Organisatie | Bonaire |
---|---|
Organisatietype | Caribisch openbaar lichaam |
Officiële naam regeling | EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van 22 januari 2002, no. 6 ter uitvoering van de Landsverordening Slacht- en Vleeskeuring Bonaire (PB 1986, no. 92) (Slacht- en vleeskeuringsbesluit Bonaire) |
Citeertitel | Slacht- en vleeskeuringsbesluit Bonaire |
Vastgesteld door | Bestuurscollege |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | volksgezondheid |
Deze regeling is vastgesteld en in werking getreden vóór 10-10-2010, maar op grond van artikel 7 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en het Eilandsbesluit vaststellen positieve lijst regelgeving Bestuurscollege Bonaire (AB 2010, nr. 19) tevens vastgesteld voor het openbaar lichaam Bonaire en derhalve met ingang van 10-10-2010 in het openbaar lichaam Bonaire van toepassing.
De oorspronkelijke grondslag(en) kan men vinden door de regeling te zoeken op 09-10-2010.
Ingevolge artikel 112, eerste lid, zijn de voorschriften met betrekking tot inrichtingen, als bedoeld in artikel 1, onder g, en met betrekking tot vervoermiddelen, gesteld in paragraaf P, in werking getreden met ingang van 1-8-2002.
Van de bevoegdheid tot verlenging van de overgangstermijn van artikel 112, tweede lid, is voor zover bekend, geen gebruik gemaakt.
Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen van 08 OKT. 2010 no. 12 tot vaststelling van de eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen voor het openbaar lichaam Bonaire
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | Bestendiging eilandsregeling in het openbaar lichaam | 08-10-2010 A.B. 2010, no. 19 | Onbekend | ||
01-02-2002 | 10-10-2010 | Nieuwe regeling | 27-01-2002 A.B. 2002, no. 2 | n.v.t. |
In dit eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt verstaan onder:
Hoofdstuk II: het slachten en gebruik van het slachthuis
A. De kennisgeving van slachten en de vergunning tot slachten
Kennisgeving van het voornemen aan keuring onderworpen slachtvee te slachten of te doen slachten geschiedt bij de hoofdkeurmeester.
B. De wijze waarop slachtvee mag worden geslacht
Het is verboden tijdens of na de verbloeding slachthandelingen te verrichten, met uitzondering van het inkorten van de halsslagaderen, alvorens blijvende bewegingloosheid is ingetreden.
Bij alle gedode slachtvee, voor slachting of verdere slachting bestemd, moet na de, zo volledig mogelijke, uitbloeding en, wat de gedode slachtvee betreft, na het intreden van blijvende bewegingloosheid, onmiddellijk met de slachting of verdere slachting worden aangevangen, welke zonder onderbreking moet worden voortgezet, totdat de toestand voorgeschreven in paragraaf C, is bereikt.
Tot de aankomst op de in het vorige lid bedoelde plaats moet het slachtvee ongedeeld worden gelaten en mag daaraan geen enkele verdere slachthandeling zijn verricht, uitgezonderd het openen van borst- en buikholte en het uitnemen van maag en darmen; deze organen moeten evenwel in ongeschonden toestand bij het slachtvee aanwezig zijn.
Het bij het slachten uitstromende bloed moet worden opgevangen:
hetzij van een aantal slachtvee van een zelfde soort tot een door de keuringsdierenarts, dan wel in diens afwezigheid door de hoofdkeurmeester, vast te stellen maximum in een hiervoor geschikt vat van niet-corroderend materiaal, waarin het bloed van deze slachtvee tot aan de keuringsbeslissing identificeerbaar blijft, als zijnde afkomstig van de dieren;
C. De toestand waarin een geslacht dier moet verkeren, totdat met de keuring wordt begonnen
Hart, longen, lever met galblaas, milt, nieren - de laatste geheel losgemaakt uit haar kapsel - en urine-blaas, bij mannelijke dieren alle geslachtsorganen en bij vrouwelijke dieren de niet-melkgevende, of kennelijk niet ziekelijk veranderde uier en de baarmoeder, moeten met hun natuurlijke hechtmiddelen en ongeschonden aan het dier zijn bevestigd; bij nuchtere kalveren, schapen en geiten kan met toestemming van de keuringsdierenarts de urineblaas worden verwijderd.
Bij nuchtere kalveren moeten borst- en buikingewanden, met inbegrip van maag en darmen, zo uit het dier zijn verwijderd, dat onderling verbonden en tezamen door middel van de luchtpijp aan de hals van dier blijven bevestigd. Maag en darmen van ander slachtvee mogen voor de aanvang der keuring van hun inhoud zijn ontdaan, tenzij de keuringsdierenarts anders heeft bepaald.
Van het geslachte dier mogen geen delen worden verwijderd, noch mogen in het geslachte dier andere insnijdingen zijn gemaakt, dan die, welke nodig zijn om het dier te brengen in de toestand, voorgeschreven in deze paragraaf; daarbij horende organen en delen mogen niet zijn ingesneden, noch verkleind of geheel of gedeeltelijk verwijderd.
