Organisatie | Beesel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN GEMEENTE BEESEL 2008-2011 |
Citeertitel | Subsidieverordening Welzijn gemeente Beesel 2008-2011”. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | intrekking | 19-12-2011 Gemeenteblad, 2012, 4c | Onbekend. | |
01-01-2008 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 18-06-2007 Gazetje 7 november 2007 | Onbekend. |
Deze verordening verstaat onder:
Bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders;
Lid: een lid dat contributie betaalt en werkelijk deelneemt aan de specifieke activiteiten van de instelling.
Subsidie: de subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb;
Raad de gemeenteraad van de gemeente Beesel;
Subsidieperiode: een periode van 4 jaren, lopende van 2008 tot en met 2011 en de daarop volgende clusters van vier jaren, waarop de subsidie betrekking heeft;
Werkplan een overzicht van de door de instelling voorgenomen
activiteiten uitgedrukt in meetbare prestaties en de relatie van
de activiteiten met het gemeentelijk beleid;
Werksoort een verzameling van activiteiten gericht op het realiseren van
een specifiek deel van het gemeentelijk beleid;
Regulier: met regulier wordt bedoeld een jaarlijks (terugkerend) subsidie; Projectsubsidie: Eenmalige subsidie tbv bijzonder activiteiten / projecten
1.2 Reikwijdte van de verordening
Een instelling komt ingevolge deze verordening alleen voor subsidieverlening in aanmerking indien de instelling tot doel heeft het welbevinden en ontplooien van de burger te bevorderen door activiteiten op het gebied van maatschappelijke zorg, educatie, recreatie, emancipatie en sport. Subsidieverzoeken in het kader van toerisme vallen buiten de reikwijdte van deze verordening.
1.3 Algemene Subsidievoorwaarden
Om voor subsidiëring in aanmerking te kunnen komen, dient de instelling in elk geval te voldoen aan onderstaande voorwaarden:
De instelling dient aan te tonen dat haar activiteiten in een duidelijk bestaande behoefte voorzien, dat in deze behoefte niet reeds op andere wijze wordt voorzien en dat de doelstelling of het doel waarvoor subsidie wordt gevraagd niet met eigen middelen op een voldoende niveau en in voldoende omvang kan worden gerealiseerd.
Subsidieaanvraag, van reguliere subsidies
De aanvraag tot verlening van een subsidie moet vóór 1 juni voorafgaande aan de subsidieperiode, waarvoor subsidie wordt gevraagd, bij het bestuursorgaan worden ingediend. Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst zo spoedig mogelijk. Het bestuurorgaan is bevoegd aan organisaties een andere datum op te leggen.
en/ of reglementen, de stichtingsakte (voegt niets toe bij statuten en registratie kvk) en het bewijs van registratie bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;
b een opgave van de bestuurssamenstelling;
c.een overzicht van de financiële situatie van de instelling.
Subsidieverlening van niet incidentele subsidies
De beschikking tot subsidieverlening wordt vóór 1 november van het jaar waarop de aanvraag is ingediend, genomen. Wanneer een subsidie wordt aangevraagd voor 1 juni 2007 wordt subsidie verleend voor de gehele periode 2008-2011. Wanneer in een later jaar subsidie wordt aangevraagd (zie artikel 1.4 lid 3) dan wordt subsidie verstrekt voor de resterende subsidieperiode met in achtneming van artikel 1.4 lid 3. De verstrekte subsidiebedragen (niet de grondslagen) worden jaarlijks geïndexeerd met 1,5 %.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:37 Awb wordt in de beschikking tot subsidieverlening de voorwaarde opgenomen dat voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, zij wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
De subsidieverlening wordt geweigerd indien vaststaat of indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
a. de subsidieaanvraag of de -aanvrager buiten de reikwijdte van de verordening valt;
b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in
strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde; d. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden,
hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken
om de kosten van de activiteiten te dekken; e. de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente.
