Organisatie | Asten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2010 (APV) wijziging |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2010 (APV) wijziging |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Toelichting
artikel 147 en 149 Gemeentewet en artikel 4, eerste tot en met derde lid van de Drank- en Horecawet
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-05-2013 | 28-03-2014 | 1ste wijziging: toevoeging artikel 2:34a en 2:34B | 21-05-2013 Peelbelang 30-05-2013 | 13.05.08 | |
31-12-2010 | 01-06-2013 | Onbekend | 14-12-2010 Peelbelang 23-12-2010 | 10.12.12 |
De raad van de gemeente Asten;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19-10-2010;
gehoord het advies van de d.d. 25-11-2010;
gelet op artikel 149 Gemeentewet;
vast te stellen de navolgende Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2010 (APV) en bijbehorende gewaarmerkte toelichting.
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de
grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de
Wegenwet, bij hun besluit van 7 april 1997, nr. 435.112 en waarvan de
gemeenteraad dezelfde grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 20a,
eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, bij besluit van 2 september 1997, nr. 8;
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor artikel 5:23 Vergunning organisatie snuffelmarkt.
Hij die, die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3 Het in het eerste lid opgenomen verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
4 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Gemeente Asten.
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje, als bedoeld in het eerste lid, op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van die winkel of, indien de winkel gelegen is in een winkelcomplex, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcomplex. Als onmiddellijke omgeving van een winkel of een winkelcomplex wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan die winkel of dat winkelcomplex en tevens aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
a voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b markten als bedoeld in artikel 160, 1e lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening.
Onder horecabedrijf wordt in deze afdeling verstaan: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis.
Onder leidinggevenden wordt in deze afdeling verstaan: degene(n) die algemene en/of onmiddellijke leiding geeft/geven aan de exploitatie van een horecabedrijf, dan wel hetgeen daar onder in de Drank- en Horecawet wordt verstaan en als zodanig doorgaans gedurende de openingstijden in het horecabedrijf aanwezig dient te zijn.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal gelegen zijn, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:
a opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de leidinggevende(n);
b opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de houder voor zover hij een natuurlijk persoon is en van de zetel en het adres ingeval de houder een rechtspersoon is;
c opgaaf gedaan van het adres en de aard van het horecabedrijf;
d een nauwkeurige omschrijving van de ruimte waarvoor de vergunning moet gelden, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van het horecabedrijf.
Het is de houder van een horecabedrijf, waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 05.00 uur.
Het is de houder van een horecabedrijf, waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet geen vergunning is vereist, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 05.00 uur.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2 stelt het college gedifferentieerde sluitingstijden vast voor categorieën horecabedrijven, waaraan op grond van artikel 4 Drank- en Horecawet beperkende voorwaarden zijn opgelegd en welke uitsluitend of mede dienst doen voor sportactiviteiten, dan wel gelegen zijn op een terrein dat dienst doet of bestemd is voor sportactiviteiten
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Afdeling 8.A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34a Schenktijden paracommerciele rechtspersonen
1. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank onder de volgende voorwaarden:
voor de sportkantines gelden de volgende schenktijden:
voor alle kantines van voetbalverenigingen:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
voor de kantine van de hockeyvereniging:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
voor de kantine van de korfbalvereniging:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
voor de kantine van tennisvereniging De Meijvink:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
voor tennisvereniging het Root, petanque- en handboogverenigingen:
Deze vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen, alsmede clubavonden:
De schenktijden van de diverse kantines zijn vastgesteld op basis van de hoofdactiviteiten van de desbetreffende verenigingen.
2. Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met 1 uur voor aanvang en eindigende met 1 uur na beëindiging van de georganiseerde activiteiten, welke vallen binnen de statutaire doelen c.q. de toegestane activiteiten van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:34b bijeenkomsten bij paracommerciele rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Het is door de burgemeester aangewezen groepen van personen verboden op door hem aangewezen tijdstippen van een door hem aangewezen route af te wijken.
De houder van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:27 is verplicht zodanige maatregelen te nemen dat de bezoekers van zijn inrichting geen glas of flessen buiten de inrichting brengen.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen. 2 Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zo'n gebouw.
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Het is verboden op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
De verboden in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
1 De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet binnen de bebouwde kom van uitwerpselen ontdoet, uitgezonderd daartoe aangewezen hondenuitlaatstroken en/of hondentoiletten.
2 Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid niet van toepassing is.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
a muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Ieder die de zorg voor een dier heeft, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving hinder veroorzaakt.