Hoofdstuk III: De keuring van slachtvee en daarvan afkomstig vlees
D. Wat bij de keuring moet worden onderzocht
Bij de keuring na het slachten wordt onderzocht, of:
op grond van de onder a bedoelde afwijkingen of van de uitslag van het nader ingestelde onderzoek het vlees in het algemeen, organen of delen, met inachtneming van de daaromtrent gegeven wettelijke voorschriften moeten worden geacht schadelijk te zijn voor de gezondheid van de mens, dan wel zo in deugdelijkheid te zijn verminderd, dat tot afkeuring moet worden besloten.
E. De keuring van gestorven en van in nood gedode dieren
Tenzij de doodsoorzaak of de reden tot doden een zodanige is dat de keuringsdierenarts zonder nader onderzoek van oordeel is dat er geen sprake is van een besmettelijke veeziekte, waarop enig wettelijk voorschrift van toepassing is, dient de keuringsdierenarts met betrekking tot ter slachting aangeboden gestorven of in nood gedode slachtvee zich ervan te overtuigen dat zich met betrekking tot die dieren een besmettelijke veeziekte als eerder bedoeld niet heeft voorgedaan.
De keuringsdierenarts kan deze overtuiging ten aanzien van miltvuur bij daarvoor in aanmerking komende slachtvee, welke zijn gestorven of in nood gedood, slechts krijgen, nadat microscopisch bloedonderzoek, dat in twijfelgevallen langs bacteriologische of serologische weg moet worden aangevuld, heeft plaatsgevonden.
G. De wijze, waarop slachtvee bij de keuring voor het slachten en vlees bij keuring worden gemerkt
Indien vlees wordt afgekeurd, dan wordt het in zijn geheel blauw of rood gemerkt op een zodanige wijze dat duidelijk zichtbaar is dat het vlees voor menselijke consumptie ongeschikt is.
Het merken van vlees vindt plaats door middel van een voor de gezondheid van de gebruikers van het vlees onschadelijke kleurstofoplossing of, op door de keuringsdierenarts aangewezen organen of delen, door middel van een verhit stempel, waarmede een stempelafdruk op dit vlees kan worden geschroeid.
Hoofdstuk IV: De keuring van in te voeren vlees en vleesproducten
Hoofdstuk IV van de Landsverordening is niet van toepassing op hoeveelheden vlees van ten hoogste 2 kg, mits uitsluitend bestemd voor huishoudelijk gebruik.
Ten aanzien van de invoer van vlees gelden de volgende regels:
de volgende stoffen, welke niet eigen aan vlees zijn, mogen niet in vlees aanwezig zijn:
residuen van andere stoffen met hormonale, dan wel anti-hormonale werking, chemotherapeutica, antibiotica, antimonium, arsenicum, bestrijdingsmiddelen of andere stoffen die schadelijk zijn of er eventueel toe kunnen leiden dat de consumptie van het vlees gevaarlijk of schadelijk is voor de gezondheid van de mens;
Met betrekking tot varkensvlees dient het vlees in het land van uitvoer op de aanwezigheid van trichinen onderzocht te zijn. Het vlees dient vergezeld te zijn van een verklaring afgegeven door de dierenarts die het onderzocht, dat het vlees vrij van trichinen bevonden is.
Hij, die vlees invoert of den invoerder vertegenwoordigt, is verplicht bij de invoer de keuringsdierenarts de ten behoeve van de keuring gevraagde medewerking te verlenen. Bij gebreke hiervan wordt invoer van het vlees niet toegestaan.
De keuringsdierenarts neemt zo spoedig mogelijk een beslissing over het ter keuring aangeboden vlees. Indien hij zulks noodzakelijk acht, kan hij zijn beslissing uitstellen, met dien verstande, dat deze niet later wordt genomen dan op de tweede werkdag respectievelijk voor door afkoeling verduurzaamd vlees op de derde werkdag na die, waarop het vlees ter keuring werd aangeboden. Hij kan aanwijzingen geven over de wijze van bewaring van het vlees gedurende de vorige volzin vermelde tijd.
Hij die vlees invoert of den invoerder vertegenwoordigt geeft van elke invoer de keuringsdierenarts tijdig kennis.
Wanneer vlees in strijd met de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften is aangevoerd, beslist de keuringsdierenarts dat dit vlees niet wordt ingevoerd.
Hoofdstuk V: Eisen waaraan het slachthuis en de inrichtingen moeten voldoen
H. Algemeen geldende voorschriften
De bedrijfsruimten van de in artikel 1, letter g van de Landsverordening [bedoeld zal zijn: bedrijfsruimten van de in artikel 1, letter g van de Landsverordening bedoelde inrichtingen], welke dienen voor het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a en b, van de Landsverordening moeten, behalve aan de voorschriften voor elk dezer, afzonderlijk gesteld in de desbetreffende artikelen van dit besluit, voldoen aan de eisen, gesteld in de artikelen van deze paragraaf.
