Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwijndrecht

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de caroussel van de gemeente Zwijndrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwijndrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de caroussel van de gemeente Zwijndrecht
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de caroussel van de gemeente Zwijndrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. onbekend
  2. 1.0:c:BWBR0005416&artikel=82&g=29-06-2006
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-200602-06-2018Onbekend

29-06-2006

Stadsnieuws, 2006-07-05

06C24

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de caroussel van de gemeente Zwijndrecht

 

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    amendement: een voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een ontwerp-verordening of een ontwerp-besluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    assistent-griffier: de door de raadsgriffier aangewezen medewerker van de raadsgriffie die een voorzitter ondersteunt, of zijn vervanger;

  • d.

    voorzitter: een raadslid, door de raad benoemd tot voorzitter van de carrousel, of zijn vervanger;

  • e.

    fractiewoordvoerder: het raadslid of het burgerraadslid dat in de carrousel namens zijn fractie het woord voert over een agendapunt;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van één of meer raadsleden tot vaststelling van een verordening of een ander besluit;

  • g.

    motie: een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, een wens of een verzoek wordt uitgesproken door de raad;

  • h.

    politieke markt: de dinsdagavond die om de twee weken wordt aangewend voor de vergaderingen van de raad; bestaande uit de carrousel, gevolgd door de raadsvergadering;

  • i.

    carrousel: een serie van gelijktijdig verlopende vergaderingen voorafgaand aan de raadsvergadering;

  • j.

    raadsvoorzitter: de voorzitter van de raad, of zijn vervanger;

  • k.

    burgerraadslid: een vertegenwoordiger van een fractie in de raadscommissies, niet zijnde een raadslid, die als zodanig door de raad is benoemd;

  • l.

    sub-amendement: een voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • m.

    voorstel van orde: een voorstel van één of meer leden, of de raadsvoorzitter, gedaan tijdens een vergadering, betreffende de orde van diezelfde vergadering;

  • n.

    voorzitter van de vergadering: de raadsvoorzitter of een voorzitter van de carrousel;

  • o.

    website: de website van de Gemeente Zwijndrecht, geregistreerd onder de domeinnaam www.zwijndrecht.nl .

Artikel 2 De voorzitters

 

De raadsvoorzitter en de voorzitters van de carrousel zijn belast met:

  • a.

    de leiding van de raadsvergaderingen c.q. de vergaderingen van de carrousel;

  • b.

    de handhaving van de orde;

  • c.

    de naleving van dit reglement;

  • d.

    al hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hen verder opdraagt.

Artikel 3 De caroussel

 

  • 1.

    Voorafgaand aan de raadsvergadering wordt de carrousel gehouden. Deze bestaat uit een serie van maximaal twee parallelle vergaderingen; elke vergadering vindt in een aparte vergaderruimte plaats.

  • 2.

    De carrousel heeft de volgende taken:

    a. het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat in de raad wordt behandeld;

    b. het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

    c. het voeren van overleg met het college of de burgemeester.

Artikel 3a De voorzitter van de caroussel

 

  • 1.

    Elke vergadering wordt geleid door een door de raad aangewezen voorzitter;

  • 2.

    De raad benoemt uit zijn midden vier tot zes voorzitters, die elkaar onderling vervangen.

  • 3.

    De zittingsperiode van een voorzitter eindigt aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 4.

    De raad kan een voorzitter ontslaan.

  • 5.

    Een voorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als zijn opvolger is benoemd.

  • 6.

    De voorzitter sluit elke activiteit af met een conclusie over het vervolg;

Artikel 4 Woordvoerders

 

  • 1.

    De carrousel kent geen vaste, benoemde leden. Alle raadsleden en burgerraadsleden kunnen in de vergaderingen van de carrousel het woord voeren, met inachtneming van het gestelde in het tweede lid. De aanwijzing van fractiewoordvoerders is een verantwoordelijkheid van de fracties.

  • 2.

    In de vergadering heeft een fractie één woordvoerder per onderwerp.

  • 3.

    De fungerende voorzitter is geen woordvoerder over een onderwerp dat tijdens zijn voorzitterschap aan de orde is.

Artikel 5 De raadsgriffier en de assistent-griffiers

 

  • 1.

    De raadsgriffier is in de vergaderingen van de raad aanwezig. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de daartoe aangewezen assistent-griffier.

  • 2.

    Indien hij daartoe door de raadsvoorzitter of de voorzitter van de carrousel wordt uitgenodigd, neemt de raadsgriffier in een raadsvergadering respectievelijk in een vergadering van de carrousel deel aan de beraadslagingen, zoals bedoeld in dit reglement.

  • 3.

    De  assistent-griffiers of de raadsgriffier zijn in de vergaderingen van de carrousel aanwezig. Bij verhindering of afwezigheid van een assistent-griffier wordt deze vervangen door een daartoe door de raadsgriffier aangewezen medewerker van de raadsgriffie.

Artikel 6 De gemeentesecretaris

De voorzitter kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in een vergadering van de carrousel aanwezig te laten zijn om deel te nemen aan de beraadslagingen, als bedoeld in dit reglement.

Artikel 7 Het presidium
  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De raadsgriffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3.

    De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het presidium.

  • 4.

    Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 5.

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 6.

    Het presidium heeft, naast de taken opgenomen in dit reglement, als taak aanbevelingen te doen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en van zijn commissies.

Artikel 8 De agendacommissie

 

  • 1.

    De raad heeft een agendacommissie. De agendacommissie bestaat uit de raadsgriffier en de minimaal vier en maximaal zes door de raad  benoemde voorzitters. De raadsgriffier is voorzitter van de agendacommissie. Uit de voorzitters benoemt de raad een waarnemend voorzitter van de agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie bepaalt op basis van de aanmelding van de onderwerpen wat het traject van de behandeling van een onderwerp zal zijn, welke status het onderliggende stuk in een behandelingstraject heeft, in welke carrousel- en/of raadsvergadering het op de agenda komt en wat de in te plannen behandelingsduur zal zijn.

  • 3.

    De agendacommissie stelt de agenda’s vast voor de carrousel en stelt de voorlopige agenda vast voor de raadsvergadering.