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Het college kan, hetzij bij openbare kennisgeving ten aanzien van het gehele gebied van de gemeente of van bepaalde delen daarvan, hetzij bij persoonlijke kennisgeving aan de rechthebbende van een of meer bepaalde percelen mededelen, dat zij het noodzakelijk achten, dat aldaar in bomen of ander houtgewas voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd worden vóór een bij die kennisgeving bepaalde datum.
De rechthebbende op percelen binnen het bij die openbare kennisgeving aangewezen gebied of van de in de persoonlijke kennisgeving aangeduide percelen is verplicht vóór de door het college bepaalde datum te zorgen, dat de in bomen of ander houtgewas op zijn perceel voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd zijn.
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk
ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:22, 2:26, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 of 5:34 groepsgewijs niet naleven.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seks-inrichting, met uitzondering van:
4 het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5 toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze
6 andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,= of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1 bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2 de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 252, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3 de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jº artikel 8 of jº artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4 de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is verboden op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat deze geschieden in het kader van prostitutie.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
c er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste drie weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste drie weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
1.Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
Voor de duur van 20 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten of lichtapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder en/of lichthinder wordt veroorzaakt.
Het verbod geldt niet, voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Vuurwerkbesluit, Wet milieugevaarlijke stoffen of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are
ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
houtopstand gelegen buiten de bebouwde kom die is aangeplant in het kader van het Convenant van 28 februari 1996 tussen de gemeente Asten en de NCB-afdelingen Asten, Heusden en Ommel (later te noemen Z.L.T.O.) inzake de stimulering van erfbeplantingen en landschappelijke beplantingen, indien het voornemen om te (doen) vellen van voornoemde houtopstand tenminste drie weken voorafgaand aan de datum van velling schriftelijk aan het college wordt gemeld;
mits het voornemen om te (doen) vellen tenminste drie weken voorafgaand aan de datum van velling wordt gemeld.
Indien geen gehoor wordt gegeven aan het gestelde onder het 1e en 2e lid van dit artikel, kan het bevoegd gezag na het verstrijken van de gestelde termijn de uit te voeren plantwerkzaamheden met daarbij horende voorschriften door een derde laten uitvoeren, waarna de gemaakte kosten in deze worden verhaald op degene die ingevolge artikel 4:11a gerechtigd is tot het doen van een “aanvraag om vergunning”.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:11, artikel 4:11c of artikel 4:11d, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.
b het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm.
c Het college kan ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
opschriften of aankondigingen kleiner dan 0.50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:
– openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
– het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
opschriften betrekking hebbend op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf , zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4:15, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, op de weg binnen de bebouwde kom. waar dit naar het oordeel van het college buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd:
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een omgevingsvergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant, de Keur oppervlaktewateren van waterschap de Dommel of van waterschap de AA, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Provinciale landschapsverordening Noord-Brabant, het Reglement watergangen Noord-Brabant 1987 (P.B. nr 213), de Keur oppervlaktewateren 1996 van waterschap De Dommel of de Keur De Aa 1998.
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Provinciale landschapsverordening Noord-Brabant, de Verordening Waterhuishouding van de provincie Noord-Brabant (P.B. nr. 213), de Keur oppervlaktewateren 1996 van waterschap De Dommel of de Keur De Aa 1998 van toepassing is.
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5:25, tweede lid en 5:26 bepaalde.
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water , havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Verordening Waterhuishouding van de provincie Noord-Brabant (P.B. nr. 213), de Keur oppervlaktewateren 1996 van waterschap De Dommel of de Keur De Aa 1998 van toepassing is.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
1 Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
2 Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerst lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
5 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Het verbod geldt niet voorzover het betreft: a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke; b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand; c. vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Het is verboden te begraven of urnen met asbus bij te zetten buiten het tijdvak van 09.00 uur tot 18.00 uur.
1 De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college , straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2 Het college geeft tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen.
1 Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in artikel 141 en 142, 1e lid onder sub c van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de buitengewoon opsporingsambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van voorschriften bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 en de Parkeerverordening centrumgebied Asten 1996.
2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten op 14-12-2010.
De raad voornoemd,
de griffier,
ir. C.W.J.B. Verborg
de voorzitter,
ir. J. Beenakker
1ste wijziging vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten op 21-05-2013.
De raad voornoemd,
de griffier,
mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans
de voorzitter,
mr. H.G. Vos
Hierna zijn de wijzigingen aangegeven van de APV 2010.
De artikelsgewijze toelichting bij de APV 2009 -waarbij zowel de wijzigingen van de APV 2008 als de wijzigingen van de APV 2009 zijn aangegeven- blijft gehandhaafd. De wijzigingen van de APV 2010 worden hieraan toegevoegd.