De vloeren van het slachthuis en de inrichtingen moeten zijn vervaardigd van materiaal, dat vocht niet doorlaat of opneemt; zij mogen noch scheuren, noch onnodige verdiepingen vertonen en moeten zoveel helling hebben, dat het spoel- en schrobwater, hetzij rechtstreeks, hetzij door open goten, gemakkelijk kan wegvloeien naar met een afneembaar rooster gedekte en van stankafsluiting voorziene kolken, vanwaar het door een goed gesloten waterdicht buizenstelsel moet worden weggevoerd naar de openbare riolering; indien een dergelijke riolering niet aanwezig is of van aansluiting daarop door het bestuurscollege, gehoord het hoofd van de hygiënische dienst, ontheffing is verleend, moet het afvalwater worden geleid naar een put, welke buiten de inrichting is gelegen en zo is afgesloten, dat verspreiding van smetstof en van onaangename geuren wordt voorkomen; lediging van deze putten moet geregeld plaatsvinden op een tijdstip, dat in de bedrijfsruimten, gelegen in de onmiddellijke nabijheid, geen werkzaamheden worden verricht.
De bovenzijde van de bedrijfsruimten moet, met inachtneming van het bepaalde in artikel 54, stof- en waterdicht en verder van dien aard zijn, dat geen bestanddelen daarvan tot verontreiniging van het vlees of de vleesproducten aanleiding kunnen geven.
Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op koel- en vriesruimten en ruimten, waar geen andere handelingen worden verricht dan het zouten van vlees, met dien verstande dat deze ruimten elektrisch moeten kunnen worden verlicht, indien aansluiting aan een elektrisch net niet mogelijk is, voldoend ander kunstlicht kan worden ontstoken.
De buitenlucht moet door middel van roosters, beweegbare lichtramen, ventilatoren, dan wel door een samenstel daarvan, in voldoende mate kunnen toetreden, hetzij door openingen in het dak, hetzij door openingen in de buitenwand, hetzij door beide en wel zo, dat in elk deel der bedrijfsruimten de lucht steeds wordt ververst.
Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op koel- en vriesruimten, indien de luchtverversing geschiedt door een buizenstelsel, waardoor lucht kunstmatig wordt aan- en afgevoerd, of op een andere wijze, als met het stelsel van de koelinrichting overeenkomt, doch zo, dat de lucht steeds genoeg wordt ververst
De bedrijfsruimte moet zodanige afmetingen hebben, dat de door het bedrijf nodige handelingen en het toezicht daarop naar behoren kunnen plaatsvinden.
De bedrijfsruimten en de zich daarin bevindende voorwerpen en kolken, alsmede het terrein, waarop de inrichting zich bevindt, moeten geregeld schoon worden gehouden; elke dag, waarop in deze ruimten gewerkt is, moeten de ruimten met inbegrip van de voorwerpen en gereedschappen, welke daarbij zijn gebruikt, alsmede de kolken, onmiddellijk na beëindiging der werkzaamheden, worden gereinigd.
Het terrein vóór de in- en uitgangen der bedrijfsruimten moet, gemeten van de buitenwand der bedrijfsruimten, tot een breedte van tenminste 1 meter regelmatig bestraat, betegeld of op gelijksoortige wijze verhard zijn, zodat afdoende reiniging kan plaatsvinden.
De bedrijfsruimten van slachterijen, waar slachtdieren worden geslacht, mogen in rechtstreekse verbinding staan met bedrijfsruimten, waar vlees wordt bewaard.
In artikel 60 bedoelde bedrijfsruimten moeten, gemeten van de vloer een zodanige hoogte hebben en zo zijn ingericht, dat van daarin geslacht slachtvee in hangende toestand het vlees niet met de vloer in aanraking behoeft te komen.
In artikel 60 bedoelde bedrijfsruimten, alsmede ruimten -indien aanwezig- waarin geslachte dieren in afwachting van de keuring worden gehangen, moeten zodanige afmetingen hebben en zo zijn ingericht, dat de voor het slachten noodzakelijke werkzaamheden en keuring na het slachten, alsmede het merken van het vlees, naar behoren kunnen geschieden.
Voor het geval een afzonderlijke ruimte voor het hangen der geslachte dieren in afwachting van de keuring niet aanwezig is moet in de bedrijfsruimte, als bedoeld in artikel 60 de slachtstand voor het slachten van nuchtere kalveren, schapen of geiten ten minste een vloeroppervlak hebben van 3,5 bij 3,5 meter en voor het slachten van runderen, met uitzondering van nuchtere kalveren, of eenhoevige dieren, ten minste van 3,5 bij 5 meter.
Indien een afzonderlijke ruimte voor het hangen der geslachte dieren in afwachting van de keuring aanwezig is en voor dit doel wordt gebruikt, kan bij het slachten van nuchtere kalveren, varkens, schapen of geiten, met een vloeroppervlakte van de slachtstand van 2 bij 2 meter en bij het slachten van runderen, met uitzondering van nuchtere kalveren, of eenhoevige dieren, met 3,5 bij 3,5 meter worden volstaan, met dien verstande, dat zich op of boven een slachtstand van deze afmetingen slechts één geslacht dier mag bevinden.
Onder een slachtstand wordt verstaan de ruimte met de in het tweede en derde lid omschreven vloeroppervlakte, waarop of waarboven het brengen van een dood slachtdier in de toestand, totdat met de keuring wordt begonnen, plaatsvindt en waarop zich slechts met het slachten verband houdende verplaatsbare voorwerpen, gereedschappen en toestellen mogen bevinden.
Het openen van magen en darmen, alsmede het reinigen van deze organen in een bedrijfsruimte, als bedoeld in artikel 60 of in een andere bedrijfsruimte is verboden, indien zich in die ruimte vlees of vleesproducten bevinden.