  • 4.

    De agendacommissie bepaalt per onderwerp wie als voorzitter fungeert en welke portefeuillehouder in de vergadering uitgenodigd wordt.

  • 5.

    De agendacommissie bepaalt de inhoud en invulling van de bijeenkomst(en) op de oriëntatieavond.

  • 6.

    De agendacommissie komt een keer per twee weken op de donderdag na de politieke markt om 17.00 uur bijeen.

Hoofdstuk 2 TOELATING NIEUWE LEDEN - BENOEMING WETHOUDERS - FRACTIES EN BURGERRAADSLEDEN
Artikel 9 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

 

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw te benoemen leden.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een te nemen besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na de raadsverkiezingen roept de raadsvoorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in de nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de raadsvoorzitter een te benoemen lid van de raad op voor de raadsvergadering, waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 10 De fractie

 

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid gekozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de raadsvoorzitter.

  • 4.

    Aan de raadsvoorzitter wordt zo spoedig mogelijk mededeling gedaan als:

    a.      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    b.      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    c.      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

  • 5.

    Met de in het vierde lid beschreven veranderde situatie(s) wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende politieke markt, na de mededeling daarvan.

Artikel 11 Burgerraadsleden

 

  • 1.

    Elke fractie als bedoeld in artikel 10, heeft recht op de inzet van één burgerraadslid.

  • 2.

    Een burgerraadslid wordt, op voordracht van zijn fractie, door de raad benoemd. De voorgedragen persoon dient voor te komen op de kandidatenlijst van die fractie voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezing en dient te voldoen aan de in artikel 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet gestelde eisen voor het bekleden van het raadslidmaatschap.

  • 3.

    Daarnaast dienen burgerraadsleden schriftelijk een verklaring en belofte als bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet aan de burgemeester te overleggen.

  • 4.

    Een krachtens dit artikel benoemd burgerraadslid heeft in de carrousel dezelfde rechten als een raadslid.

Hoofdstuk 3 VERGADERINGEN VAN DE RAAD EN DE CAROUSSEL
PARAGRAAF 1 VOORBEREIDING VAN DE VERGADERINGEN

Artikel 12 Vergaderingen

 

  • 1.

    De politieke markt  wordt in de regel eens in de twee weken gehouden op dinsdag. De vergaderingen vinden plaats in het gemeentehuis, op de door de raad, in een vergaderoverzicht, vastgestelde data.

  • 2.

    De raadsvoorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag, en/of een ander aanvangsuur bepalen, of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 13 Schriftelijke oproep en agenda's

 

  • 1.

    De raadsvoorzitter zendt ten minste tien werkdagen vóór een politieke markt aan de raadsleden, respectievelijk de burgerraadsleden, een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, aanvangsuur en plaats van de te houden vergaderingen.

  • 2.

    De (voorlopige) agenda’s voor de carrousel- en raadsvergaderingen en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid en artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijk met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad, respectievelijk de burgerraadsleden, verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende (voorlopige) agenda wordt opgesteld, wordt deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

  • 4.

    De politieke markt begint met de carrousel...

  • 5.

    Bij aanvang van de raadsvergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid of de raadsvoorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen, van de agenda afvoeren of de volgorde wijzigen van de te behandelen onderwerpen.

  • 6.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor een debat of voor besluitvorming, kan hij het onderwerp verwijzen naar de carrousel, of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken

 

  • 1.

    Een stuk, dat ter toelichting dient van een onderwerp op de agenda, wordt gelijktijdig met de verzending van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd.  Indien na de verzending van de schriftelijke oproep een stuk ter inzage wordt gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk ook in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.Indien omtrent een stuk, op grond van artikel 25 of artikel 86 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft dit stuk in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de raadsgriffier en verleent de raadsgriffier de leden van de raad inzage.

Artikel 15 Openbare kennisgeving

 

  • 1.

    De politieke markt wordt door aankondiging in het huis-aan-huisblad, waarin de rubriek Stadsnieuws wordt geplaatst en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    a.      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergaderingen;

    b.      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda’s voor de carrousel en raadsvergadering, inclusief de daarbij behorende stukken kan inzien;

    c.      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 27.

Paragraaf 2 ORDE DER VERGADERINGEN

Artikel 16 Presentielijst

 

  • 1.

    Bij binnenkomst in de raadsvergadering tekenen de leden van de raad de presentielijst.

  • 2.

    Aan het eind van de raadsvergadering wordt die lijst door de raadsvoorzitter en de raadsgriffier door ondertekening vastgesteld.

  • 3.

    Een lid van de raad dat vóór de vaststelling van de presentielijst de raadsvergadering verlaat, geeft daarvan kennis aan de raadsvoorzitter.

Artikel 17 Zitplaatsen in de raad

 

  • 1.

    De raadsvoorzitter, de leden van de raad en de raadsgriffier hebben een vaste zitplaats, aangewezen door de raadsvoorzitter, in overleg met het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de raadsvoorzitter de indeling herzien in overleg met het presidium.De raadsgriffier draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, de gemeentesecretaris en andere personen, die zijn uitgenodigd aan de vergadering deel te nemen.

Artikel 18 Opening vergadering; quorum

 

  • 1.

    De raadsvoorzitter opent de raadsvergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een half uur na het vastgestelde tijdstip het vereiste aantal leden niet aanwezig is, bepaalt de raadsvoorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende raadsvergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Op de carrousel is het quorum niet van toepassing.

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming in de raad

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de raadsvoorzitter mee bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming en vervolgens naar de volgorde van de presentielijst.

Artikel 20 Besluitenlijst van de caroussel

 

  • 1.

    Van een vergadering van de carrousel wordt onder de zorg van de assistent-griffier een concept-besluitenlijst  gemaakt.

  • 2.

    De concept-besluitenlijst wordt verspreid onder de raadsleden, de burgerraadsleden en de collegeleden. Deze kunnen binnen twee werkdagen na verspreiding van de concept-besluitenlijst - een voorstel doen voor een aanpassing van de tekst. Daarna wordt de besluitenlijst  met inachtneming van de voorgestelde wijziging(en), geacht te zijn vastgesteld.

