Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerlen

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerlen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011
CiteertitelBesluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

wet maatschappelijke ondersteuning

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2013Nieuwe regeling (tevens intrekking besluit Wmo 2010)

14-12-2010

Weekblad Parkstad

2010/65381

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011

 

 

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Besluit individuele voorzieningen

maatschappelijke ondersteuning

g e meente Heerlen 2011

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN 3

Artikel 1 Begripsbepalingen 3

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN 5

Artikel 2 Persoonsgebonden budget 5

Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen 6

Artikel 4 Omvang van de eigen bijdragen en overgangsbepaling. 6

Artikel 5 Negenendertig perioden van vier weken 7

Artikel 6 Geen eigen bijdrage of eigen aandeel. 7

PARAGRAAF 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN 8

Artikel 7 Vaststelling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden 8

Artikel 8 Globale verantwoording persoonsgebonden budget 8

Artikel 9 Intensieve verantwoording persoonsgebonden budget 9

PARAGRAAF 4 INDIVIDUELE BEGELEIDING 11

Artikel 10 Vaststelling persoonsgebonden budget individuele begeleiding 11

PARAGRAAF 5 WOONVOORZIENINGEN 12

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen 12

Artikel 12 Tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. 13

Artikel 13 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard. 13

Artikel 14 Het primaat van verhuizen. 14

Artikel 15 Onderhoud keuring en reparatie 14

Artikel 16 Bezoekbaar maken woning 14

Artikel 17 Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten in bestaande gebouwen 14

Artikel 18 Complexgewijze aanpassing van bestaande woongebouwen op collectieve basis 15

Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop 15

PARAGRAAF 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL 17

Artikel 20 Vaststelling persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming 17

Artikel 21 Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen 17

Artikel 22 Inkomensgrens 17

Artikel 23 Systeem van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) 18

Artikel 24 Financiële tegemoetkoming autoaanpassing 18

Artikel 25 Tegemoetkomingen vervoer 18

PARAGRAAF 7 ROLSTOELEN 20

Artikel 26 Vormen van rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen 20

Artikel 27 Sportrolstoelen 20

PARAGRAAF 8 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING 21

Artikel 28 Advisering 21

Artikel 29 Samenhang en afstemming 21

PARAGRAAF 9 SLOTBEPALINGEN 22

Artikel 30 Citeertitel 22

BIJLAGE I: KOSTENBEREKENING WOONVOORZIENINGEN 23

BIJLAGE II: VERGOEDING VOOR KOSTEN VAN ONDERHOUD, KEURING EN REPARATIE 24

BIJLAGE III: LIJST TARIEVEN WOONVOORZIENINGEN 25

BIJLAGE IV: COLLECTIEF VRAAGAFHANKELIJK VERVOER 37

BIJLAGE V PROTOCOL GEBRUIKELIJKE ZORG BIJ HULP BIJ HET HUISHOUDEN 43

BIJLAGE VI PROTOCOL INDICATIESTELLING HULP BIJ HET HUISHOUDEN 65

BIJLAGE VII PROTOCOL SPOEDZORG HULP BIJ HET HUISHOUDEN 84

BIJLAGE VIII TARIEVEN HULP BIJ HET HUISHOUDEN 89

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders gemeente Heerlen.

  • c.

    Aanvrager: 1. een persoon met beperkingen van 18 jaar en ouder oftewel de wettelijk vertegenwoordiger of diens gemachtigde 2. de wettelijk vertegenwoordiger oftewel een gemachtigde van een persoon met beperkingen van jonger dan 18 jaar.

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden

  • e.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor een persoon met beperkingen.

  • f.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • g.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en op waarop de regels van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011 van toepassing zijn.

  • h.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaan boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten voor een dergelijke voorziening.

  • i.

    Voorzieningen in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverleningwordt verstrekt.

  • j.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen compenserende voorzieningen kan verwerven en waarop de in de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2009 en het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011 te stellen regels van toepassing zijn.