1.7 Verplichtingen subsidieontvanger
De instelling brengt wijzigingen in de statuten, reglementen, bestuurssamenstellingen en de financiële positie, voor zover zij weet of behoort te weten dat de wijziging van belang is voor de beoordeling van de aanvraag of vaststelling van de subsidie, onverwijld schriftelijk ter kennis van het bestuursorgaan.
aansprakelijkheid voor een som van tenminste € 450.000,00 per
gebeurtenis per geval, brand- en diefstalschade tegen nieuwwaarde of andere in
deze verordening of door het bestuursorgaan aangegeven risico’s. Van de gesloten
verzekeringen wordt desgevraagd de polis en de laatste premiekwitantie overgelegd.
Subsidievaststelling van niet incidentele subsidies
1.8 Indiening aanvraag tot subsidievaststelling
De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt per kalenderjaar van de subsidieperiode vóór 1 juni van het daarop volgende jaar ingediend bij het bestuursorgaan. Het bestuursorgaan kan bepalen dat aan bepaalde instellingen een andere datum wordt opgelegd.
Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling op de aanvraag.
1.9 Verplichtingen bij de subsidievaststelling
worden het jaarverslag, de jaarrekening met balans van het afgelopen kalenderjaar en de exploitatiebegroting voor het komende kalenderjaar overgelegd.
de instelling ontvangsten zoals erfstellingen, legaten en schenkingen
aangeven in de exploitatierekening, tenzij deze uitdrukkelijk voor kapitaal- of
fondsvorming zijn bestemd. Een nalatenschap mag slechts worden aanvaard
onder het voorbehoud van boedelbeschrijving.
Voor een instelling met meer dan € 25.000 euro per jaar aan subsidie geldt een
verplichting tot het afgeven van een accountantsverklaring zoals bedoeld in artikel
2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens behoudt het college zich het recht voor om bij gerezen twijfels over de verantwoording of besteding van de subsidiegelden op eigen initiatief en voor eigen rekening een accountantscontrole te laten uitvoeren.
Indien geen accountantsverklaring wordt verlangd, kunnen bij de subsidieverlening andere voorschriften worden gesteld met betrekking tot het onderzoek van het financiële verslag. Wanneer de subsidieontvanger een vereniging is, betekent dit dat het verslag van de kascommissie, zoals bedoeld in artikel 2:48 lid 2 van bet Burgerlijk Wetboek kan worden gevraagd.
HOOFDSTUK 2 BIJZONDER GEDEELTE SUBSIDIEGRONDSLAGEN
2.1 Amateurkunst en volkscultuur
Hieronder wordt verstaan de beoefening van kunst en cultuur. Het gaat hierbij om toneel, dans en muzikale vorming (zowel instrumentaal als zang) bij verenigingen.
Voor koren geldt de volgende grondslag
Onder educatie verstaan we de buitenschoolse vorming ten behoeve van alle groepen in de samenleving.
ØEen vast subsidiebedrag, te weten voor de Heemkundevereniging € 1.696, voor het IVN € 530, voor de Volksuniversiteit Venlo € 5.830, Voor de Herman Broerenschool € 265 en voor de Speel-o-theek € 3859.
2.3 Jeugd- en jongerenorganisaties
Onder jeugd- en jongerenwerk wordt verstaan de buitenschoolse vorming en ontspanning van jongeren en jeugdigen door een aanbod van educatieve, sociale, creatieve en recreatieve activiteiten.
Onder maatschappelijke zorg worden die instellingen verstaan die zich richten op het verschaffen van informatie, advies en dienstverlening aan mensen en hun omgeving om een bijdrage te leveren aan het voorkomen, verminderen of oplossen van moeilijkheden in de emotionele/ relationele sfeer, dan wel ten aanzien van hun functioneren in de samenleving.
ØEen vast subsidiebedrag, te weten voor de WAO-belangengroepering € 1.590, voor het Rode Kruis € 1.855, voor de Zonnebloem € 530, voor Beesel en haar Toekomst € 2.120.
Organisaties gericht op het organiseren van sociaal-culturele, educatieve en recreatieve activiteiten voor ouderen.