Artikel 21 Besluitenlijst van de raadsvergadering

 

  • 1.

    Van een raadsvergadering wordt onder de zorg van de raadsgriffier een concept-besluitenlijst gemaakt.

  • 2.

    De concept-besluitenlijst wordt aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. 

  • 3.

    Als de concept-besluitenlijst naar de mening van de raadsvoorzitter, de leden van de raad, de wethouders en de gemeentesecretaris een onjuistheid bevat of een onduidelijke weergave bevat van hetgeen besloten is, kunnen zij een wijzigingsvoorstel aan de raad doen.

  • 4.

    Bij het begin van de raadsvergadering wordt de besluitenlijst van de laatstgehouden vergadering vastgesteld. De vastgestelde besluitenlijst wordt ondertekend door de raadsvoorzitter en de raadsgriffier.

  • 5.

    De besluitenlijst  wordt zo spoedig mogelijk na de laatstgehouden vergadering openbaar gemaakt, voorzover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet.

Artikel 22 Ingekomen stukken

 

Bij de raad ingekomen stukken – waaronder de brieven aan de raad -  worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden.

Artikel 23 Spreekregels

 

  • 1.

    De leden van de raad, de fractiewoordvoerders, de leden van het college en de overige aanwezigen, spreken vanaf hun zitplaats of de centrale spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Burgers die gebruik maken van het spreekrecht, spreken vanaf de centrale spreekplaats of vanaf een door de voorzitter van de vergadering aan te wijzen plaats.

  • 3.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter van de vergadering bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 24 Verlof om te spreken en volgorde van sprekers

 

  • 1.

    De leden van de raad, de fractiewoordvoerders, de leden van het college en de andere aanwezigen voeren het woord na het aan de voorzitter van de vergadering gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad of een commissiewoordvoerder het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 25 Aantal spreektermijnen

 

  • 1.

    De beraadslaging in een carrousel of een raadsvergadering over een onderwerp of een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij door de raad of de fractiewoordvoerders anders wordt beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter van de vergadering afgesloten.In het besluitvormende gedeelte van de raadsvergadering komen slechts aan de orde: de stemverklaringen en de toelichtingen op ingediende moties en amendementen.

Artikel 26 Spreektijd

 

Een lid van de raad kan in een raadsvergadering een voorstel doen over de spreektijd van de raadsleden en de overige aanwezigen. Een fractiewoordvoerder kan zo’n voorstel doen in een carrouselvergadering.

Artikel 27 Spreekrecht burgers

 

  • 1.

    Burgers kunnen gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over een onderwerp dat op de agenda staat voor die vergadering van de carrousel voor zover de maximale tijd voor de vergadering dit toestaat. Staat de duur van de vergadering dit niet toe dan dient de spreektijd dienovereenkomstig bekort te worden zodat voldoende tijd resteert om een ordevoorstel over het vervolg te kunnen behandelen. Een en ander ter beoordeling van de voorzitter.

  • 2.

    Burgers kunnen niet het woord voeren over:

    a.      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep bij de rechter openstaat, of heeft opengestaan;

    b.      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    c.      een klacht die ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste 4 uur vóór aanvang van de vergadering aan de raadsgriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter van de vergadering geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Een spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. Als er meer dan zes sprekers zijn, verdeelt de voorzitter het spreekhalfuur evenredig over de sprekers. Het eerste lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing. De voorzitter van de vergadering kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximumduur van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter van de vergadering hem dit heeft verleend. De voorzitter van de vergadering of een lid van de raad, respectievelijk een fractiewoordvoerder, doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 28 handhaving van de orde; schorsing

 

  • 1.

    Een spreker mag in een vergadering van de carrousel en in een raadsvergadering in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    a.      de voorzitter van de vergadering het nodig oordeelt hem te wijzen op de naleving van dit reglement;

    b.      een lid hem interrumpeert. De voorzitter van de vergadering kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter van de vergadering tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter van de vergadering hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter van de vergadering kan, ter handhaving van de orde, de vergadering gedurende een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 29 Beraadslaging

 

  • 1.

    De raad kan, op voorstel van de raadsvoorzitter of een lid van de raad, beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel, afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    De raad kan, op voorstel van de raadsvoorzitter of een lid van de raad, besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college en/of de raadsleden de gelegenheid te geven voor onderling nader beraad. De beraadslaging wordt hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de fractiewoordvoerders in een vergadering van de carrousel.

Artikel 30 Deelname aan de beraadslaging door andere personen

 

  • 1.

    De raad of de fractiewoordvoerders kunnen bepalen dat andere personen, niet zijnde de in de vergadering aanwezige raadsleden, leden van het college, de gemeentesecretaris, de raadsgriffier en de voorzitter van de vergadering, kunnen deelnemen aan de beraadslaging over een onderwerp.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden van de raad of een fractiewoordvoerder genomen, alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde  agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 31 Beslissing

 

  • 1.

    Wanneer de raad een onderwerp of een voorstel onvoldoende voorbereid vindt voor debat of besluitvorming kan de raad het voorstel terugverwijzen naar de carrousel.

  • 2.

    Wanneer de voorzitter, na het debat in de raad, vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij het debat, tenzij de raad anders beslist.

  • 3.

    Nadat het debat is gesloten, bepaalt de raad of het voorstel door kan naar het besluitvormend gedeelte van de raadsvergadering. Besluitvorming vindt plaats in dezelfde vergadering, tenzij de raad anders beslist.

  • 4.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 32 Stemverklaring

In het besluitvormende gedeelte van de raadsvergadering, voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Paragraaf 3 PROCEDURE BIJ STEMMINGEN IN DE RAAD

Artikel 33 Algemene bepalingen over stemmingen in de raad

 

  • 1.