Voor meer achtergrondinformatie en artikelsgewijze toelichting wordt verwezen naar de model-APV van de VNG.
A. Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Het volgende lid wordt toegevoegd:
j. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Met ingang van 1 oktober 2010 treedt het wetsvoorstel Algemene Bepalingen Omgevingsvergunning (Wabo) in werking. De Wabo introduceert de omgevingsvergunning die in de plaats komt van een reeks vergunningen, ontheffingen of toestemmingen voor het realiseren van een fysiek project. Gemeentelijke verordeningen, waaronder de APV, moeten worden aangepast aangezien hierin toestemmingsstelsels (=vergunning en ontheffing) zijn opgenomen die in de omgevingsvergunning integreren.
De aanpassing van de APV gemeente Asten 2010 aan de Wabo heeft betrekking op de navolgende toestemmingstelsels, te weten:
- het aanleggen en veranderen van een weg (2:11);
- het maken en veranderen van een uitweg (2:12);
- het vellen van een houtopstand (4:11);
- het op of aan een onroerende zaak maken of voeren van handelsreclame (4:15).
De centrale gedachte bij de ontwikkeling van de Wabo is de “één loket gedachte”. Eén aanvraag, één bevoegd gezag, één procedure.
Begripsbepaling Wabo (art. 1.1) bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project zal worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening niet bij het College van burgemeester en wethouders, maar bij het College van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving.
Daarnaast komt in de APV op verschillende plaatsen de term “bevoegd bestuursorgaan” voor. Daarmee wordt dan gedoeld op ofwel het college van burgemeester en wethouders, ofwel de burgemeester. De Wabo brengt hierin geen verandering.
Het volgende lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
Het volgende lid wordt toegevoegd:
3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, 2:12, 4:11 en 4:15.
De tekst van het eerste lid is in overeenstemming gebracht met die van artikel 3.9, eerste lid van de Wabo. Inhoudelijk is er niets veranderd.
Het derde lid is toegevoegd omdat artikel 3.9, tweede lid van de Wabo bepaalt dat de beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd.
C. Artikel 1.8 Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
d. de bescherming van het milieu.
Bevoegd gezag in de zin van de Wabo of bevoegd gezag in de zin van de APV; zie ook voorgaande toelichting.
D. De volgende artikelen worden toegevoegd:
Artikel 1:9 Vergunning van rechtswege Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor artikel 5:23 Vergunning organisatie snuffelmarkt.
Artikel 1:10 Geen vergunning van rechtswegeParagraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
a. Artikel 2:25 Vergunning evenementen
b. Artikel 2:28 Exploitatievergunning horeca;
c. Artikel 2:39 Exploitatievergunning speelgelegenheid;
d. Artikel 3:4 Vergunning seksinrichting;
e. Artikel 4:18 Ontheffing verbod recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
I.v.m. Lex Silencio Positivo (LSP)
Voor vergunningen/ontheffingen die onder de Europese Dienstenrichtlijn (EDR) vallen is het verplicht de Lex Silencio in te voeren, behalve als er dwingende reden van algemeen belang zijn om het niet te doen.
Dwingende redenen van algemeen belang zijn bijvoorbeeld: openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, handhaving van de maatschappelijke orde en bescherming van het milieu.
De Dienstenrichtlijn is een richtlijn met een grote reikwijdte, de richtlijn biedt een algemeen rechtskader dat geschikt en bestemd is voor een grote verscheidenheid van diensten. Bij een dienst, zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn en het EG-Verdrag gaat het in beginsel om een activiteit die niet in loondienst plaatsvindt en waarbij de activiteit gewoonlijk tegen een vergoeding geschiedt.
Voorbeelden zijn organisatie van evenementen, diensten op het gebied van toerisme en vrije beroepen. Voor verder informatie wordt verwezen naar de ledenbrieven van de VNG van 4 september 2009 (Lbr. 09/104) en 4 november 2009 (Lbr. 09/123). De lijn van de VNG wordt door de gemeente Asten gevolgd.
Om mogelijke onduidelijkheden te voorkomen, verdient het de voorkeur om in de APV zowel aan te geven op welke bepalingen de lex silencio positivo wel van toepassing wordt verklaard, als voor welke bepalingen de lex silencio positivo om dwingende redenen van algemeen belang niet van toepassing wordt verklaard
Reden om de LSP niet in te voeren voor evenementenvergunningen, exploitatievergunningen horeca en speelgelegenheden, vergunning seksinrichting en ontheffing verbod recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen is bescherming van de openbare orde en volksgezondheid en natuur en milieu.
E. Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
De volgende artikelen worden als volgt gewijzigd:
1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen, die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
Wanordelijkheden is vervangen door ongeregeldheden in overeenstemming met de model-APV van de VNG.
De term 'bevoegd gezag' vervangen door 'bevoegd bestuursorgaan'.
De wijziging heeft te maken met het definiëren van het bevoegd gezag i.v.m. de
F. Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Het volgende artikel wordt als volgt gewijzigd:
2. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen, tijdelijke aankondigingborden en spandoeken, en overige objecten op of aan de weg.
Het volgende artikel wordt toegevoegd:
3. Het aanbrengen van tijdelijke aankondigingborden of spandoeken is verboden tenzij uiterlijk twee weken tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college en deze niet van enig bezwaar heeft doen blijken.
De volgende artikelen worden vervolgens vernummerd:
4. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor: a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24; b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17
5. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant of de Landschapsverordening Noord-Brabant.
I.v.m. bijeenkomst Driehoek DAS 6-11-2009.
Afgesproken is om de driehoeksborden/tijdelijke aankondigingen te laten vallen onder artikel 2:10 “het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg”.
De gemeenteraad van Asten heeft t.a.v. art. 2:10 APV gekozen voor een algemene regel. Hiermee is een nadrukkelijke keuze gemaakt voor het bieden van meer ruimte aan burger en bedrijfsleven. De gedachte is dat een groot aantal voorwerpen die in de openbare ruimte worden geplaatst volstrekt geen overlast veroorzaken. Deze algemene regel kan middels de (niet uitputtende) nadere (beleids)regels worden gehandhaafd. Er doen zich in de praktijk momenteel weinig/geen problemen voor. Derhalve is het bestaande beleid en de bestaande praktijk geactualiseerd opgenomen in bovengenoemde nadere regels.
Om wildgroei van tijdelijke aankondigingen te voorkomen wordt wel voorgesteld de meldingsplicht te behouden (voorheen art. 4.4.2 lid 3 APV 2009).
G. Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het volgende lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het volgende lid wordt toegevoegd:
2. De vergunning wordt verleend
a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
b. door het college in de overige gevallen.
De volgende artikelen worden vervolgens vernummerd:
3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.
4. Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Gemeente Asten.
Op het aanleggen of veranderen van een weg is artikel 2.2, eerste lid onder d. van de Wabo van toepassing als de activiteit verboden is in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. Dat betekent dat de termijnen genoemd in artikel 3.9 van de Wabo van toepassing zijn op deze vergunning. De beslistermijn is 8 weken, de verdagingstermijn zes weken. Let wel: indien er meerdere activiteiten worden aangevraagd en er één onder artikel 3.10 van de Wabo valt, dan is de uitgebreide procedure van toepassing (beslistermijn van 6 maanden met een mogelijkheid tot verdagen van zes weken).
De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Het gaat dan om de algemene indieningsvereisten uit artikel 1.3 van de Mor. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 1.2 model-APV. Voor het aanleggen of veranderen van een weg zijn in de Mor geen aanvullende indieningsvereisten opgenomen.
In artikel 2:18 van de Wabo is bepaald dat de vergunning alleen kan worden verleend of geweigerd op de gronden vermeld in deze verordening. De weigeringsgronden staan in artikel 1.8 van deze verordening.
Indien de activiteit niet is verboden in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is de Wabo niet van toepassing en is het college bevoegd.
H. Artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg
Het volgende lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:
a. een uitweg te maken naar de weg;
b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
I. Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Het volgende lid wordt als volgt gewijzigd:
3. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
Het volgende lid komt te vervallen:
4. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve dieren van toepassing is.
I.v.m. het intrekken van de Regeling agressieve dieren per 01-01-2009.
De intrekking van de RAD maakt een kleine wijziging van de APV noodzakelijk. In de model APV wordt op twee plaatsen verwezen naar de RAD (artikel 2:59 derde lid onder a, en artikel 2:59 vierde lid). Artikel 2:59, vierde lid is door het intrekken van de RAD betekenisloos geworden en kan zonder meer worden geschrapt. In artikel 2:59 derde lid onder a wordt verwezen naar de definitie van muilkorf in de RAD. Gemeenten die hun APV aanpassen kunnen de definitie uit de RAD in hun APV op te nemen. De muilkorf werd in de RAD gedefinieerd als:een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
J. Afdeling 15 komt te luiden:
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
K. Het volgende artikel wordt toegevoegd:
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:22, 2:26, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 of 5:34 groepsgewijs niet naleven.