Organisaties gericht op het organiseren van recreatieve activiteiten welke zorg dragen voor het versterken van de onderlinge band in de directe woonomgeving.
ØEen vast subsidiebedrag per buurtvereniging, te weten € 250.
Gezien de hoogte van het subsidiebedrag hoeven buurtverenigingen bij de aanvraag en vaststelling alleen een activiteitenoverzicht in te dienen.
Onder sportorganisaties worden die organisaties verstaan in verenigingsverband, zonder winstoogmerk, en onder organisatorische leiding van vrijwilligers sportactiviteiten aanbieden en uitvoeren.
Voor de binnensportverenigingen wordt daaraan de volgende grondslag toegevoegd:
Ø45 % van de huisvestingskosten.
Voorwaarde voor het ontvangen van subsidie is dat een sportvereniging gebruik maakt van een sportaccommodatie van de gemeente. Tenzij daarover in overleg met het bestuursorgaan andere afspraken zijn gemaakt.
Het gaat hierbij om spel- en sportactiviteiten ten behoeve van kinderen tijdens nationale feestdagen, sinterklaasacties en Sint Maarten. Verder worden onder volksfeesten verstaan organisaties die carnavalsoptochten organiseren.
ØEen vast subsidiebedrag, te weten CV De Drake € 795 + € 375 jeugdactiviteiten , CV De Windjbuujels € 901 + € 425 jeugdactiviteiten en Jeugdactie Beesel € 1.643
Organisaties van vrouwen welke zich richten op sociaal-culturele, emancipatoire, educatieve en vormende activiteiten.
2.10 Professionele organisaties
Met de professionele organisaties worden budgetafspraken gemaakt, waarbij bepaald wordt welke diensten een organisatie levert of welke taakstellingen worden verwacht tegen een vooraf bepaald budget.
Aan een instelling kan een project subsidie worden toegekend voor bijzondere
incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van
3.2. Voorwaarden waaraan een aanvraag voor een project subsidie moet voldoen
Aan verenigingen, gevestigd in de gemeente Beesel, met een jubileum worden door het bestuursorgaan de volgende bijdragen toegekend:
Voor verenigingen ouder dan 100 jaar loopt de cyclus weer opnieuw. Dit wil zeggen dat verenigingen met een 125 jarig jubileum weer € 100 ontvangen, verenigingen met een 140 jarig jubileum ontvangen € 150,00 etc.
Om in aanmerking te komen voor een jubileumbijdrage dienen verenigingen een schriftelijk verzoek in aan het bestuursorgaan voorzien van een afschrift van de statuten of stichtingsakte waaruit blijkt wanneer de vereniging is opgericht. Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag. HOOFDSTUK 5 ACCOMMODATIEBELEID
Onder accommodatie wordt verstaan: een gebouw in eigendom van de organisatie, welke noodzakelijk is om de (kern)activiteiten van de organisatie uit te voeren. Onder investering wordt uitbreiding en of renovatie, waarbij de renovatie het gevolg is van veranderde wet- en regelgeving waarop de vereniging vooraf niet heeft kunnen anticiperen, van de primaire voorzieningen van een accommodatie verstaan.
vereniging geen drie offertes kan overleggen dan wenst het college een onafhankelijke toets door een door de gemeente te benoemen calculatiebureau. De kosten hiervan komen voor rekening van de aanvrager.
bedrag, verdeeld over een aantal betalingstermijnen die gelijk zijn aan de betalingstermijnen zoals die in de offerte van de aannemer staan opgenomen. De resterende 25 % van het subsidiebedrag ontvangt de vereniging na definitieve vaststelling van de subsidie, wanneer blijkt dat de vereniging heeft voldaan aan alle voorwaarden die gesteld zijn bij de subsidieverlening. Indien de vereniging de werken niet conform afspraak realiseert, wordt de subsidie teruggevorderd.