    De raadsvoorzitter vraagt of stemming over een voorstel wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de raadsvoorzitter dit niet verlangt, stelt de raadsvoorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden van de raad kunnen om een aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door één of meer raadsleden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de raadsvoorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    De raadsvoorzitter, of de raadsgriffier, roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig raadslid, dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De raadsleden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Indien een raadslid zich vergist bij het uitbrengen van zijn stem, dan kan hij deze vergissing nog herstellen, voordat het volgende lid gestemd heeft. Als hij zijn vergissing pas later bemerkt, kan hij, nadat de raadsvoorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, om de aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Deze aantekening heeft geen invloed op de uitslag van de stemming.

  • 8.

    De raadsvoorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal stemmen ‘voor’ en het aantal stemmen ‘tegen’. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 34 Stemming over amendementen en moties

 

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een sub-amendement is ingediend, wordt eerst over het sub-amendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of sub-amendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de raadsvoorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of sub-amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 35 Stemming over personen in de raad

 

  • 1.

    Wanneer een stemming moet plaatshebben over personen, voor een benoeming of een voordracht tot benoeming of het opstellen van een voordracht of een aanbeveling, benoemt de raadsvoorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig raadslid, dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de raadsvoorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal raadsleden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht de raadsleden, die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    a. een blanco ingeleverd stembriefje;

    b. een ondertekend stembriefje;

    c. een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming meerdere vacatures betreft;

    d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon is gestemd die niet is voorgedragen;

    e. een stembriefje waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de raadsvoorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de raadsgriffier worden de stembriefjes onmiddellijk vernietigd na de vaststelling van de uitslag van de stemming.

Artikel 36 Herstemming over personen

 

  • 1.

    Wanneer bij een stemming over personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij de tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 37 Beslissing door het lot

 

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de raadsgriffier op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de raadsvoorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 RECHTEN VAN RAADSLEDEN EN BURGERRAADSLEDEN

Artikel 38 Amendementen

 

  • 1.

    Een lid van de raad kan tot aan de sluiting van de beraadslaging over een onderwerp of voorstel één of meer amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en die in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3.

    Een raadslid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een ander raadslid is ingediend, een wijziging voor te stellen; dit voorstel is een sub-amendement.

  • 4.

    Een amendement of een sub-amendement moeten, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend, tenzij de raadsvoorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 5.

    Intrekking van een (sub-)amendement door de indiener(s) is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Besluitvorming over een amendement vindt plaats tijdens het besluitvormende gedeelte van de raadsvergadering.

Artikel 39 Moties

 

  • 1.

    Een lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking van een motie door de indiener(s) is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden. Besluitvorming over een motie vindt plaats tijdens het besluitvormende gedeelte van de raadsvergadering.

Artikel 40 Voorstellen van orde

 

  • 1.

    In een vergadering van de raad of de carrousel kan de voorzitter van de vergadering, een lid van de raad respectievelijk een fractiewoordvoerder mondeling een voorstel van orde doen, dat kort wordt toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad, respectievelijk beslist de vergadering terstond.

Artikel 41 Initiatiefvoorstel

 

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De agendacommissie plaatst het initiatiefvoorstel op de agenda voor de eerstvolgende carrousel, tenzij de schriftelijke oproep reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het initiatiefvoorstel op de agenda voor de daaropvolgende carrousel geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel in stemming gebracht.

  • 3.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en de behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel betreffende een verordening.

  • 4.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 42 Collegevoorstel

 

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel, als bedoeld in het eerste lid, voor advies aan het college moet worden teruggezonden, bepaalt de raad  in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd zal worden.

Artikel 43 Interpellatie in de raad

 

  • 1.

    Het verzoek van een raadslid tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in - naar het oordeel van de voorzitter - spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de raadsvergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp, waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellatie vindt plaats tijdens het debatgedeelte van de raadsvergadering, tenzij de raad anders beslist.De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad en de leden van het college niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 44 Schriftelijke vragen aan het college

 

  • 1.

    Schriftelijke vragen van raadsleden aan het college worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of een schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. 

  • 2.

    De vragen worden bij de griffie ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk naar de gemeentesecretaris worden doorgezonden ter beantwoording.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de raadsgriffier aan de leden van de raad toegezonden.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

 

Artikel 45 Vragenhalfuur in de raad

 

  • 1.

    Aan het begin van de vergadering van de raad is er een vragenhalfuur.

  • 2.

    Per fractie mogen maximaal twee vragen worden gesteld aan het college of de burgemeester. Hiervoor staat elke fractie maximaal twee minuten ter beschikking. 

  • 3.

    Het college of de burgemeester krijgen maximaal twee minuten ter beantwoording per vraag.

  • 4.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst  het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 5.

    Vervolgens kan de raadsvoorzitter aan de andere leden van de raad het woord verlenen om, hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college, vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.Tijdens het vragenhalfuur worden geen moties ingediend en zijn interrupties niet toegestaan.

Artikel 46 Inlichtingen

 

  • 1.

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een schriftelijk verzoek daartoe ingediend bij de griffie.  Deze draagt er zorg voor dat het verzoek zo spoedig mogelijk naar de gemeentesecretaris worden doorgezonden ter verdere afhandeling.

  • 2.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 3.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 BEGROTING EN REKENING

Artikel 47 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 48 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 49 Verslag; verantwoording

 

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft de plicht om verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de raadsvoorzitter verwijzen naar de carrousel.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgelegd in artikel 36 van dit reglement, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen,over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgelegd in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 BESLOTEN VERGADERINGEN

Artikel 50 Algemeen

Op een besloten vergadering van de raad of de carrousel zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 51 Besluitenlijst

 

  • 1.

    De concept-besluitenlijst van een besloten raadsvergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de raadsleden ter inzage. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering van de carroussel.

  • 2.

    De concept-besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een volgende besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze raadsvergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst, of gedeelten daarvan. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de raadsvoorzitter en de raadsgriffier ondertekend.

Artikel 52 Geheimhouding

Vóór de afloop van een besloten vergadering beslist de raad, overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet (bij een commissie: artikel 86, eerste lid van de Gemeentewet) of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 53 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 54 Toehoorders en pers

 

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen de openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 55 Geluid- en beeldregistraties

 

Degenen die tijdens een openbare  raads- of carrouselvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter van de vergadering en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 56 Verbod gebruik van mobiele telefoons

 

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering telefoneren met mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter van de vergadering, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 Uitleg van dit reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement, beslist de raad op voorstel van de raadsvoorzitter, of beslissen de woordvoerders op voorstel van de voorzitter.