  • k.

    Financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van een voorziening, al dan niet met inachtneming van een eigen bijdrage of een eigen aandeel.

  • l.

    Inkomen: het inkomen zoals gedefinieerd in artikel 4.1 en 4.2 van het landelijke Besluit Maatschappelijke Ondersteuning, vastgesteld door de staatssecretaris van VWS .

  • m.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon,- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.

  • n.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken.

  • o.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot

maatschappelijke participatie.

p.Collectieve vervoersvoorziening / CVV

Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van gehandicapten, al dan niet gebruik makend van een rolstoel.

  • q.

    Norminkomen: Bijstandsnorm zoal bedoeld in artikel 20 t/m 29 van de Wet Werk en Bijstand.

  • r.

    Gehuwd: Gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.

  • s.

    De Verordening:

    Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2009.

  • t.

    Het Besluit:

    Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011.

  • u.

    Zorgaanbieder: Een zorginstelling die zorg verleent.

  • v.

    Budgethouder:

    De budgethouder is de persoon die de beschikking krijgt over het budget en over de

    besteding daarvan ook verantwoording af dient te leggen.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening, in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

  • 3.

    Verstrekking van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening, vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen.

    • c.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de verstrekking van het persoonsgebonden budget niet bijdraagt aan het leveren van een adequate voorziening.

    • d.

      een persoongebonden budget wordt niet verstrekt indien de budgethouder deelneemt aan een schuldhulpverleningstraject, behalve wanneer er gegronde redenen zijn, waardoor Zorg in Natura geen adequate oplossing biedt voor de persoon met een beperking;

    • e.

      het is de budgethouder niet toegestaan het beheer van het persoongebonden budget en de bemiddeling van de zorg uit te besteden aan één organisatie.

  • 4.

    De verstrekking van een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden wordt na toekenning, op basis van bevoorschotting, maandelijks uitgekeerd.

  • 5.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen, vindt plaats na realisatie of aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 6.

    Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is,

dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing

is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

  • a.

    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

  • b.

    een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

  • c.

    een overzicht van de salarisadministratie.

  • 7.

    Een toegekende verstrekking van het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd of ingetrokken bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

  • 8.

    Bij de verstrekking van de hoogte van een persoonsgebonden budget voor individuele

voorzieningen wordt een eigen bijdrage en eigen aandeel in mindering gebracht zoals bedoeld in artikel 4 van dit Besluit, tenzij anders is bepaald.

  • 9.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming overeenkomstig de regels die opgenomen zijn in artikel 27 van dit Besluit.

  • 10.

    Het Persoonsgebonden Budget mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een indicatie of het beheer van het Persoonsgebonden Budget.

Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

Voor het persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp in de huishouding, wordt een bruto bedrag beschikbaar gesteld dat 100% is van het bedrag zoals de kosten van de te verstrekken voorziening in natura bedragen. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt, dan wel is vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate offerte.

Artikel 4 Omvang van de eigen bijdragen en overgangsbepaling.

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.636,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.636,00 .

  • 2.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.838,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.838,00 .

  • 3.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.902,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.902,00.

  • 4.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.100,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.100,00.

5 a. De persoon aan wie vóór 1 november 2010 een voorziening door of namens de gemeente in bruikleen is verstrekt, waarvoor hij op grond van het in 2010 geldende Besluit Wmo 2010 geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten verschuldigd was, is pas vanaf 1 januari 2011 de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten verschuldigd.

b.De persoon aan wie vóór 1 november 2010 een voorziening verstrekt is in de vorm van een eenmalige (forfaitaire ) financiële tegemoetkoming of als een persoongebonden budget, waarvoor hij op grond van het in 2010 geldende Besluit Wmo 2010 geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten verschuldigd was, is voor deze voorziening ook vanaf 1 januari 2011 geen eigen bijdrage of aandeel in de kosten verschuldigd.