I.v.m. bijeenkomst Driehoek 6-11-2009.
Is in 2000 opgenomen in de model APV i.v.m. de Europese kampioenschappen, waarbij Eindhoven een van de speelsteden was. De ligging aan de A67 zou het mogelijk maken dat de gemeente groepen supporters over zich heen zou krijgen die voor ernstige verstoring van de OO zouden kunnen zorgen. De bestuurlijke ophouding is gericht op vrijheidsbeperking tot maximaal 12 uur voor voorzienbare gevallen. Noodbevoegdheden (noodbevel en verordening) zijn voor onvoorzienbare gevallen. Is destijds niet opgenomen (2003) omdat Asten geen reëel risicogebied was. In Deurne en Someren is het opgenomen als achtervang.
I.v.m. uniformiteit in DAS wordt het in Asten ook opgenomen als achtervang.
L. Het volgende artikel wordt toegevoegd
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
I.v.m. bijeenkomst Driehoek 6-11-2009.
In 2002 is de wet preventief fouilleren in werking getreden. De wet beoogt terugdringing van het dragen van wapens en geweld met wapens. Op grond van deze wet kan de burgemeester een bepaald gebied voor een bepaalde tijd aanwijzen als veiligheidsrisicogebied i.v.m. (vrees) ernstige verstoring OO. Bijvoorbeeld bij sportevenementen of uitgaansgebieden. Afweging maken subsidiariteit / proportionaliteit van de maatregel. In Deurne en Someren is het opgenomen als achtervang. I.v.m. uniformiteit in DAS wordt het in Asten ook opgenomen als achtervang.
M. Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Het volgende lid wordt toegevoegd:
2. De burgemeester heeft de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen.
I.v.m. uniformiteit DAS en model-APV.
De invulling van het begrip openbare plaats uit artikel 151c Gemeentewet is ontleend aan de wetsgeschiedenis van de Wet openbare manifestaties (Wom). Op grond van die wet omvat het begrip openbare plaats, zeer in het algemeen, de plaatsen “waar men komt en gaat”. In eerste instantie gaat het hierbij om “de straat” of “de weg” in de ruime zin des woords, ofwel de wegen die voor eenieder vrij toegankelijk zijn. Maar het begrip omvat nog een aantal andere plaatsen die een met de weg vergelijkbare functie vervullen en daarom als het “verlengde” van de weg kunnen worden aangemerkt.
De gemeenteraad heeft op grond van artikel 151c lid 1 Gemeentewet de bevoegdheid om ook andere plaatsen, die zonder enige vorm van beperking publiek toegankelijk zijn, aan te wijzen als openbare plaats en zo onder de reikwijdte van de wet te brengen. Het gaat dan om plaatsen, zoals parkeerterreinen, die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie van openbare plaats uit de Wet Openbare Manifestaties (WOM) vallen. De wetgever heeft hiermee beoogd dat gemeenten snel kunnen inspelen op gebleken lokale behoeften. Het uitgangspunt blijft te allen tijde dat het cameratoezicht noodzakelijk moet zijn met het oog op de handhaving van de openbare orde.
N. Artikel 4:11 komt te luiden:
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het volgende lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.
O.Artikel 4:11c Bijzondere vergunningsvoorschriften
De volgende leden worden als volgt gewijzigd:
1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.
3. Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment dat:
a. de termijn om een bezwaarschrift in te dienen is verstreken zonder dat een bezwaarschrift is ingediend, of
b. beslist is op bezwaar of op een verzoek om voorlopige voorziening dat is ingediend tijdens de termijn om een bezwaarschrift in te dienen.
4. Indien geen gehoor wordt gegeven aan het gestelde onder het 1e en 2e lid van dit artikel, kan het bevoegd gezag na het verstrijken van de gestelde termijn de uit te voeren plantwerkzaamheden met daarbij horende voorschriften door een derde laten uitvoeren, waarna de gemaakte kosten in deze worden verhaald op degene die ingevolge artikel 4:11a gerechtigd is tot het doen van een “aanvraag om vergunning”.
Wijziging bevoegd gezag i.v.m. Wabo.