Artikel 58 Inwerkingtreding van dit reglement

 

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 augustus 2006

  • 2.

    Op dat tijdstip vervallen:

    a. het Reglement van orde van de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Zwijndrecht, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Zwijndrecht op 30 januari 2003;

    b. de Verordening op de raadscommissies van de gemeente Zwijndrecht, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Zwijndrecht op 30 januari 2003.

Artikel 59 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald onder de titel “Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de carrousel van de gemeente Zwijndrecht”.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 29 juni 2006.

 

De griffier,                                                      De voorzitter,

Nota-toelichting  

 

TOELICHTING OP HET RAADSVOORSTEL EN – BESLUIT

 

Inleiding

Ervaringen die zijn opgedaan met de duale werkwijze van de raad en de komende hernieuwde huisvesting van de raad hebben de wens naar voren gebracht om de werkwijze van de raad en de raadscommissies op een andere manier te organiseren.

Een manier die de kansen die de nieuwe huisvesting biedt meer benut, die meer zichtbaar is voor de burgers, die efficiënter werken mogelijk maakt en die meer recht doet aan de oorspronkelijke doelstellingen van duaal bestuur.

 

Met dit idee is een werkgroep vanuit de raad aan de slag gegaan. Het presidium heeft uiteindelijk gekozen voor een nieuw vergadermodel: de zogenaamde “politieke markt”.

 

Dit voorstel beoogt de nieuwe werkwijze mogelijk te maken door middel van het vaststellen van een nieuw Reglement van orde voor de raad per 1 augustus 2006. Tot op heden hadden de raad en de raadscommissie ieder een eigen reglement c.q. verordening. Deze beide documenten zijn ineengeschoven. Hierbij zijn tevens een aantal redactionele wijzigingen doorgevoerd.

 

Nieuw vergadermodel

 

 

Politieke markt·        

  • -

    Iedere twee weken op dinsdagavond is er een zogenaamde politieke markt. Deze avond begint om 20:00 uur met de carrousel met aansluitend de plenaire raadsvergadering.

  • -

    De carrousel treedt in de plaats van de huidige drie commissies en bestaat uit een serie van maximaal  twee gelijktijdige vergaderingen,

  • -

    Op basis van de uitkomsten van de oordeelsvorming in de carrousel vindt het debat en de besluitvorming in de raad plaats.

 

Carrousel      

  • -

    De vergaderingen van de Carrousel hebben een oordeelsvormend karakter. Hier komen bespreekpunten en raadsvoorstellen aan de orde.

  • -

    Tijdens de bespreking in het carrousel zijn de portefeuillehouders aanwezig.

  • -

    Er komen vier tot zes commissievoorzitters. De voorzitters hebben elk een eigen portefeuille en treden onderling op als elkaars vervanger. Zij  kunnen elkaar per onderwerp afwisselen.

  • -

    Bij de carrouselvergaderingen is geen quorum vereist.

  • -

    Per onderwerp is één fractielid (of burgerraadslid) woordvoerder in de commissie. Bij wisseling van onderwerp kan er dus ook van woordvoerder gewisseld worden.

  • -

    Er bestaan dus geen commissies met  vaste leden meer.

 

Raadsvergadering·       

  • -

    Op basis van de oordeelsvorming in de carrousel vindt in de raad per agendapunt het debat plaats met aansluitend besluitvorming.

  • -

    Het debat in de raad is alleen tussen de raadsleden, de portefeuillehouders hebben hierin geen rol.

  • -

    De raadsvergadering bestaat uit een vragenhalfuurtje (waarbij de portefeuillehouders per vraag worden uitgenodigd), debat en besluitvorming.

 

Agendacommissie·        

  • -

    De agendacommissie wordt geformaliseerd.

  • -

    De agendacommissie bestaat uit de vier tot zes voorzitters van de carrousel en de raadsgriffier. De raadsgriffier is de voorzitter

  • -

    De agendacommissie stelt de agenda van de carrousel vast en doet een voorstel voor de raadsagenda.

  • -

    De agendacommissie bepaalt de invulling van de oriëntatieavonden.

  • -

    Initiatiefvoorstellen of andere agendavoorstellen moeten schriftelijk bij de agendacommissie worden ingediend.

  • -

    De agendacommissie bepaalt per onderwerp wie als voorzitter fungeert.

  • -

    De agendacommissie vergadert op de donderdagen in de week van de politieke markt.

 

Brieven aan de raad

De brieven aan de raad zullen alleen digitaal worden verstrekt. Ook ingekomen brieven en uitnodigingen worden alleen digitaal verspreid. Wanneer een raadslid een onderwerp toch wil agenderen dient twee dagen van tevoren (per e-mail) een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de agendacommissie.

 

Consultatie

Er wordt naast de brieven aan de raad waarbij het college informatie verstrekt aan de raad een nieuw begrip geïntroduceerd: de Consultatie. Het gaat hierbij om zaken waarvoor wettelijk geen raadsbesluit benodigd is, maar waar het desondanks wel wenselijk is dat de raad in de gelegenheid gesteld wordt een standpunt in te nemen.

 

Oriëntatieavonden

In de weken dat er geen politieke markt is gepland, vinden oriëntatiebijeenkomsten, excursies en zo nodig andere vergaderingen plaats.

 

Wethouder

In het Reglement van orde zijn m.b.t. de wethouder twee bepalingen toegevoegd:·        

  • -

    Opname vaneen bepaling voor het geloofsbrievenonderzoek van de wethouder (artikel 9, vijfde lid). Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover in de Kieswet niets geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eist gesteld worden aan een wethouder, maar niet op welk moment deze getoetst worden. Het ligt voor de hand om voor het benoemen van een wethouder ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. ·        

  • -

    Toevoeging van de mogelijkheid een wethouder na een motie van wantrouwen direct te kunnen ontslaan (artikel 41, vierde lid). De Gemeentewet biedt de mogelijkheid een wethouder na een motie van wantrouwen te ontslaan. Zonder de bepaling in art. 41, lid 4 van het Reglement is deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door de procedureregels van het Reglement.