4.De algemene subsidievoorwaarden uit artikel 1.3 zijn van overeenkomstige
5.3 Subsidieverlening en -vaststelling
Het bestuursorgaan kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in art. 4:48, lid 1 en art. 4:50, lid 1 Awb, of een geval als genoemd in het vierde lid. In het geval van toepassing van art. 4:50 Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.
5.3HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
5.36.1 Evaluatie subsidieverstrekking
5.3In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan van de bepalingen van deze verordening afwijken waarvan mededeling wordt gedaan aan de gemeenteraad. Wanneer er sprake is van een wijziging van meer dan 25 % in de grondslagen die bepalend zijn voor het subsidiebedrag, is bijstelling van het subsidiebedrag mogelijk.
5.3Aldus vastgesteld door de raad van Beesel in zijn openbare vergadering van 18 juni 2007
5.3dhr. Scheepens ` drs. L.M. Oord
5.3Toelichting bij de subsidieverordening welzijn 2008-2011 gemeente Beesel
5.3Hoofdstuk I Algemeen gedeelte
5.3Hierin zijn de gebruikelijke definitiebepalingen omschreven. Onder subsidie verstaat de wet in ieder geval de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
5.3In lid 1 van dit artikel zijn de beleidsterreinen omschreven waarop de verordening betrekking heeft. Hoewel dit een algemene aanduiding is, is wel duidelijk voor welke activiteiten op grond van deze verordening subsidies kunnen worden verstrekt. De verordening voldoet daarmee aan artikel 4:23 lid 1 Awb.
5.3In de overige leden worden argumenten en voorwaarden gesteld waaraan een instelling moet voldoen om voor subsidiering in aanmerking te komen.
5.3Het criterium voor het minimum aantal leden is 70%. Hiermee wordt bereikt dat de doelstelling van de instelling zoveel mogelijk ten goede komt aan de Beeselse burgers. Voor sommige instellingen kan hierop een uitzondering worden gemaakt vanwege het bijzondere karakter of de waarde van de instelling voor de Beeselse gemeenschap.
5.3Aan de subsidieverlening dient een aanvraag vooraf te gaan: artikel 1.4 regelt deze aanvraag en de stukken die hierbij gevoegd dienen te worden. Op grond van artikel 4.4. Awb kan het bestuursorgaan voor het indienen van de aanvraag en het verstrekken van gegevens een formulier ter beschikking stellen. De reeds eerder op de subsidielijst geplaatste instellingen wordt dit formulier toegezonden. ( de gemeente Beesel kent geen aanvraagformulier)
5.3Indien een aanvraag incompleet is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen mits het bestuursorgaan de aanvrager de gelegenheid heeft gegeven om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen (art. 4:5 Awb).
5.3Momenteel loopt de subsidieperiode 2008 tot en met 2011. Instellingen die nog niet op de subsidielijst zijn geplaatst maar voor een structurele subsidie in de resterende duur van de huidige subsidieperiode in aanmerking willen komen, kunnen dit doen middels een verzoek dat vóór 1 juni van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de instelling subsidie wenst, moet worden ingediend.
5.3Indien de aanvraag betrekking heeft op de periode 2008 tot en met 2011, worden de jaarstukken en het jaarverslag over 2006 als basisstukken genomen, aangezien de aanvraag vóór 1 juni 2007 moet worden ingediend. Dit ter verduidelijking van het gestelde in lid 1 en 2 van dit artikel.