Tevens toevoeging van bezwaar aan lid 3b:feitelijk niet-gebruik van de vergunning (niet kappen) tot het moment dat beslist is op bezwaar of op het verzoek om voorlopige voorziening. Momenteel mag er na 6 weken gekapt worden (a) of in afwachting van de beslissing op de voorlopige voorziening (b). Wordt bezwaar ingediend en geen voorlopige voorziening aangevraagd, kan men overgaan tot kappen voordat beslist is op bezwaar. Aangezien de beslissing op bezwaar een heroverweging is voor het bestuursorgaan wordt het wenselijk geacht de beslissing op bezwaar eerst af te wachten alvorens over te gaan tot kappen.
De bezwaarschriftencommissie adviseert in haar jaarverslag over 2009, hst. 6, pag.45: de APV van Asten is niet duidelijk voor wat betreft het gebruik maken van de kapvergunning op het moment dat een bezwaarschrift is ingediend. Het is aan te bevelen de APV (op termijn) wat dit betreft aan te passen.
P. Artikel 4:11d Herplant-/instandhoudingsplicht
De volgende leden worden als volgt gewijzigd:
1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Q. Artikel 4:11f Bestrijding iepziekte
Het volgende lid wordt als volgt gewijzigd:
1. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;
c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
R.Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
De volgende leden worden als volgt gewijzigd:
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:
a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het bevoegd gezag;
b. het bevoegd gezag niet binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;
c. deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
S. Het volgende artikel wordt als volgt gewijzigd.
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Het college houdt de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een omgevingsvergunning voor een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.
I.v.m. Wabo, een inrichting als bedoeld in de Wet Milieubeheer is opgenomen in artikel 2.1 eerste lid onder e van de Wabo.
Deze verordening bevat medebewindbepalingen die zijn gebaseerd op artikel 4 en artikel 25d lid 1 onder a van de Drank- en Horecawet (DHW). Een nieuwe afdeling 8A wordt ingevoegd in de APV. De APV bestaat voor het overgrote deel uit autonome bepalingen. Er is voor gekozen om deze medebewindbepalingen toch in de APV op te nemen, omdat dit voor veel gemeenten het meest praktisch is. Zij hebben al bepalingen over horeca in de APV opgenomen (horeca-exploitatievergunning, sluitingstijden en dergelijke) en op deze manier staan al deze bepalingen bij elkaar in één verordening.
De regels met betrekking tot de paracommerciële horecabedrijven dienen ter voorkoming van oneerlijke mededinging. Het is niet de bedoeling dat de gemeente onnodige beperkingen oplegt, daar waar geen onverantwoorde alcoholverstrekking en/of oneerlijke mededinging plaatsvinden. Bij de invulling van de (model)verordening door de gemeenteraden is het van belang dat er alleen regels worden gesteld als er in de lokale situatie inderdaad sprake is van oneerlijke mededinging. Het is niet mogelijk om beperkingen op te leggen die iedere mededinging met de reguliere horeca tegengaan; dan zouden de raden buiten de bevoegdheidsgrondslag van de DHW treden.
De begripsbepalingen uit de DHW werken door in de op de DHW gebaseerde regelgeving. Met betrekking tot afdeling 8a van de APV zijn de volgende definities van belang.
Inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte.
Paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
Slijtersbedrijf: de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen.
Artikel 2:34a: Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
De paracommerciële rechtspersonen zijn onderverdeeld in een categorie sportverenigingen en een categorie overige paracommerciële rechtspersonen.
Deze keuze is gemaakt omdat er al schenktijden voor sportverenigingen waren opgenomen in het Beleidsplan Horeca. Voor de bepaling voor overige paracommerciële rechtspersonen is aansluiting gezocht bij de wijziging van de model-APV van de VNG en de verordening van het SRE ‘Laat je niet flessen’: het betreft een algemene regel, 1 uur voor en na de paracommerciële activiteit.
Omdat voor de paracommerciële rechtspersonen niet altijd duidelijk is welke activiteiten passen binnen de voorschriften van de drank- en horecavergunning, staat in het Beleidsplan horeca sport en recreatie inrichtingen gemeente Asten (beleidsplan Horeca paragraaf 3.3.3) naar aard van de instelling, een (niet-limitatieve) opsomming gegeven, van activiteiten die men mag organiseren en waarbij men tevens alcoholhoudende drank mag verstrekken. Het gaat om activiteiten die onder de toegestane activiteiten/hoofddoelstelling van de vereniging vallen. Paracommerciële rechtspersonen richten zich op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. In de praktijk betreft dit (sport)verenigingen, stichtingen en kerkgenootschappen. Kenmerkend voor een paracommerciële rechtspersoon is dat een dergelijke instelling in concurrentie treedt met de reguliere horeca.