 

Besluitenlijst·        

  • -

    Er wordt in het vervolg nog slechts gewerkt met besluitenlijsten. Er worden geen  verslagen meer gemaakt. Wel zullen van de vergaderingen geluidsopnamen worden gemaakt, die per vergadering en desgewenst per onderwerp en per spreker door de burgers kunnen worden beluisterd. 

  • -

    De Gemeentewet bevat de verplichting om de besluitenlijst van de raad openbaar te maken. Dit zal gaan gebeuren in Stadsnieuws.

 

Keuzemogelijkheden

 

In het voorliggend Reglement van orde zijn de volgende keuzes gemaakt:        

  • -

    Per fractie mag 1 burgerraadslid worden ingezet (artikel 11).

  • -

    Voor de carrousel is het spreekrecht opgenomen (artikel 27).

  • -

    Het spreekrecht voor onderwerpen die niet op de agenda staan is komen te vervallen, wel kan de agendacommissie een bijeenkomst tijdens de carrousel op de agenda zetten om dit indien gewenst mogelijk te maken en bestaat de mogelijkheid om een onderwerp middels een burgerinitiatief op de agenda te zetten. Het spreekrecht voor de raad komt  te vervallen.

  • -

    De voorzitter van de agendacommissie is de raadsgriffier (artikel 8)

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting op het Reglement

 

Artikel 1         Begripsomschrijvingen

Onder  “aanhangig” wordt verstaan aan de orde of in behandeling zijnd. De omschrijving van de termen amendement en initiatiefvoorstel luiden hetzelfde als in de artikelen 147a en 147b van de Gemeentewet.

 

Artikel 2         De voorzitters

De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad. Artikel 125, derde lid van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben in de raad, is de oudste in leeftijdsjaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. (Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester). De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de raadsvergadering deel te nemen aan de beraadslagingen.

De voorzitters van de carrousel worden benoemd door de raad. Hun voorzitterschap eindigt altijd aan het einde van de zittingsperiode van de raad. Bij het aantreden van de raad in een nieuwe samenstelling benoemt de raad opnieuw de voorzitters van de carrousel. Aan het voorzitterschap van de carrousel is geen beperking in tijd verbonden. Oud-voorzitters kunnen direct herbenoemd worden.

 

Artikel 3         De carrousel

De taak van de vergaderingen van de carrousel is in feite vastgelegd in artikel 82, eerste lid van de Gemeentewet: in de carrousel kan de besluitvorming van de raad voorbereid worden  en met het college of de burgemeester overlegd worden. De carrousel bestaat uit een serie van twee parallelle vergaderingen  De vergaderingen zullen zoveel mogelijk tegelijkertijd beginnen en eindigen, doch het kan voorkomen dat tegenover een zwaar punt een paar korte(re) punten staan geprogrammeerd. Flexibiliteit is hierbij een factor van betekenis.

 

Artikel 3a       De voorzitter van de carrousel

De raad benoemt de voorzitters van de carrousel. In totaal zijn dit vier tot zes voorzitters, die aan elkaar gelijkwaardig zijn en elkaar onderling vervangen.

 

Artikel 4         Woordvoerders

De carrousel kent geen vaste benoemde leden. Tijdens een carrouselvergadering treden per onderwerp woordvoerders namens hun fractie op, één per fractie. Het maximum aantal woordvoerders per onderwerp is dus gelijk aan het aantal fracties in de raad. Per onderwerp kunnen de fracties van woordvoerder wisselen. In het verslag over een onderwerp worden de namen vermeld van de aanwezige woordvoerders. De fungerende voorzitter kan namens zijn fractie niet (politiekinhoudelijk) het woord voeren over een onderwerp dat tijdens zijn voorzitterschap aan de orde is. In de agendacommissie kunnen de voorzitters (al) aangeven of zij als woordvoerder wensen op te treden. De agendacommissie zal dan voor het betreffende onderwerp een andere voorzitter aanwijzen.

 

Artikel 5         De raadsgriffier en de  assistent-griffiers

De raad is verplicht een raadsgriffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De raadsgriffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad.  Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de raadsgriffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het tweede lid  een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de raadsgriffier aan de beraadslagingen. Rechtspositionele bepalingen ten aanzien van de raadsgriffier zijn niet opgenomen in dit reglement. Dat is geregeld in de ambtsinstructie voor de raadsgriffier, die de raad vaststelt.

De raadsgriffier en of de  assistent-griffiers zijn altijd in functie aanwezig als de raad plenair of in carrouselverband vergadert of bijeenkomt.

 

Artikel 6         De gemeentesecretaris

De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de gemeentesecretaris deelneemt aan de beraadslagingen in  de carrousel. De gemeentesecretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de gemeentesecretaris niet kan dwingen om in de carrousel aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de gemeentesecretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de gemeentesecretaris bezit of kan de gemeentesecretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

 

Artikel 7         Presidium

In dit artikel is opgenomen dat het presidium aanbevelingen doet aan de raad over de organisatie van de werkzaamheden van de raad en de carrousel. Hieronder vallen taken als: het initiëren van een aanpassing van het Reglement van orde, het instrueren van de raadsgriffier en aanbevelingen doen aan de raad ter bevordering van het dualiseringsproces.

Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar is. Op deze wijze wordt de positie van de minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten. Het instellen van een presidium is overigens niet verplicht, maar verdient wel aanbeveling, aangezien het een waardevolle bijdrage kan leveren aan de dualisering van verhoudingen tussen raad en college.

 

De raadsgriffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de assistent-griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda er uit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.  

 

Artikel 8         De agendacommissie

De agendacommissie bestaat uit : de raadsgriffier en alle voorzitters van de carrousel. De agendacommissie bereidt de vergaderingen van de carrousel en de raad voor. Het gaat hier o.a. om het vaststellen van de agenda’s en de plaats, tijdstip en inhoud van niet-reguliere vergaderingen. Met deze werkwijze krijgt de behandeling in de carrousel een directe vertaling naar de agenda van een raadsvergadering.