De in artikel 60 bedoelde bedrijfsruimten mogen niet worden gebruikt voor het bewaren, bewerken of verwerken van producten, afkomstig van slachtvee, welke niet voor menselijke consumptie plegen te worden aangewend, tenzij aanwezig in een confiscaatvat of -emmer, voor het opslaan of bewaren van voorwerpen of gereedschappen, welke bij het slachten niet van node zijn of van kledingstukken of andere stoffen, welker aanwezigheid ongewenst is te achten.
Uitsluitend bedrijfsruimten waarin slechts een gedeelte van het jaar wordt geslacht, dan wel slachterijen, welke sporadisch als zodanig worden gebezigd, mogen met toestemming van de keuringsdierenarts voor deze goed te keuren doeleinden, welke vlees of vleesproducten niet tot voorwerp hebben, worden gebruikt.
De inhoud van de magen en darmen moet, voorzover deze niet rechtstreeks door de riolering wordt afgevoerd, in een goed afgedekte, waterdichte bak worden verzameld en, tenzij deze inhoud elke dag na afloop van het slachten van het terrein van de slachterij wordt verwijderd, met kalk bestrooid.
De bij de slachterij behorende stallen moeten van een waterdichte vloer zijn voorzien en behoorlijk rein zijn ter beoordeling van de keuringsdierenarts.
Personen, die slachten of bij het slachten behulpzaam zijn, moeten hun werkzaamheden uitoefenen in naar het oordeel van de keuringsdierenarts doelmatige kleding met inbegrip van een hoofddeksel; deze kleding, welke steeds zindelijk moet zijn, moet zijn vervaardigd van gemakkelijk te reinigen materiaal.
Slachtvee waarvan te verwachten valt dat het vlees ervan de bij de slachting te gebruiken gereedschappen en apparatuur met smetstof zal verontreinigen, dienen in een afzonderlijke bedrijfsruimte, welke uitsluitend voor dat doel mag worden gebezigd, in de toestand te worden gebracht als bedoeld in paragraaf C.
In de inrichting waarvan de in het eerste lid bedoelde bedrijfsruimte deel uitmaakt, dient:
een koelruimte of een afsluitbaar deel van de koelruimte bedoeld onder a. aanwezig te zijn die zodanig is ingericht dat een geopend karkas en daarbij behorende organen, welke in afwachting van de keuringsuitspraak daarin zijn opgeslagen, geen contact hebben met andere karkassen en de organen daarvan;
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag slachtvee waarvan te verwachten valt dat het vlees ervan de bij de slachting te gebruiken gereedschappen en apparatuur met smetstof zal verontreinigen, worden geslacht in bedrijfsruimten, waar tevens slachtvee wordt geslacht, waarvan zulks niet te verwachten valt, als de keuringsdierenarts daartoe toestemming geeft. Alsdan worden zij na laatstgenoemde categorie slachtvee geslacht. In het geval, dat de keuringsdierenarts zijn in de eerste volzin genoemde toestemming weigert, kan het bestuurscollege, andere dierenartsen en de inspectie volksgezondheid schriftelijk gehoord te hebben, alsnog toestemming hiertoe geven.
Na afloop van het slachten van het in artikel 70, eerste lid, bedoeld slachtvee en van de eerste in artikel 70, vijfde lid, genoemde categorie slachtvee dienen de bedrijfsruimten, waar geslacht is en de daarin aanwezige gebruikte gereedschappen en apparatuur te worden gereinigd en te worden ontsmet met water van ten minste 82 °C en met middelen, als bedoeld in artikel 79, vijfde lid. De kleding waarin werd geslacht en de bij het slachten gebruikte gereedschappen en apparatuur moeten bovendien telkenmale wanneer de keuringsdierenarts dit noodzakelijk acht, te worden gereinigd of ontsmet.
J. Bijzondere voorschriften voor vleeswinkels, waarin wordt uitgeoefend het slagersbedrijf.
Bedrijfsruimten van die vleeswinkels, waarin wordt uitgeoefend het slagersbedrijf en de in die bedrijfsruimten aanwezige toestellen, gereedschappen en andere voorwerpen, benodigd voor het bewaren, bereiden, bewerken, uitstallen of verkopen van in artikel 73, eerste lid, bedoelde producten, moeten zich in reine toestand bevinden en gedurende de werkzaamheden in zo rein mogelijk toestand worden gehouden.
Metalen voorwerpen, als bedoeld in het eerste lid, dienen bij voorkeur van niet-roestend metaal te zijn vervaardigd en zoveel mogelijk glad te zijn. Zij moeten steeds roestvrij zijn. Hakblokken en snijplanken dienen van een kunststof of een harde houtsoort te zijn vervaardigd en een zoveel mogelijk glad oppervlak te hebben zonder naden of scheuren.