c. Voor de persoon aan wie vóór 1 november 2010 een voorziening verstrekt is in de vorm van een eenmalige (forfaitaire ) financiële tegemoetkoming of als een persoongebonden budget, waarvoor hij op grond van het in 2010 geldende Besluit Wmo 2010 gedurende maximaal 13 perioden van 4 weken een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten verschuldigd was, blijft deze maximale periode ongewijzigd.

d.Hetgeen bepaald is in lid 5 onder a, b en c van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op voorzieningen die verstrekt worden op aanvragen die ingediend zijn vóór 1 november 2010 en waarop pas na 1 november 2010 een beslissing wordt genomen.

Artikel 5 Negenendertig perioden van vier weken

Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht.

Artikel 6 Geen eigen bijdrage of eigen aandeel.

  • 1.

    Voor personen tot 18 jaar aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel gehanteerd.

  • 2.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening in natura, respectievelijk het bedrag van de PGB, het bedrag van de financiële vergoeding, het bedrag van de financiële tegemoetkoming, de maandhuur die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.

  • 3.

    Een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit een algemene voorziening (bijvoorbeeld een maaltijdvoorziening of scootermobielpool).

  • 4.

    De aanvrager is geen eigen bijdrage op eigen aandeel verschuldigd, indien de verstrekte voorziening bestaat uit:

  • a.

    roerende woonvoorziening of woningaanpassingen waarbij de kosten € 1.500,00 of minder bedragen;

  • b.

    een woonvoorziening; indien het inkomen lager is dan 1,5 maal het norminkomen;

  • c.

    een vervoersvoorziening, met uitzondering van een scootmobiel en de reizigersbijdrage van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer;

  • d.

    een forfaitair bedrag, dit is een bedrag dat verstrekt wordt los van het inkomen van de betrokkene en los van de werkelijke kosten van de voorziening;

  • e.

    een gemaximeerde tegemoetkoming voor een sportrolstoel;

  • f.

    voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

  • g.

    individuele begeleiding.

  • 5.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit accessoires en aanpassingen van hulpmiddelen die niet meteen bij de eerste verstrekking van het betreffende hulpmiddel zijn aangebracht.

PARAGRAAF 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 7 Vaststelling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

    • 1.Voor de vaststelling van de hoogte van het Persoonsgebonden Budget ten aanzien van Hulp bij het Huishouden is rekening gehouden met het volgende: a. Maximaal bruto-uurloon conform CAO VVT (HbHbasis: FWG 10; HbHplus: FWG15)

    • b.

      Het bruto-uurloon is vermenigvuldigd met 8% vakantiegeld en 7,69% vakantiedagen.

    • c.

      Bij het PGB dat verstrekt wordt voor hulp die geleverd wordt door een zelfstandige (ingeschreven bij KvK) of een zorgaanbieder, wordt een toeslag van 20% van het bruto loon gerekend in verband met afdrachten aan de belastingdienst / werkgeverslasten.

    • d.

      Bij de berekening van het PGB is uitgegaan van 100% productiviteit. De hulp heeft geen indirecte werkzaamheden en bij ziekte kan de cliënt gebruik maken van een vergoeding via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

    • e.

      De hoogte van de overige kosten is gebaseerd op de gegevens van een zorgaanbieder.

  • 2.

    Voor het persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld ter hoogte van: a. € 13,61 indien, ongeacht de indicatie, de zorg geleverd wordt door bekenden of een

    alfahulp;

  • b.

    € 16,76 indien de persoon met een beperking een basisindicatie voor hulp bij de huishouding heeft en de zorg geleverd wordt door een zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer;

  • c.

    € 20,94 indien de persoon met een beperking een plusindicatie voor hulp bij de huishouding heeft en de zorg geleverd wordt door een zorgaanbieder / Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer.

  • 3.