De raadsgriffier is voorzitter van de agendacommissie. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

De aanwezigheid van de gemeentesecretaris in de vergaderingen van de agendacommissie kan soms gewenst zijn, omdat de gemeentesecretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.

 

Artikel 9         Onderzoek geloofsbrieven

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittrekstel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en –datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoek brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

 

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.

 

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is vervallen door inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002.

 

Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Vandaar dat er een vijfde lid aan dit artikel is toegevoegd. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

 

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. De beoogde wethouder mag immers niet meestemmen over zijn eigen benoeming. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is wel een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.

 

Artikel 10       Fractie

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. In deze nadere regelingen kan worden aangesloten bij het in dit reglement opgenomen fractiebegrip.

 

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

 

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel ‘hoort’ dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

 

Gevolg van fractieafsplitsing en ontstaan nieuwe fractie is ook dat de nieuwe fractie leden dient voor te dragen voor commissies, lid wordt, als fractievoorzitter van het presidium, fractieondersteuning etc.

 

Artikel 11       Burgerraadsleden

Elke fractie heeft recht op de ondersteunende inzet van één burgerraadslid. Een burgerraadslid wordt door de raad benoemd, op voordracht van zijn fractie.

Het tweede lid regelt dat een burgerraadslid dient voor te komen op de kandidatenlijst van de betreffende fractie voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen en verder dient te voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat hij de leeftijd van achttien jaar moet hebben bereikt, over een geldige verblijfstitel moet beschikken, zijn nevenfuncties openbaar moet maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 Gemeentewet mag vervullen en niet in strijd mag handelen met artikel 15 Gemeentewet.

Een burgerraadslid heeft het recht zijn fractie te vertegenwoordigen in de carrousel. Als zodanig kan hij fungeren als fractiewoordvoerder, zoals bedoeld in dit reglement. Als fractiewoordvoerder heeft een burgerraadslid dezelfde rechten als een raadslid.

 

Artikel 12       Aantal vergaderingen

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Uitzonderingen op de regel zijn dus altijd mogelijk. De regel is dat de raad om de twee weken vergadert op de dinsdagavond. De raad stelt telkens aan het eind van een kalenderjaar een vergaderoverzicht vast. In dat overzicht zijn de vergaderingen vastgelegd die reeds zijn te voorzien in het nieuwe kalenderjaar.

 

Artikel 13       Schriftelijke oproep en agenda’s

In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de raadsvergadering.

Het eerste lid bepaalt dat de raadsvoorzitter ten minste tien werkdagen vóór de politieke markt. de raadsleden en de burgerraadsleden uitnodigt voor de vergaderingen. Tegelijk met de oproep voor de vergadering(en) verzendt de griffie de agenda’s en de voor de vergaderingen benodigde stukken.

Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, en artikel van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, en artikel 86, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de stukken en oproep niet per post maar per e-mail te versturen.

 

Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in het eerste lid. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om een week voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

 

Het vijfde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.

 

Het zesde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar de carrousel te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.

Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. In de eerste plaats zijn dit het college en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen. Het presidium kan voorstellen doen die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad (zie artikel 7, lid 6).

 

Artikel 14       Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bijvoorbeeld het voorstel tot het bouwen van een nieuwe bibliotheek onderbouwen. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.

 

Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.

 

Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.

De assistent-griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de assistent-griffier inzage aan hen verlenen. 

 

Artikel 15       Openbare kennisgeving

Met dit artikel is invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Naast de aankondiging in Stadsnieuws in een huis-aan-huisblad is de aankondiging op de website van de Gemeente Zwijndrecht verankerd in dit artikel.

 

Artikel 16       Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum voor een raadsvergadering aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. Voor een carrouselvergadering geldt geen vergaderquorum (artikel 18, derde lid van dit reglement). Bij binnenkomst in een carrouselvergadering behoeft daarom geen presentielijst getekend te worden.

De ondertekening van de presentielijst door de raadsvoorzitter en de raadsgriffier dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

 

Artikel 17       Zitplaatsen in de raad

De raadsgriffier is overeenkomstig artikel 5 in elke raadsvergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats. De voorzitter kan in overleg met het presidium de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Wethouders kunnen worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De assistent-griffier is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.

 

Artikel 18       Opening vergadering; quorum

De raadsvergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Op de vergaderingen van de carrousel is het quorum niet van toepassing.

 

Artikel 19       Primus bij hoofdelijke stemming in de raad

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering. Deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is hier afwijking mogelijk, bij voorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald.

 

Artikel 20       Besluitenlijst van de carrousel

Van een vergadering in de carrousel wordt geen verslag gemaakt. Per agendapunt wordt een besluitenlijst opgesteld. Standaard wordt daarin opgetekend de namen van de raadsleden en burgerraadsleden die tijdens dat agendapunt aan de vergadertafel zaten als fractiewoordvoerder, alsmede van de aanwezige collegeleden.

De concept-besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk na de carrousel ter kennis gebracht van de raadsleden, burgerraadsleden en collegeleden. In principe kunnen alleen degenen die tijdens de behandeling van een onderwerp het woord hebben gevoerd een voorstel doen voor een aanpassing van de tekst. Voor het aanbrengen van een wijziging wordt gedurende een korte periode gelegenheid gegeven. Na het verstrijken van die termijn wordt de besluitenlijst van een carrouselonderwerp geacht te zijn vastgesteld.

 

Artikel  21      Besluitenlijst van de raadsvergadering

Het recht om een aanpassing voor te stellen komt ook toe aan het raadslid dat, en de wethouder die bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was.

Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt.

Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet dualisering gemeentebestuur is de openbaarmaking van een besluitenlijst van de raadsvergadering verplicht gesteld vanaf 19 februari 2003. Al eerder was in de Gemeentewet de verplichting voor het college opgenomen (artikel 60), door middel van een amendement is dit nu ook voor de raad geregeld in artikel 23, vijfde lid van de Gemeentewet. Tijdens de behandeling van dit amendement in de Tweede Kamer is aangegeven dat de besluitenlijst op zo kort mogelijke termijn moet worden gepubliceerd.