De gedifferentieerde schenktijden van de sportverenigingen in het Beleidsplan Horeca zijn in 2008 besproken met alle betrokken partijen. De gemeente heeft destijds alle verenigingen bezocht, om tot de meest geschikte schenktijden te komen. In 2010 is dit beleidsplan met de belanghebbenden geëvalueerd. Er bleek tevredenheid van alle belanghebbenden. In 2012 is het team vergunningverlening, het team handhaving en de horeca (nogmaals) geraadpleegd. Er blijken geen verzoeken tot aanpassing van het Beleidsplan Horeca. Daarom zijn de schenktijden zoals die in het Beleidsplan Horeca stonden, geconverteerd naar de verordening paracommercie.
2. Overige paracommerciële rechtspersonen Omdat de verschillende paracommerciële rechtspersonen naar aard verschillen, is er voor gekozen om deze onder te verdelen in een categorie sportverenigingen en de rest in overige paracommerciële rechtspersonen. De schenktijden worden gekoppeld aan de activiteiten waar deze paracommerciële rechtspersonen voor in het leven zijn geroepen. Het is twijfelachtig of hier veel concurrentie optreedt met de reguliere horeca. Bezoekers zullen na een activiteit meestal op de plaats van de activiteit iets drinken en dan naar een café of restaurant, dus de reguliere horeca gaan, of naar huis.
De overige paracommerciële rechtspersonen mogen uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken gedurende de periode beginnende met 1 uur voor aanvang en eindigende met 1 uur na de in de instellingen gehouden activiteiten, die passen binnen de statutaire doelstelling c.q de toegestane activiteiten van de instelling.
Artikel 2:34b: bijeenkomsten van persoonlijke aard
Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op: bijeenkomsten, waarbij meestal alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Voor zover die bijeenkomsten ook een karakter hebben dat direct verband houdt met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging, vallen deze niet onder het bereik van deze bepaling.
Bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn kan worden gedacht aan: activiteiten die niet verenigingsgebonden zijn.
Deze situatie doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven (voor niet-leden van de vereniging of niet-betrokkenen bij de stichting). Als daarbij alcoholhoudende drank wordt geschonken kan er oneerlijke mededinging ontstaan met de reguliere horeca. Of dat het geval is hangt sterk af van de plaatselijke situatie; als de lokale horeca voor een te houden activiteit passende faciliteiten te bieden heeft, zal er sprake zijn van oneerlijke mededinging.
Door de formulering zijn alle bijeenkomsten die leiden tot oneerlijke mededinging verboden. Wanneer er geen sprake is of kan zijn van oneerlijke mededinging, is de bijeenkomst dus toegestaan.
Bijeenkomsten van persoonlijke aard, die geen direct verband houden met de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon of bijeenkomsten gericht op personen die niet rechtstreeks bij de activiteiten van de rechtspersoon zijn betrokken, zijn niet toegestaan, wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Indien paracommerciële horeca door het college van burgemeester en wethouders wordt aangewezen als tijdelijke trouwlocatie, betekent dit dat het trouwen op locatie op dat moment valt onder de (ondergeschikte) toegestane activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon. De regeling schenktijden overige paracommerciële rechtspersonen (1 uur voor en na) is dan van toepassing. Recepties en bruiloftsfeesten zijn niet toegestaan bij een paracommerciële rechtspersoon, omdat dit leidt tot oneerlijke mededinging met de reguliere horeca.
Bij de artikelen 2:34 a en 2:34 b: ontheffing door de burgemeester.
Op grond van artikel 4, vierde lid, van de DHW heeft de burgemeester de bevoegdheid om voor ten hoogste 12 aaneengesloten dagen ontheffing te verlenen van de hier door de raad gestelde regels voor schenktijden en voor de verschillende soorten bijeenkomsten. Het gaat om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard. Uit de bewoordingen van de wet blijkt dat hier zeer terughoudend mee moet worden omgegaan. Te denken valt aan kampioenschappen en dergelijke grotendeels onvoorziene gebeurtenissen.
Omdat de burgemeester deze bevoegdheid rechtstreeks aan de wet ontleent, kan de raad hier verder geen beperkingen aan stellen. De burgemeester kan hiervoor zelf uiteraard wel beleidsregels opstellen (art. 4:81 Awb). Het kan praktisch zijn als de burgemeester in zijn eventuele beleidsregel neerlegt dat het aantal ontheffingen dat per jaar verleend kan worden aan een maximum is gebonden. De ontheffingsmogelijkheid (max. 10 maal per jaar) in het Beleidsplan Horeca blijft derhalve gehandhaafd.