    Indien aan de ondersteuningsbehoevende de voorziening ‘hulp bij het huishouden’ in natura wordt geleverd, geldt het uurtarief dat de zorgaanbieder, die bij de ondersteuningsbehoevende de voorziening ‘hulp bij het huishouden’ levert, aan het college in rekening brengt, rekening houdend met het bepaalde in artikel 4 van dit Besluit. Deze uurtarieven zijn opgenomen in bijlage VIII van dit Besluit.

Artikel 8 Globale verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een ieder die een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden toegekend heeft gekregen, legt hier verantwoording over af binnen 1 maand na afloop van de verstrekking dan wel conform het onderstaande verantwoordingsritme: a. persoonsgebonden budget tot € 205,00 per kwartaal: 1 maal per jaar, na afloop van elk kalenderjaar; b. persoonsgebonden budget tussen € 205,00 en € 415,00 per kwartaal: 2 maal per jaar, na 1 juli en 1 januari; c. persoonsgebonden budget boven € 415,00 per kwartaal: 4 maal per jaar, na afloop van elk kwartaal.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedraagt 1,5% van het totaal toegekende bedrag, met een minimum van € 62,50 en een maximum van € 312,50 per kwartaal. Dit budget kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkosten en scholing.

  • 3.

    Elke budgethouder wordt gevraagd een verklaring te overleggen waarin het volgende is opgenomen: a. het totaalbedrag van de uitgaven aan zorg voor huishoudelijke hulp met daarbij het aantal ingekochte uren over betreffende periode en het uurtarief dat wordt betaald. b een handtekening van de budgethouder; c. een handtekening van de persoon die zorg verleent; d. naam en adres van de zorgverlener of de zorgverlenende instantie;

  • e.

    indien er sprake is van een wettelijke vertegenwoordiger / bewindvoerder dienen de contactgegevens vermeld te worden.

  • 4.

    Als de budgethouder, bij de globale verantwoording het budget niet volledig kan verantwoorden, ontvangt de budgethouder een verzoek tot terugbetaling.

  • 5.

    Bij een voortijdige beëindiging of wijziging in verstrekkingsvorm, dient een budgethouder direct, binnen 1 maand, een globale verantwoording van zijn budget in te leveren.

  • 6.

    In geval van overlijden van de budgethouder en er geen partner achterblijft, hoeft er geen verantwoording gedaan te worden over het uitbetaalde persoonsgebonden budget voor Hulp bij het Huishouden.

Artikel 9 Intensieve verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Bij de intensieve controle dienen de volgende gegevens overgelegd te worden:

    • a.

      een kopie van het contract tussen hulpverlener(s) en budgethouder, voorzien van handtekeningen 1,

    • b.

      een kopie van de urenstaten / urenbriefjes van de hulpverlener(s), met daarop vermeld de naam van de hulpverlener, zijn/haar BSN (sofinummer), het nummer van de Kamer van Koophandel, het aantal gewerkte uren, het uurtarief en het totaalbedrag van de declaratie1,

    • c.

      een kopie van de verstrekte jaaropgave aan de hulpverlener(s) 1,

    • d.

      een kopie van de betaalde facturen (thuiszorg)organisatie(s) 1,

    • e.

      een kopie van de bank en/of giroafschriften waarop de betaling(en) aan de hulpverlener(s) of (thuiszorg)organisatie(s) staan.

  • 2.

    Indien uit een intensieve controle blijkt dat de budgethouder het persoonsgeboden budget niet heeft besteed aan Hulp bij het Huishouden danwel de gegevens uit de globale controle en de intensieve controle niet overeen komen, dan volgt bij de 2 opeenvolgende verantwoordingsmomenten een intensieve controle. a. Indien uit beide opeenvolgende controles blijkt dat het persoonsgebonden budget

    juist besteed is, zullen de daaropvolgende verantwoordingsmomenten conform de omschreven steekproef worden uitgevoerd. b. Indien uit één of beide intensieve controles blijkt dat het persoonsgebonden budget wederom onrechtmatig besteed is, zal de verstrekkingsvorm omgezet worden naar Zorg-In-Natura (ZiN). Aan de cliënt zal geen persoonsgebonden budget, in het kader van de Wmo, meer verstrekt worden.