In de bedrijfsruimten van elke vleeswinkel, als bedoeld in het eerste lid, of, voorzover zulks niet uitvoerbaar is te achten, in onmiddellijke nabijheid daarvan, moet aanwezig zijn een wasgelegenheid met vaste aan- en afvoer, met reukloze zeep en één of meerdere torkrollen of doelmatige handdroogapparaat
In bedrijfsruimten van vleeswinkels, als bedoeld in artikel 72, eerste lid, mogen behalve de in artikel 72, eerste lid, bedoelde voorwerpen slechts aanwezig zijn:
etenswaren, andere dan de onder a-c genoemd, en drinkwaren, waaronder begrepen ingrediënten, bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren, mits zij zich bevinden in een verpakking, waarin zij aan de afnemers worden geleverd en die verpakking zodanig is, dat haar inhoud aan het vlees en de vleesproducten, in de vleeswinkel aanwezig, geen afwijkende smaak of geur kan geven;
voeder voor honden en katten, mits het zich bevindt in een verpakking, waarin het aan de afnemers wordt geleverd en op die verpakking, voor zover het betreft voeder dat niet uitsluitend bestaat uit onder a of c bedoelde artikelen, duidelijk zichtbaar is aangegeven dat zij voeder voor honden en katten bevat en voorts die verpakking zodanig is dat haar inhoud aan het vlees en de vleesproducten, in de vleeswinkel aanwezig, geen afwijkende smaak of geur kan geven.
K. Bijzondere voorschriften voor vleeswinkels, waar vlees niet wordt bewerkt, maar uitsluitend verkocht.
De artikelen van paragraaf H - met uitzondering van het bepaalde in het derde lid van artikel 56, ten aanzien van de aanwezigheid van bedorven of op andere wijze ondeugdelijk geworden vlees of vleesproducten -, alsmede de artikelen van paragraaf O gelden niet voor de bedrijfsruimten van die vleeswinkels, waar vlees niet wordt bewerkt, maar uitsluitend wordt verkocht.
In een bedrijfsruimte van een vleeswinkel, als bedoeld in artikel 75, mag vlees in diepgevroren toestand aanwezig zijn, mits het wordt bewaard in een diepvriesmeubel met volautomatische koeling, waarin de temperatuur niet hoger mag zijn dan -18 °C, en het wat betreft de verpakking voldoet aan de daaraan door in artikel 78 gestelde eisen.
De verpakking van voorverpakt vlees dient aan de volgende eisen te voldoen:
op de buitenzijde dient duidelijk te zijn aangegeven de naam en het adres van de voorverpakkingsinrichting. Indien terzake gebruik gemaakt wordt van een code dienen tevens de naam en het adres van degene die het vlees rechtstreeks aan de consument verkoopt te worden vermeld. Indien de voorverpakkingsinrichting dan wel de verkoper een rechtspersoon is, dan mag volstaan worden met in plaats van het adres de plaats van vestiging te vermelden, tenzij de voorverpakkingsinrichting toebehoort aan een rechtspersoon die meer dan één voorverpakkingsinrichting bezit cq. exploiteert;
L. Bijzondere voorschriften voor bewaarplaatsen van vlees
Bedrijfsruimten van bewaarplaatsen van vlees mogen in rechtstreekse verbinding staan met die van slachterijen, waar slachtdieren worden geslacht.
Bedrijfsruimten van bewaarplaatsen van vlees moeten droog en koel zijn en evenals de daarin aanwezige voorwerpen, toestellen en gereedschappen zich te allen tijde in reine toestand bevinden.
M. Bijzondere voorschriften voor vleesproductenfabrieken
De bedrijfsruimten van vleesproductenfabrieken mogen, met uitzondering van ruimten waarin het vlees wordt bewaard, in rechtstreekse verbinding met elkaar staan.
Stoffen, waarvan het gebruik bij de bereiding van vleesproducten niet is toegestaan, alsmede zelfstandigheden, welke aan het vlees of de vleesproducten een afwijkende smaak of geur kunnen geven, dan wel het bederf ervan kunnen bevorderen, mogen in bedrijfsruimten van vleesproductenfabrieken niet aanwezig zijn.
N. Bijzondere voorschriften voor inrichtingen voor het bewerken of verduurzamen van vlees of het bereiden of bewerken van vleesproducten.
Voor de bedrijfsruimten van inrichtingen, bestemd tot of gebruikt voor het bewerken of verduurzamen van vlees of het bereiden of bewerken van vleesproducten gelden de voorschriften, gesteld in de artikelen van paragraaf M van dit besluit ten aanzien van bedrijfsruimten van vleesproductenfabrieken.
De temperatuur binnen de bedrijfsruimte van een inrichting, als bedoeld in artikel 89, mag ten tijde van de voorverpakking niet hoger zijn dan 12 °C, welke temperatuur door middel van een aangebrachte thermometer steeds gemakkelijk afleesbaar moet zijn.
Vlees mag uitsluitend worden uitgesneden indien de inwendige temperatuur ervan ten hoogste 7 °C bedraagt tenzij de uitsnijruimte in hetzelfde complex ligt als de slachtruimte, waar de keuring na het slachten van het vlees heeft plaatsgevonden, en beide ruimten zodanig dicht bij elkaar liggen dat het uit te snijden vlees zonder overlading van de slachtruimte naar de uitsnijruimte kan worden overgebracht en bovendien het uitsnijden onmiddellijk na het overbrengen geschiedt.