5.3Tenzij in de subsidieverordening anders is bepaald moet ingevolge artikel 4:13 Awb binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag hierop beslist worden.Wij achten een termijn van 3 maanden redelijk en kunnen binnen die termijn garanderen dat de subsidieverlening kan worden uitgevoerd en worden afgerond. (heeft geen betrekking op art 1.5 dus verwijderen)
5.3In artikel 4:30 en 4:31 wordt aangegeven dat in de beschikking in ieder geval omschreven dient te zijn voor welke activiteiten subsidie wordt verleend en het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald. Daarnaast bepaalt artikel 4:32 dat in de beschikking ook het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend, vermeld dient te worden. In art. 4:37 staan de verplichtingen vermeld die voorheen in de verordening stonden genoemd. Het betreft de volgende facultatieve verplichtingen die kunnen worden opgelegd met betrekking tot:
5.3In de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht worden enkele algemene gronden genoemd voor het weigeren van een subsidie (art. 4:25 en art. 4:35). Deze gronden werden met naam genoemd in de oude subsidieverordening maar omdat ze in de wet zijn opgenomen hoeven ze nu niet meer in de verordening genoemd te wordenDit kan slechts met inachtneming van een redelijke termijn (conform art. 4:51). Wanneer een subsidie wordt geweigerd zal daarvoor in het algemeen wel één van de in de wet of in de verordening genoemde weigeringgronden genoemd kunnen worden. Het gaat echter niet om een limitatieve opsomming. Het bestuursorgaan kan zonodig ook andere, niet in de wet of de verordening genoemde gronden aanvoeren voor het weigeren van een subsidie. De onder sub e. genoemde zeer algemene weigeringgrond geeft dit ook wel aan.
5.3Het is niet de bedoeling dat de subsidieontvanger de subsidie benut om daarmee vermogen op te bouwen. De subsidie is immers bedoeld om de subsidieontvanger in staat te stellen bepaalde activiteiten te verrichten en vermogensopbouw kan in de regel niet als een dergelijke activiteit worden beschouwd. Daarom is in dit artikel bepaald dat bij vermogensvorming als gevolg van de subsidieverstrekking de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is aan de gemeente. De vergoeding moet in de verordening worden geregeld en daarbij -moet –tevens geregeld worden hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, aldus artikel 4:41 van de Awb. Alleen dan is een vergoeding verschuldigd en bepaalt het derde lid de hoogte. Volgens de Memorie van Toelichting is er sprake van een vergoedingsplicht maar kan de subsidieverordening vrijheid laten aan het bestuursorgaan om een lagere dan volledige vergoeding vast te stellen. Slechts in bepaalde gevallen (lid 2 van art. 4:41) kan een vergoeding worden verlangd. De plicht tot het vergoeden van de vermogensvorming ontstaat op het moment dat één van deze gevallen zich voordoet. Omwille van de rechtszekerheid van de subsidieontvanger is de termijn voor het bestuursorgaan om te reageren tot een jaar beperkt. Om op tijd te kunnen reageren is wel een meldingsplicht voor de subsidieontvanger ingesteld.
5.3Dit artikel bevat de mogelijkheid om (achteraf) te kunnen reageren op een vermogensvorming. Maar het is in beginsel ook mogelijk om preventief op te treden, namelijk door verplicht te stellen dat voor een aantal rechtshandelingen door de instelling toestemming wordt gevraagd.
5.3Na het versturen van de beschikking tot subsidieverlening zal na afloop van ieder kalenderjaar ook een subsidievaststelling volgen. Een instelling dient voor 1 juni een aanvraag tot vaststelling van het subsidiebedrag in te dienen. Het bestuursorgaan kan bepalen dat aan een bepaalde instelling een andere termijn wordt opgelegd.
5.3In dit artikel wordt onder andere voldaan aan het bepaalde in art. 4:71 van de Awb. Het bestuursorgaan dient op de hoogte gebracht te worden van dan wel toestemming te verlenen aan de handelingen zoals die in dit artikel worden genoemd.
5.3Volgens artikel 4:78 van de Awb dient de subsidieontvanger een accountantsverklaring te laten opstellen en deze te overleggen bij het verzoek tot subsidievaststelling. Met het opstellen van een accountantsverklaring zijn natuurlijk de nodige kosten gemoeid. Het zou daarom te ver gaan om zo’n verklaring steeds te verlangen.