  • 3.

    Bij budgethouders die een terugbetalingsregeling hebben getroffen die langer duurt dan 12 maanden, zal naast de globale verantwoording ook een intensieve controle uitgevoerd worden.

  • 4.

    Het college kan besluiten, indien de globale verantwoording daar aanleiding toe geeft, een budgethouder te selecteren voor de intensieve controle.

  • 5.

    Na elke globaal verantwoordingsmoment wordt bij 10% van de budgethouders een intensieve controle gehouden. De groep bestaat uit budgethouders die, vanwege eerder genoemde omstandigheden, intensief gecontroleerd worden aangevuld met een aselecte steekproef uit de budgethouders die een globale verantwoording hebben afgelegd en waarbij geen bijzonderheden zijn gesignaleerd. In totaal bedraagt de intensieve controle 10% van de budgethouders die verantwoord hebben in de verantwoordingsronde.

  • 6.

    De intensieve controle kan alleen plaatsvinden indien de budgethouder 2 maanden of langer een persoonsgebonden budget voor Hulp bij het Huishouden heeft ontvangen.

PARAGRAAF 4 INDIVIDUELE BEGELEIDING

Artikel 10 Vaststelling persoonsgebonden budget individuele begeleiding

Voor het persoonsgebonden budget ten aanzien van individuele begeleiding wordt € 43,48 per uur per uur beschikbaar gesteld.

PARAGRAAF 5 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in door de gemeente opgestelde kostenberekening dan wel de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor dergelijke voorziening vastgesteld maximum.

  • 2.

    Bij het opstellen van de kostenberekening en bij de beoordeling van de offerte wordt

rekening gehouden met hetgeen bepaald is in Bijlage I, II en III bij dit besluit.

3.Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het

afgeven van de beschikking waarin de financiële tegemoetkoming voor de woonvoorziening

wordt verleend, verklaart diegene aan wie de woonvoorziening is toegekend, aan het

college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

4.De gereedmelding als bedoeld in het derde lid is tevens een verzoek om vaststelling en

uitbetaling van de voorziening.

5.De gereedmelding bedoeld in het derde lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het

treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de

woonvoorziening is verleend.

6.Degene aan wie de woonvoorziening wordt verleend dient gedurende een periode van twee

jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter

controle beschikbaar te houden.

  • 7.

    Indien een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 18 onder b, c en d van de Verordening wordt verstrekt en het betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, als vermeld in bijlage I.

  • 8.

    a. Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan 5 jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedraagt de hoogte van de aanpassingskosten de werkelijke kosten met een maximum van € 2.500,00.

  • b.

    Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag meer dan 5 jaar is, dan bedragen de maximale aanpassingskosten € 6.000,00.

  • 9.

    Voor woonvoorzieningen, waarvan de kosten per aanvraag minder dan € 45,38 bedragen, wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

Artikel 12 Tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.

1.De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een

woonvoorziening als bedoeld in artikel 20 onder a van de Verordening bedraagt een forfaitair bedrag van € 2.270,00.

  • 2.

    De tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening kan worden verstrekt bij het op verzoek van burgemeester en wethouders vrijmaken van een bestaande aangepaste woning indien de gehandicapte niet meer is aangewezen op een aangepaste woning.

  • 3.

    Bij verhuizing naar een andere gemeente komen de kosten van verhuizing en inrichting voor

rekening van de gemeente van vertrek.

4.Het Besluit tot toekenning van de in het eerste lid bedoelde financiële tegemoetkoming heeft een geldigheidsduur van 2 jaar, ingaande de dag na inwerkingtreding van dat besluit. In beginsel is verlenging van de geldigheidsduur niet mogelijk.

Artikel 13 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard.

  • 1.

    Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard als bedoeld in artikel 20 onder c van de Verordening worden ingeval van een natura verstrekking, in bruikleen verstrekt.

  • 2.

    In tegenstelling tot het eerste lid wordt bij de woonvoorziening, die noodzakelijk is in verband met longproblematiek en/of allergische aandoeningen, of in verband met rolstoelgebruik, de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder a en b.

  • a.

    Voor gordijnen en vloerbedekking worden de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:

  • ·

    Jaloezieën € 16,01 per m2 raamoppervlak

  • ·

    Overgordijnen € 12,81 per m2 raamoppervlak

  • ·

    Vitrage woon- en slaapkamer € 10,44 per m2 raamoppervlak

  • ·

    Vloerbedekking vinyl € 10,67 per m2 vloeroppervlak

  • ·

    Vloerbedekking laminaat € 21,35 per m2 vloeroppervlak

  • b.

    Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:

  • ·

    Leeftijd tot 2 jaar: vergoeding van 100 % van het normbedrag;

  • ·

    Leeftijd tot 4 jaar: vergoeding van 75 % van het normbedrag;

  • ·

    Leeftijd tot 6 jaar: vergoeding van 50 % van het normbedrag;

  • ·

    Leeftijd tot 8 jaar: vergoeding van 25 % van het normbedrag;

  • ·

    Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding meer, omdat de artikelen zijn afgeschreven.

Artikel 14 Het primaat van verhuizen.

  • 1.

    Van het primaat van de verhuizing als bedoeld in artikel 22 van de Verordening wordt afgezien, indien: a. in het programma van eisen geen traplift is opgenomen en de totale aanpassingskos ten lager zijn dan € 6.500,-;

  • b.

    in het programma van eisen één traplift is opgenomen en de aanpassingskosten, met uitzondering van de traplift, lager zijn dan € 2.500,00. De kosten van één traplift worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Indien twee of meer trapliften noodzakelijk zijn, worden de kosten van goedkoopste traplift volledig meegerekend bij de aanpassingskosten.

  • 2.

    Als de kosten van de woningaanpassing hoger zijn dan de primaatgrens, kan de aanvrager er voor kiezen niet te verhuizen, maar de woning met inzet van eigen middelen volledig adequaat aan te passen. Hij ontvangt dan een financiële tegemoetkoming die nooit hoger is dan het bedrag genoemd in artikel 12 lid 1 van dit Besluit.

  • 3.

    De tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 12 lid 1 kan ook worden verstrekt indien de kosten van de woningaanpassing hoger zijn dan € 6.500,00 en dus het primaat van de verhuizing als bedoeld in artikel 22 van de Verordening van toepassing is.

Artikel 15 Onderhoud keuring en reparatie

Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ten behoeve van een verstrekte voorziening zoals bedoeld in artikel 20 onder b, c en d van de Verordening wordt verstrekt indien;

  • a.

    de woonvoorziening nog in het kader van de verordening Wet Voorzieningen Gehandicapten is verleend of;

  • b.

    de woonvoorziening in het kader van de Verordening is verleend;

  • c.

    de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage II genoemde voorzieningen;

  • d.

    de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont.

Artikel 16 Bezoekbaar maken woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woonruimte, zoals bedoeld in artikel 27 lid 4 van de Verordening, bedraagt € 3.000,00. De financiële tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

Artikel 17 Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten in bestaande gebouwen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op individuele basis een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • b.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

  • c.

    het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

  • d.

    het aanbrengen van een extra trapleuning;

  • e.

    het aanleggen van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

  • 2.

    Indien 70% of meer van de, middels de aanpassingen bereikbare woningen, die op het moment van de aanvraag, bewoond wordt door mensen van 55 jaar of ouder, is artikel 18 van toepassing.