Op deze ontheffing door de burgemeester is de lex silencio positivo (LSP) (stilzwijgend verleende vergunning/ontheffing) niet van toepassing. De DHW valt onder de Dienstenwet, en ingevolge artikel 28, eerste lid van die wet is de LSP van toepassing op vergunningen (daar zijn ontheffingen ook onder begrepen) tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In artikel 4, zesde lid van de DHW zoals die geldt tot 1 januari 2013 is de LSP niet van toepassing verklaard op deze ontheffing. In de gewijzigde DHW zoals die in Stb. 2012, is 237 is opgenomen ontbreekt een overeenkomstige bepaling; vóór de inwerkingtreding op 1 januari 2013 zal die echter toegevoegd zijn.
Verplichte en niet verplichte bepalingen
De regeling op grond van artikel 4 van de DHW, uitgewerkt in de artikelen 2:34a en 2:34b van de APV, is op grond van de nieuwe DHW verplicht.
De artikelen 25a, 25b, 25c en 25d van de DHW zijn facultatief, de raad kan bij verordening deze onderwerpen regelen. Voor deze artikelen geldt dat ze alleen opgenomen dienen te worden als een regeling lokaal echt nodig is.
Deze artikelen hebben niet als doel het tegengaan van oneerlijke mededinging, maar het tegengaan van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren.
Bestuurlijke boete, strafbaarstelling, bestuursdwang
In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2008/2009, 32 022) staat op pagina 51 vermeld dat aan de bestaande arrangementen niets verandert als het gaat om de afbakening tussen bestuursrechtelijke handhaving via bestuurlijke boeten en strafrechtelijke handhaving via de Wet op de economische delicten (WED). “Uitgangspunt is en blijft dat de handhaving van de DHW zal geschieden door het opleggen van bestuurlijke boeten. Alleen indien de overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft of het door de wetsovertreder genoten economisch voordeel groter is dan de bestuurlijke boetes zal er behoefte kunnen zijn om de zaak voor te leggen aan het OM om via de WED af te doen: de WED voorziet namelijk in een breder arsenaal aan sancties, zoals hogere maxima voor boetes en de mogelijkheid tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Zolang dit duale stelsel bestaat heeft deze situatie zich nog geen enkele keer voorgedaan. We mogen constateren dat tot op heden het duale stelsel in het kader van de DHW probleemloos functioneert. “, aldus de MvT.
De grondslag voor het opleggen door de burgemeester van een bestuurlijke boete voor overtreding van onder meer op deze modelbepalingen gebaseerde bepalingen is artikel 44a van de DHW. Op grond van datzelfde artikel 44a kan de burgemeester ook voor overtreding van een aantal andere bepalingen uit de DHW een bestuurlijke boete opleggen. Informatie over de toepassing van de bestuurlijke boete vindt u op de website van het Expertisecentrum handhaving DHW van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, http://www.handhavingdhw.nl, onder FAQ.
Overtredingen van de voorschriften uit afdeling 8a van de model-APV zijn strafbaar als overtredingen op grond van artikel 2, vierde lid, juncto artikel 1, onder 4º, van de WED. De desbetreffende artikelen van afdeling 8a van de model-APV dienen dus niet in de opsomming van overtredingen in hoofdstuk 6 van de APV te worden opgenomen.
In artikel 44 van de DHW is bepaald dat de Minister en de burgemeester bestuursdwang kunnen toepassen ter handhaving van de verplichting om een toezichthouder alle medewerking te verlenen bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden (artikel 5:20, eerste lid, van de Awb).
De toezichthouders moeten worden benoemd door de burgemeester. Zij kunnen worden vermeld in artikel 6:2 van de model-APV. Op grond van artikel 42 van de DHW krijgen toezichthouders die belast zijn met toezicht op het bepaalde bij en krachtens die wet (het gaat hier om hoofdstuk 8a van de model-APV) eveneens de bevoegdheid om woningen binnen te treden zonder toestemming van de bewoners als er bedrijfsmatig alcoholhoudende drank wordt verstrekt of een redelijk vermoeden bestaat. Tot 12 maanden na inwerkingtreding van artikel 41 van de gewijzigde DHW kan de burgemeester ook ambtenaren van de NVWA inzetten, naast de eigen gemeentelijke toezichthouders, voor het toezicht op de naleving van de artikelen 20 (verbod verstrekking < 16/18j.) en 45 (strafbaarstelling <16j.) van de DHW. Zie artikel V van de wijzigingswet (Stb. 2012, 237).
Voor meer achtergrondinformatie en artikelgewijze toelichting wordt verwezen naar de toelichting van de model APV.