5.3Lid 3 van dit artikel geeft aan dat voor subsidies van minder dan € 25.000,- per boekjaar geen behoefte is aan een accountantsverklaring. Het kan echter zijn dat ook bij een lager subsidiebedrag toch behoefte is aan een accountantsverklaring, bijvoorbeeld bij een nieuwe subsidie of wanneer er enige twijfel bestaat over de financiële gang van zaken bij een subsidieontvanger. In dat geval kan altijd in de subsidievoorwaarden in de beschikking om een accountantsverklaring worden gevraagd of kan het college op eigen initiatief en voor eigen rekening een accountantsverklaring laten opstellen omdat zij twijfelt over de juistheid van de bestedingen en financiële verantwoording van een instelling.
5.3Omdat een accountantsverklaring een te zwaar middel is, maar toch enige verantwoording gewenst is over de betrouwbaarheid van het financiële verslag, kunnen volgens lid 3 ook zonodig andere voorschriften worden gesteld. Verenigingen dienen volgens artikel 2:48 Burgerlijk Wetboek een kascommissie in te stellen als er geen accountantsverklaring is. In dat geval kan door het bestuursorgaan het verslag van de kascommissie worden gevraagd van de instellingen.
5.3Artikel 4:79 van de Awb geeft nog de mogelijkheid om niet alleen een accountantsverklaring te verlangen maar om de accountant ook te vragen een onderzoek in te stellen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit verhoogt natuurlijk wel de kosten van de accountantsverklaring. Deze verplichting zal daarom niet zonder reden worden opgelegd.
5.3Een accountantsverklaring kan ook gewenst worden indien de vereniging bijvoorbeeld een aan haar gelieerde stichting heeft. Het college wenst inzicht te hebben in de financiële relatie tussen de vereniging en stichting en kan hiervoor een accountantsverklaring wensen. De accountantscontrole geeft een onafhankelijke opinie over de scheiding tussen de boekhouding van de stichting en de boekhouding van de vereniging. In bepaalde gevallen zal dus in de beschikking deze voorwaarde opgenomen zijn en kan dit ook hierbij op initiatief en voor rekening van de gemeente uitgevoerd laten worden.
5.3Hoofdstuk 2 Bijzonder gedeelte
5.3Artikelen 2.1 tot en met 2.9
5.3In de verordening worden de organisaties niet meer met naam en subsidiebedrag genoemd omdat hieraan rechten te ontlenen zijn. Daarnaast worden de gegevens per 1 januari van het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, gebruikt voor de berekening van het subsidiebedrag.
5.3Tot de huisvestingskosten worden gerekend de vaste huisvestingskosten:
5.3De reserveringen ten bate van groot onderhoud worden dus niet tot de huisvestingskosten gerekend.
5.3Het college wenst uitdrukkelijk te bepalen dat in beginsel alleen voor het gebruik van de gemeentelijke binnen- en buitensportaccommodaties subsidie wordt verstrekt. Slechts in die gevallen waarin een instelling genoodzaakt is, vanwege te weinig of het ontbreken van aanbod van een bepaalde sportaccommodatie, uit te wijken naar overige accommodaties buiten de gemeentegrenzen kunnen de huurkosten hiervan gesubsidieerd worden.
5.3Ten aanzien van de huisvestingskosten van het jeugd- en jongerenwerk wenst het college te bepalen dat het hier alleen de goedgekeurde kosten van de eigen verenigingsaccommodatie betreft. De huurkosten van overige gebouwen bijv. i.v.m. een kamp behoren ons inziens tot de kamp- cq activiteitenkosten.
5.3Tot de begeleiderskosten warden gerekend:
5.3Op basis van een meerjarenbeleidplan een begroting en jaarrekening worden met de professionele organisaties één- of meerjarige budgetafspraken gemaakt. Het betreft de volgende organisaties: de bibliotheek, de Schakel, stichting Peuterspeelzalen gemeente Beesel en Zwembad De Bercken en Stichting Wel.kom. Naast de procedurele subsidievoorwaarden worden met sommige van de instellingen ook inhoudelijke afspraken vastgelegd en regelmatig getoetst.
5.3Hoofdstuk 3 Project subsidies
5.3In artikel 3.1 wordt geregeld dat aan een instelling of een project subsidie kan worden toegekend voor bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van een organisatie.