O. Voorschriften ter voorkoming van besmetting van vlees en vleesproducten
In de ruimte waar de wasgelegenheid zich bevindt, dan wel in het toilet en het urinoir zelve, moet op duidelijke zichtbare wijze het opschrift zijn aangebracht: 'Een ieder behoort na gebruikmaken van het toilet of het urinoir de handen met behulp van zeep te wassen', dan wel: ‘Tur hende mester laba man ku habon despues uso di toilet of urinoir’.
Hoofdstuk VI : Vervoer van vlees en vleesproducten
P. De voorwaarden, waaraan bij het vervoer van vlees moet worden voldaan
Tenzij het betreft het vervoer van vlees van de slachterij naar het bedrijf van een slager of naar een vleeswinkel en dit vervoer niet langer dan één uur duurt, is het verboden vlees dat is goedgekeurd te vervoeren indien de inwendige temperatuur van het vlees meer dan +7 °C bedraagt, met dien verstande dat, voor zover het slachtafvallen betreft, de inwendige temperatuur niet meer dan +3 °C bedraagt. Bij het vervoeren mag bezoedeling van het vlees niet plaatsvinden.
Het in het eerste lid bedoelde vlees mag uitsluitend worden vervoerd:
in geheel dichte, door middel van één of meer deuren, kleppen of deksels gesloten ruimten van wagens, welke voldoen aan de volgende eisen:
indien vlees niet hangend wordt vervoerd en niet is verpakt op de wijze, aangegeven in het zesde lid, moet het:
hetzij worden gelegd op een uitneembare, van niet-corroderend metaal vervaardigde onderlaag, welke op een afstand van minstens 5 cm boven de bodem van de wagen in gedeelten is aangebracht en met eenmaal te gebruiken schoon, vetdicht, onbedrukt wit of kleurloos papier of kunststof bedekt zijn; deze gedeelten, waarvan de afmetingen in de rijrichting van de wagen niet meer dan 50 cm mag bedragen, mogen steunen op van niet-corroderend metaal vervaardigde klampen welke aan de wanden of aan de onderzijde van de onderlaag bevestigd moet zijn: staan of lopen op de onderlaag is verboden;
in wagens welke niet aan de onder a genoemde eisen voldoen, in vaartuigen en in vliegtuigen, mits het vlees geheel verpakt is dan wel zich bevindt in voorwerpen die vervaardigd zijn van niet-corroderend materiaal, die geen scheuren vertonen en niet mogen lekken en die afgesloten zijn met een goed sluitende deksel van hetzelfde materiaal, een en ander met inachtneming van het onder a.vi. gestelde.
De ruimten van de wagens, vaartuigen en vliegtuigen, bedoeld in het tweede lid, sub b, waarin vlees wordt vervoerd of geladen dan wel waaruit vlees wordt gelost, moeten zich steeds in reine toestand bevinden. De atmosfeer daarin moet fris zijn, terwijl zich in die ruimten geen voorwerpen of zelfstandigheden op zodanige wijze mogen bevinden, dat zij de geur of smaak van het vlees ongunstig kunnen beïnvloeden of verontreinigen of bederf van het vlees kunnen veroorzaken of bevorderen.
De in het tweede lid, onder a, bedoelde wagens mogen niet worden gebruikt voor vervoer, opstalling of opslag van levende of dode dieren, niet zijnde vlees als bedoeld in het eerste lid, van haren, borstels of wol, van hoornen, hoeven of klauwen, van huiden of mest dan wel andere voorwerpen of zelfstandigheden welke ruiken, stinken of tot verontreiniging aanleiding kunnen geven.
Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder verpakking van vlees verstaan de omhulling van het vlees door een stof-, vet- en waterbestendig materiaal ter bescherming van het vlees tegen verontreiniging. Verpakkingsmateriaal dat meermalen gebruikt kan worden, dient vóór hernieuwd gebruikt telkens gereinigd en ontsmet te zijn.
De voor vleesvervoer te gebruiken wagens, bedoeld in het tweede lid, onder a, en de door voor vleesvervoer te gebruiken voorwerpen, bedoeld in het tweede lid, onder a.iv, onder a.v, onderdeel 2, en onder b, dienen vóór het gebruik gereinigd en ontsmet te zijn en zich tijdens het vervoer in reine toestand te bevinden.
In alle gevallen waar in dit artikel het aanwenden van niet-corroderend materiaal is voorgeschreven, mag slechts metaal of door de keuringsdierenarts daarmee gelijk te stellen materiaal worden gebruikt dat in geen enkel opzicht de eigenschappen van vlees kan aantasten of voor de gezondheid van de mens schadelijke stoffen op het vlees kan overbrengen.
Personen, die vlees in- of uitladen of bij deze werkzaamheden behulpzaam zijn, dienen bij de aanvang van deze werkzaamheden schone kleding te dragen. Zij dienen schone handen te hebben, een zindelijk licht gekleurd hoofdeksel te dragen, alsmede een zindelijke overal van witte kleur, terwijl indien zij de over de overal een schort dragen, deze van in witte kleur uitgevoerde kunststof of een ander gemakkelijk te reinigen materiaal dient te zijn vervaardigd. Een zindelijke nekbescherming dient steeds te worden gedragen, indien het vlees door de wijze van dragen met de nek in aanraking kan komen. De in vorige volzinnen bedoelde personen mogen tijdens de daar bedoelde werkzaamheden niet roken, pruimen of spuwen.
