzinepompen op of nabij de weg 2.1.6.12
beperkingen aan vergunning/ontheffing 1.4
beperking gemotoriseerd- en fietsverkeer natuurgebieden 5.4.2
beperking gemotoriseerd verkeer/ruiterverkeer 5.4.2
beschadigen van een weg 2.1.5.2
beschadiging waterstaatswerken en oevers 5.3.5
beslissingstermijn aanvraag vergunning/ontheffing 1.2
betreden van plantsoenen 2.4.5
binnentreden woningen, andere gebouwen en terreinen 6.3
collectieve festiviteiten, aanwijzing 4.1.2
containers voor huishoudelijk afval 4.2.2.4
delegatie uitvoering aan gemeenteambtenaar 1.8
doorzoeken ter inzameling gereed staand afval 4.4.7
drugsgebruik in het openbaar 2.8.3
exploitatie horecabedrijf 2.3.1.2
exploitatie inrichting (nachtverblijf) 2.3.2.2
exploitatie seksinrichting/escortbedrijf 3.1.1, 3.4.1, 3.5.1
fietsen in natuurgebieden 5.4.2
gevaarlijke stoffen (vervoer) 2.6.1
handel in verdovende middelen 2.8.2
herplant-/instandhoudingsplicht houtopstanden 4.5.6
hinderlijk gedrag 2.4.7, 2.4.9, 2.4.10
hinderlijke/schadelijke dieren 2.4.18
honden, verontreiniging 2.4.16
horecabedrijf (begrip) 2.3.1.1
horecabedrijf, exploitatie 2.3.1.2
houder (nachtverblijf) 2.3.2.1
huispenetrerende handelingen 5.9.1 ev.
ijs, veiligheid, verontreiniging, beschadiging e.d. 2.1.6.11
incidentele festiviteiten, verbod 4.1.4
incidentele festiviteiten, kennisgeving 4.1.3
inrichting (nachtverblijf) 2.3.2.1
intrekking vergunning/ontheffing 1.6
inwerkingtreding verordening 6.4
inzage vergunning/ontheffing 1.7
kamperen 5.8.1, 5.8.7, 5.8.8, 5.8.9
kapvergunning, weigeringsgronden, vergunningvoorschriften, beslistermijn 4.5.4
kapvergunning, vervallen 4.5.3.b
kennisgeving exploitatie inrichting (nachtverblijf) 2.3.2.2
kleinhandel op of aan de weg 5.2.2
ligplaats, voorschriften 5.3.3
ligplaats, verbod innemen 5.3.4
ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 5.3.2
lossen 2.1.5.1, 4.4.1, 4.4.2, 5.1.1
muziek op of aan de weg 2.2.1, 2.2.2
nachtregister 2.3.2.3, 2.3.2.4
natuurgebieden, beperking gemotoriseerd- en fietsverkeer 5.4.2
natuurlijke behoefte doen 4.4.6
objecten onder hoogspanningslijn 2.1.6.10
opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest e.d. 4.7.1
ordeverstoring bij evenement 2.2.3
ordeverstoring horecabedrijf 2.3.1.10
persoonlijk karakter vergunning 1.5
plantsoenen 2.4.5, 4.6.1, 5.1.10
politie, toegang horecabedrijf 2.3.1.12
publiek toegankelijke ruimte 2.4.10
reclame- of strooibiljetten 4.4.4
restaurant (zie horecabedrijf)
rookverbod in bossen en natuurgebieden 2.1.6.5
route gevaarlijke stoffen 2.6.1
schade aan de weg 2.1.5.1, 2.1.5.2
sloten en andere wateren, toestand 4.4.8
sluiting seksinrichtingen 3.2.3
snoeien uitzicht belemmerende beplanting 2.1.6.2
standplaats, uitstallingen op de weg 5.2.3
stankoverlast 4.7.1.a, 5.1.9, 5.5.1
stoffen op, aan of boven de weg 2.1.5.1
tatoeëeringsinrichtingen 5.9.1
te koop aanbieden van voertuigen 5.1.2
uiterlijk aanzien 4.7.1, 5.1.7, 5.3.2
uitstallen van waren op de weg 2.1.5.1, 5.2.3
uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp 2.1.6.2
uitzicht belemmerende voertuigen 5.1.8
vaartuig, klimmen op e.d. 5.3.8
vechten in het openbaar 2.4.10a
veiligheid op het ijs 2.1.6.11
veranderen van een weg 2.1.5.2
verboden incidentele festiviteiten 4.1.4
verdovende middelen, handel 2.8.2
verkoopregister (begrip) 2.5.1
verkoopregister, verplichtingen 2.5.2
verontreiniging bij werkzaamheden op de weg 4.4.2
verontreiniging, weg 4.4.1 ev.
verontreiniging, bodem 4.4.1 ev.
verschaffing gegevens nachtregister 2.3.2.4
verstoring openbare orde 2.1.1.4
vertoningen op of aan de weg 2.1.4.1
vervoer inbrekerswerktuigen 2.4.4
vervoer van gevaarlijke stoffen 2.6.1
vervreemding van door opkoop verkregen goederen 2.5.4
verwijderen ter inzameling gereed staand afval 4.4.7
veiligheidsrisicogebied 2.1.1.2, 2.1.1.3
voertuigen, uitzicht belemmeren 5.1.8
voertuigen, aantasting groenvoorziening 5.1.10
voorwerpen op, aan of boven de weg 2.1.5.1
voorzieningen voor verkeer en verlichting 2.1.6.8, 2.1.6.9
waterstaatswerken, beschadiging 5.3.5
weg aanleggen, beschadiging of veranderen 2.1.5.3
wijziging vergunning/ontheffing 1.6