Artikel 18 Complexgewijze aanpassing van bestaande woongebouwen op collectieve basis

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, indien artikel 17 niet van toepassing is, op collectieve basis een financiële tegemoetkoming verlenen aan de woningeigenaar voor het treffen van de volgende voorzieningen in bestaande wooncomplexen indien deze de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het wooncomplex, de galerijen en de woningen ten behoeve van aldaar wonende gehandicapten ten goede komen:

  • a.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • b.

    aanleg hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

  • c.

    het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

  • d.

    het aanbrengen van een extra trapleuning;

  • e.

    het aanleggen van een opstelplaats voor meerdere scootmobielen met een adequate stroomvoorziening.

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal 25% van de werkelijke kosten.

  • 3.

    De aanvraag voor collectieve voorzieningen dient te worden ingediend door de woningeigenaar.

Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget heeft ontvangen voor het treffen van een woonvoorziening ten bedrage van € 25.000,00 of hoger en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte van verkoop burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient geheel dan wel gedeeltelijk aan de gemeente te worden gerestitueerd.

  • 2.

    De restitutie als bedoeld in artikel 19, lid 1 bedraagt: in het eerste jaar 100% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het tweede jaar 90% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het derde jaar 80% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het vierde jaar 70% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het vijfde jaar 60% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het zesde jaar 50% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het zevende jaar 40% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het achtste jaar 30% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het negende jaar 20% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het tiende jaar 10% van de meerwaarde van de woning na subsidie

  • 3.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

  • 4.

    Het te restitueren bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

  • 5.

    Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.

PARAGRAAF 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 20 Vaststelling persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Bij de verstrekking of toekenning van een algemene of individuele vervoersvoorziening geniet de voorziening, zoals bedoeld in artikel 30, onder a (collectief vervoer) van de Verordening, altijd het primaat boven de verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uitzondering hierop zijn de vervoersvoorzieningen die om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet ingevuld kunnen worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor een scootermobiel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs dan wel de koopprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 21 Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van een eigen auto wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor dergelijke voorziening vastgesteld maximum. De vergoeding wordt éénmaal per 5 jaar verstrekt.

  • 2.

    Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten i.v.m. de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 3.

    Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag (aanschaf andere auto) wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt dan een mindering toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding voor hetzelfde type uitvoering van de auto. De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit.

Artikel 22 Inkomensgrens

  • 1.

    Indien het norminkomen, zoals bedoeld onder artikel 1 lid t van de Verordening van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen, meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen, wordt de aanvrager geacht het bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen en derhalve algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

  • 2.

    Indien het norminkomen, zoals bedoeld onder artikel 1 lid t van de Verordening van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen, meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen kan belanghebbende gebruik maken van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer tegen het ‘Wmo hoog-tarief’.

Artikel 23 Systeem van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)

  • 1.

    Artikel 30 van de Verordening maakt een onderscheid tussen drie soorten vervoersvoorzieningen, te weten: a. een algemene voorziening waaronder het gebruik van een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer, tegen gereduceerd tarief, b. voorzieningen in natura, c. een persoonsgebonden budget voor vervoer.

  • 2.

    Het onderscheid is gemaakt gezien het verschillende karakter van deze vormen van voorzieningverstrekking. Op basis van artikel 32 van de Verordening prevaleert CVV boven individuele vormen van vervoer.

  • 3.

    Met het in artikel 30 onder a van de Verordening genoemde collectief systeem van aanvullend vervoer wordt bedoeld het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), Regiotaxi, dat wordt uitgevoerd volgens de opzet zoals beschreven in bijlage IV bij dit Besluit.

Artikel 24 Financiële tegemoetkoming autoaanpassing

  • 1.

    a. Indien het CVV, zoals bedoeld in artikel 23, lid 1 onder a van dit Besluit, geen adequate voorziening is, kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing van de eigen auto verstrekt worden.

  • b.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing van de eigen auto verstrekt worden bepaald zoals omschreven in artikel 21, lid 1 van het Besluit.

  • 2.

    a. Indien het CVV, zoals bedoeld in artikel 23, lid 1 onder a van dit Besluit, een adequate voorziening is, kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing van de eigen auto, in plaats van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, verstrekt worden.