De keuringsdierenarts kan op aanvrage ontheffing verlenen van het in het eerste lid opgenomen voorschrift ten aanzien van de inwendige temperatuur van vlees en slachtafvallen; een ontheffing wordt slechts verleend indien de maximale duur van het vervoer het uur niet overschrijdt. Aan een dergelijke ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Hoofstuk VII: Wat niet onder vlees, onderscheidenlijk onder vleesproducten moet worden verstaan, alsmede de verwerking van vlees tot vleesproducten.
Q. Wat niet onder vlees, onderscheidenlijk onder vleesproducten, moet worden verstaan.
Van hetgeen in dit besluit onder vlees wordt verstaan worden uitgezonderd:
indien deze organen naar het oordeel en onder toezicht van de keuringsdierenarts rijkelijk zijn overgoten met een 0,2% waterige oplossing van methylblauw;
R. Voorschriften voor het verwerken van vlees tot vleesproducten
Darmscheilen van varkens mogen niet anders dan door uitsmelten tot vleesproducten worden verwerkt, tenzij de darmscheilen onder toezicht van de met de keuringsdierenarts worden verkleind en, zo nodig na vermenging met andere voor het bereiden van vleesproducten toegelaten stoffen, door verhitting in luchtdicht gesloten voorwerpen worden geconserveerd, in welk geval de darmscheilen slechts onmiddellijk voorafgaande de verwerking in de voor vleesproductenbereiding bestemde ruimten aanwezig mogen zijn en de bij de bereiding gebruikte gereedschappen en toestellen dadelijk na het gebruik moeten worden gereinigd en ontsmet.
S. voorschriften voor het verwerken van vlees en vleesproducten
Vlees, daaronder niet begrepen bloed, moet, indien het is bestemd voor menselijke consumptie, voldoen aan de volgende eisen:
geen andere ingrediënten mogen zijn toegevoegd of aanwezig zijn dan de hierna genoemde, welke aanwezig mogen zijn met inachtneming van de daarbij genoemde beperkingen:
paneermeel, uitsluitend bestemd voor het paneren, tot een zetmeelgehalte, berekend als watervrij zetmeel, van ten hoogste 6%, welke paneermeel geen andere kleurstoffen bevat dan kleurstoffen afkomstig van en van nature voorkomend in toegevoegde specerijen en kruiden, terwijl voorts geen andere middelen voor de hechting van het paneermeel op het vlees mogen zijn dan de in artikel 107, eerste lid, onder c, genoemde producten;
Bloed bestemd voor menselijke consumptie moet voldoen aan de volgende eisen:
geen andere ingrediënten mogen zijn toegevoegd of aanwezig zijn dan de hierna genoemde, welke aanwezig mogen zijn met inachtneming van de daarbij genoemde beperkingen:
een als antistollingsmiddel toegevoegde stof, uitsluitend bestaande uit hetzij natriumcitraat, hetzij fosfaten zodanig dat
indien natriumcitraat is gebezigd- het gehalte aan natriumcitraat niet meer dan 16 gram per liter bloed bedraagt of -indien fosfaten zijn gebezigd- het gehalte aan fosforverbindingen met inbegrip van de reeds van nature aanwezige fosforverbindingen ten hoogste 3,6 gram berekend als P2O5 per liter bloed bedraagt.
Vleesproducten bestemd voor menselijke consumptie moet voldoen aan de volgende eisen:
geen andere stoffen mogen zijn gebezigd, dan de hierna genoemde met inachtneming van de daarbij vermelde beperkingen:
de volgende conserveringsmiddelen:
benzoëzuur, sorbinezuur, alsmede de zouten van deze conserveringsmiddelen tot een totaal van ten hoogste 0,1%, berekend als benzoëzuur, onderscheidenlijk sorbinezuur, uitsluitend in leverworst, omgeven dooreen darm of darmvervangend omhulsel, voorzover deze stoffen in het product zijn gekomen door de bewaring van het product in een waterige oplossing die de genoemde stoffen bevatte;
Bij de bereiding van de in deze paragraaf bedoelde producten mag niet gebruik gemaakt worden van:
De bereiding, behandeling, verpakking of bewaring van de producten in deze paragraaf bedoeld mag niet geschieden in bedrijven, waarin behoudens het bepaalde in het tweede lid, natriumnitriet in voorraad aanwezig is, anders dan vermengd met keukenzout tot een natriumnitrietgehalte van ten hoogste 0,6% en voorzien van een opschrift vermeldende de procentuele samenstelling, de gebruiksaanwijzing alsmede de naam van de fabrikant van dit mengsel.
Aanduidingen in woord of beeld die doordat zij onjuist of onvolledig zijn of een onjuiste indruk wekken, misleidend kunnen zijn met betrekking tot de aard, de samenstelling, de oorsprong en herkomst, de hoeveelheid, de houdbaarheid, of de wijze van bereiding van de in dit besluit bedoelde producten, mogen niet worden gebezigd op of bij het product dan wel de verpakking daarvan.
De aanduiding, bedoeld in het eerste lid, aangevende de namen van de ingrediënten moet zonder onderbreking geschieden in de volgorde van afnemend gewicht waarin de ingrediënten bij de bereiding zijn gebruikt, voorafgegaan door het woord 'ingrediënten'; hierbij is een gewichtstolerantie van 10% relatief toegestaan.