5.3In artikel 3.2 worden voorwaarden beschreven. Wanneer een verzoek niet voldoet aan een van deze voorwaarden komt het project niet in aanmerking voor subsidie. Het college is bevoegd om gedurende nadere voorwaarden en verdeelregels vast te stellen. Deze voorwaarden gaan na bekendmaking in werking.
5.3In artikel 3.3 wordt beschreven dat een instelling per kalenderjaar slechts eenmaal aanspraak kan maken op een projectsubsidie. De aanvraag moet drie maanden voor aanvang van de activiteit worden ingediend. In lid vijf wordt geregeld welke bijlagen de verenging moet indienen.
5.3Tenzij in de subsidieverordening anders is bepaald moet ingevolge artikel 4:13 Awb binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag hierop beslist worden.Wij achten een termijn van 3 maanden redelijk en kunnen binnen die termijn garanderen dat de subsidieverlening kan worden uitgevoerd en worden afgerond.
5.3Het bestuursorgaan beslist zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 12 weken op de aanvraag. Wanneer een subsidie wordt toegekend wordt vooraf een voorschot verstrekt van maximaal 75 % van de verleende subsidie. Binnen twee maanden na afloop van de activiteit dient de aanvrager een aanvraag tot vaststelling in. Het bestuur beslist hierop binnen 12 weken.
5.3 Hoofdstuk 6 Overgang - en slotbepalingen
5.3Lid 1. In de derde tranche Awb (art. 4:24) is de verplichting opgenomen om de subsidieverstrekking ten minste eenmaal in de vijfjaren te evalueren. Bij wettelijk voorschrift kan van deze verplichting worden afgeweken, maar blijkens de Memorie van Toelichting is deze bevoegdheid uitsluitend bedoeld voor bijzondere gevallen, bijvoorbeeld als de kosten van de evaluatie niet opwegen tegen het budgettaire belang van de regeling.
5.3Omdat in de gemeente Beesel wordt gewerkt met een 4-jarige subsidiemethodiek is het logischer om éénmaal in de 4 jaren te evalueren als voorbereiding op de totstandkoming van de nieuwe subsidieverordening en de berekening van de subsidiebedragen voor de nieuwe 4-jarige periode.
5.3Lid 2. Als criteria noemt de derde tranche Awb de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie. Onder de doeltreffendheid wordt in het algemeen verstaan de mate waarin de subsidieverstrekking heeft geleid tot de realisatie van de beoogde doelen. De effecten van de subsidieverstrekking zijn meer omvattend, zowel beoogd als niet beoogd.
5.3Lid 3. Het evaluatieverslag moet worden gepubliceerd. In de derde tranche Awb wordt niet geregeld hoe moet worden gepubliceerd. De Memorie van Toelichting noemt als voorbeelden:
-een apart verslag; - een rapportage in de toelichting bij de begroting; - een meer omvattende beleidsnota; - een toelichting bij de wijziging van de subsidieverordening.
5.3De gemeente Beesel kiest voor de laatste optie en zal zoals gezegd de evaluatie laten voorafgaan aan de opstelling van de nieuwe subsidieverordening en de berekening van de subsidiebedragen voor de nieuwe 4-jarige periode.
5.3De vangnetbepaling is bedoeld voor incidentele gevallen waarin de verordening niet of onvoldoende voorziet. Het bestuursorgaan heeft de beleidsvrijheid om in deze situatie een oplossing te vinden. Bijvoorbeeld in de situatie dat een vereniging vraagt om bijstelling van het subsidiebedrag als gevolg van gewijzigde omstandigheden. Een vereniging komt pas in aanmerking voor bijstelling van het subsidiebedrag indien de grondslagen met 25 % zijn gewijzigd. De vereniging verzoekt het bestuursorgaan schriftelijk om herziening van de subsidie dan wel toepassing van deze hardheidsclausule.
5.3In dit artikel is de citeertitel en de datum van inwerkingtreding vastgelegd.