  • b.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal € 2.760,40.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2, wordt ten hoogste éénmaal per 5 jaar verstrekt.

  • 4.

    Toekenning kan enkel plaatsvinden indien de auto niet ouder is dan 5 jaar.

  • 5.

    Met de toepassing van dit artikel komen verdere aanspraken op basis van artikel 30 onder a. van de Verordening gedurende een periode van 5 jaren te vervallen.

Artikel 25 Tegemoetkomingen vervoer

1.Het forfaitair bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het vervoer van een

persoon die als gevolg van ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van het collectieve

vervoerssysteem bedraagt:

  • a.

    voor gebruikskosten (bruikleen)auto: € 1.104,16;

  • b.

    voor gebruikskosten rolstoeltaxi: € 1.656,49.

  • 2.

    Als het inkomen hoger is dan 1,5 maal het norminkomen wordt er geen forfaitair bedrag verstrekt.

  • 3.

    De cliënt aan wie een vergoeding zoals bedoeld in artikel 30 onder c van de Verordening verstrekt wordt, is geen verantwoording van dit bedrag aan de gemeente verschuldigd.

  • 4.

    Indien aan een persoon een combinatie van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30 onder b en c van de Verordening toegekend is (bv. scootermobiel en een Pgb), bedraagt de hoogte van het forfaitair bedrag of het Pgb maximaal 75% van de hoogte zoals genoemd in dit Besluit onder artikel 25 lid 1.

  • 5.

    Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt bij een voorziening zoals bedoeld onder artikel 30 onder c van de Verordening, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding zoals genoemd in dit Besluit onder artikel 25 lid 1 toegekend.

  • 6.

    Aan de gehandicapte aan wie een voorziening is verstrekt conform artikel 3 lid 3 Overgangsregeling Verordening Wet Voorzieningen Gehandicapten gemeente Heerlen 2000, zal door burgemeester en wethouders een vergoeding worden verstrekt die gelijk is aan het bedrag genoemd in artikel 25 lid 1 sub a en b van dit Besluit. De vergoeding wordt verstrekt zolang de gehandicapte beschikt over de auto waarvan het kenteken op de peildatum 01-04-1996 op zijn of haar naam of diens wettelijke partner stond.

PARAGRAAF 7 ROLSTOELEN

Artikel 26 Vormen van rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen

  • 1.

    Rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen worden in natura en in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. Indien de rolstoelvoorziening of een hulpmiddel in de vorm van een persoongebonden budget verstrekt wordt, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald door het gestelde zoals opgenomen in artikel 3 van dit Besluit.

  • 2.

    Het wederom verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke rolstoelvoorziening of hulpmiddel, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze gelden bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende rolstoelvoorziening of hulpmiddel verstreken is.

Artikel 27 Sportrolstoelen

1.In uitzondering op het gestelde in artikel 26 lid 1 van dit Besluit wordt een sportrolstoel altijd als financiële tegemoetkoming verstrekt.

2. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 36 onder c, van de Verordening, is een vast forfaitair bedrag en bedraagt € 2.717,90 per 4 jaar. Deze tegemoetkoming is bedoeld voor de aanschaf, de verzekering, onderhoud en reparatie van de sportrolstoel.

PARAGRAAF 8 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 28 Advisering

1.Het bedrag waarboven ingevolge artikel 42, lid 2 onder b van de Verordening, advisering moet worden gevraagd bedraagt: € 25.000,00. De advisering dient te geschieden door een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan.

Artikel 29 Samenhang en afstemming

1.Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het verzoek inzake het advies ex artikel 43 van de Verordening, indien van toepassing aandacht besteed aan: a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn of haar functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; c. de woning en woonomgeving van de aanvrager; d. de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

PARAGRAAF 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: 'Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2011’

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 15 december 2010 .

gemeentesecretaris, burgemeester,

 

Voor de volledige tekst van het besluit klik hier