Als gewicht, bedoeld in het tweede lid, moet worden aangeduid bij het ingrediënt water het gewicht van de hoeveelheid waarin het in het product aanwezig is, met dien verstande dat deze hoeveelheid wordt bepaald door de totale hoeveelheid van de gebruikte ingrediënten te verminderen met de som van de hoeveelheden ingrediënten anders dan water.
De producten, bedoeld in de artikelen 102 en 103, aanwezig in een verpakking, moeten zijn voorzien van gegevens omtrent producent, verpakker of verkoper. Deze gegevens dienen te bestaan uit de naam of handelsnaam en het adres van de fabrikant, van de verpakker of verkoper, met dien verstande dat voor rechtspersonen de aanduiding van het adres mag worden vervangen door de aanduiding van de plaats van vestiging.
De producten, bedoeld in de artikelen 102 en 103, aanwezig in een verpakking, moeten zijn voorzien van de aanduiding 'tenminste houdbaar tot...', waarbij de datum dient te worden vermeld, tot welke het product minimaal houdbaar is. In afwijking van het voorgaande mag ten aanzien van de producten, bedoeld in artikel 105, ook de aanduiding 'tenminste houdbaar tot.... dagen na.... (verpakkingsdatum) worden gebezigd.
De producten, bedoeld in de artikelen 102 en 103, aanwezig in een verpakking, dienen eveneens te zijn voorzien van de aanduiding 'bewaartemperatuur ten hoogste 7 °C'. In afwijking van het voorgaande behoeft bedoelde aanduiding niet te worden gebezigd met betrekking tot de producten, bedoeld in artikel 103, indien deze producten langer dan twee maanden houdbaar zijn bij een temperatuur van 20-25 °C.
Indien de in het dertiende lid bepaalde datum ligt in een periode van drie maanden of meer na de datum van verpakking mag, voorzover het betreft vleesproducten, worden volstaan met de vermelding van de maand en het jaar, overeenkomstig het in het zestiende en zeventiende lid bepaalde, met dien verstande dat in afwijking van het in het dertiende lid bepaalde de datum moet worden voorafgegaan door de woorden 'ten minste houdbaar tot einde...'.
Het bepaalde in het eerste lid ten aanzien van het gewicht van het product en de namen van de ingrediënten, het bepaalde in het negende, tiende, twaalfde en dertiende lid en het bepaalde in het vijftiende tot en met het negentiende lid is niet van toepassing op de in de in deze paragraaf bedoelde producten, die op de plaats van verkoop aan particulieren met het oog op de onmiddellijke verkoop zijn verpakt.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mogen de aanduidingen voor de betreffende product voorgeschreven in artikel 102 bij of boven het product zijn aangebracht, indien het product op de plaats van verkoop aan particulieren met het oog op de onmiddellijke verkoop is verpakt, mits de verwijzing naar het product, waarvoor deze aanduiding is bedoeld, op ondubbelzinnige wijze blijkt.
De aanduidingen bedoeld in het eerste lid met uitzondering van die aangevende de ingrediënten en het gewicht van de in de verpakking aanwezige producten en de aanduidingen bedoeld in het dertiende en het vijftiende tot en met het negentiende lid, moeten zich in hetzelfde gezichtsveld bevinden, met dien verstande dat met betrekking tot de aanduidingen bedoeld in het dertiende en zestiende tot en met het negentiende lid, mag worden volstaan met een verwijzing naar een andere plaats, waar deze aanduiding voorkomt.
Het bepaalde in de voorafgaande leden is niet van toepassing op de in deze paragraaf bedoelde producten, die op de plaats van verkoop aan particulieren op verzoek van de koper zijn verpakt en op de in deze paragraaf bedoelde producten aanwezig in een verpakking met een netto nominaal gewicht van meer dan 10 kilogram.
De in artikel 107, tweede lid, bedoelde aanduidingen voor de daar bedoelde ingrediënten moeten bestaan uit hetzij de voor die ingrediënten bij of krachtens enig wettelijk voorschrift vastgestelde naam, hetzij, indien voor die ingrediënten geen zodanige naam is vastgesteld, een daarmee gelijk te stellen gebruikelijke naam of een aanduiding van de ingrediënten waaruit de aard en samenstelling duidelijk blijkt, met dien verstande dat ingrediënten mogen worden aangeduid met de normaliter gebruikte groepsnaam.
Producten, niet zijnde vlees of vleesproduct, doch die in eigenschappen of uiterlijk voorkomen gelijken op producten in deze paragraaf bedoeld, en bestemd of geschikt zijn om deze te vervangen, mogen niet dan met toestemming van de keuringsdierenarts, aan welke toestemming door hem voorschriften kunnen worden verbonden, worden aangeduid met namen waaruit aard en samenstelling, deze laatste kwalitatief en kwantitatief, niet of niet voldoende blijken.
Hoofdstuk VIII: Naam besluit, overgangsbepaling en Inwerkingtreding
Het eilandsbesluit houdende algemene maatregelen van 29 oktober 1975, no.3 (A.B.1975, no.21) wordt zes maanden na afkondiging en inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.