 

Artikel 22       Ingekomen stukken

De (aan de raad gerichte) ingekomen stukken en brieven van het college aan de raad worden op een lijst geplaatst. Wanneer het wenselijk is dat een ingekomen stuk aanleiding is voor een inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

 

Artikel 23       Spreekregels

Geen toelichting.

 

Artikel 24       Verlof om te spreken en volgorde sprekers

Geen toelichting.

 

Artikel 25       Spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

 

Artikel 26       Spreektijd

Geen toelichting.

 

Artikel 27       Spreekrecht burgers

Het spreekrecht van burgers beperkt zich in tijd tot maximaal een half uur van de vergadering. Dit impliceert niet, dat als zich één spreker gemeld heeft, deze dan de dertig minuten ten volle kan benutten. In het vijfde lid van dit artikel is immers geregeld dat de spreektijd per persoon in principe maximaal vijf minuten bedraagt. Als er meer dan zes sprekers zijn, is de spreektijd korter naar evenredigheid. Maar in een bijzonder geval kan de voorzitter van de vergadering afwijken van de maximumduur van de spreektijd.

Tijdens de carrousel wordt ingesproken per onderwerp. Het kan voorkomen dat de in de agenda opgenomen vergaderduur minder is dan een half uur. In dat geval zal de voorzitter het maximale spreekrecht voor die vergadering dienovereenkomstig verkorten met dien verstande dat er voldoende tijd over dient te blijven om een voorstel van orde over het vervolg van de vergadering te behandelen. Dit ter beoordeling van de voorzitter.

Het spreekrecht voor onderwerpen die niet op de agenda staan vervalt, echter de agendacommissie kan aan een dergelijk verzoek, indien dit een onderwerp betreft dat gerekend kan te behoren tot het aandachtsgebied van de raad, tegemoet komen door een agendapunt op te nemen voor de carrousel.

 

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

 

Artikel 28       Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.

Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren, ook betrekking op de wethouders, de secretaris, de assistent-griffier of andere personen, die het woord voeren. De voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd.

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 28 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Een besluit van de voorzitter om iemand het woord te ontnemen is een op feitelijk handelen gerichte beslissing met een intern karakter. Dit is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. (JB 9 (2002) 138).

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 54 van dit reglement.

 

Artikel 29       Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid van dit artikel is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Door de toevoeging ‘of een lid van de raad’ wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.

In het tweede lid wordt onder meer gesproken over het college dat de mogelijkheid krijgt tot nader beraad. Dit is uiteraard alleen het geval indien het college bij de bespreking van het betreffende onderwerp vertegenwoordigd is.

 

Artikel 30       Deelname aan de beraadslaging door andere personen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

 

Artikel 31       Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

 

Artikel 32       Beslissing

De voorzitter kan het debat sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is besproken, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 33       Algemene bepalingen over stemmingen in de raad

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 16.

In de Winsumuitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in gemeenteraden.

In deze uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 Awb voorrang boven hetgeen in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. Over de mogelijke gevolgen van de uitspraak adviseert Minister Remkes in zijn beschouwing van 19 mei 2003:

“de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele raadslid;

bij stemming heeft de raad geen optie dan te waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging door de Kroon (artikel 268 Gemeentewet);

de raad kan in dergelijke gevallen een belangrijke rol spelen door in algemene zin te bespreken, individuele raadsleden door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken en hoe dat voorkomen kan worden (en dit bijv. opnemen in de gedragscode);

uiteraard is de gedragscode in juridische zin niet bindend, dit is tevens niet wenselijk.”

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

In gemeenten kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Gemeentewet. Een elektronisch stemsysteem kan wel problemen opleveren bij de geheime stemming over personen (artikel 31 Gemeentewet). Indien het een vrije ronde betreft waar elk lid eigen kandidaten kan voordragen is dit met de huidige systemen vaak niet mogelijk. Elektronische stemsystemen hebben een aantal beveiligingsmechanismen. Hierdoor zal doorgaans maar één persoon gemachtigd zijn om gegevens in te voeren. Bij vrije stemrondes over personen dient ieder raadlid de mogelijkheid te hebben kandidaten voor te dragen. 

 

Artikel 34       Stemming over amendementen en moties

Voor informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt hier eerst verwezen naar de artikelen 1, 38 en 39 van dit reglement c.q. de toelichting daarop. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

 

Artikel 35       Stemming over personen

Eind 2005 is de Gemeentewet gewijzigd wat betreft het stemmen over personen. Voorheen was bepaald dat, indien er wordt gestemd over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dit schriftelijk dient te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze zou de geheimhouding zijn gewaarborgd. De verplichting om dit bij stembriefjes te doen is nu vervallen. Gemeenten kunnen dus ook middels een elektronisch stemsysteem stemmen over personen, mits de geheimhouding gewaarborgd is.

Het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (MvT, 19 403, nr. 3 p. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

 

Artikel 36       Herstemming over personen

Geen toelichting.

 

Artikel 37       Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Gemeentewet is voorgeschreven.

 

Artikel 38       Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 26).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 34. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

 

Artikel 39       Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een moties in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

 

Artikel 40       Voorstel van orde

De voorzitter van de vergadering legt aan de raad c.q. de fractiewoordvoerders ter beslissing voor of inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure voor een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (zie artikel 41 van dit reglement). Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 41).

 

Artikel 41       Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste en het tweede lid van artikel 41 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het derde lid geeft hiervoor – in aanvulling op de eerste twee leden -voorschriften.

Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

Het tweede lid houdt in dat  het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda wordt geplaatst, maar niet meer nadat de oproep verzonden is.

Een initiatiefvoorstel hoeft formeel niet langs het college, maar in geval het voorstel personele (en financiële) consequenties heeft kan het raadzaam zijn het initiatiefvoorstel ook aan het college voor te leggen voor advies. De stuurgroep Leemhuis heeft in het evaluatierapport dualisering de aanbeveling gedaan om het college de beleidsvoorbereiding te laten doen en om de rol van het college bij initiatiefvoorstellen te versterken. De VNG vindt het niet nodig om op dit punt de Gemeentewet te wijzigen en het college bij initiatiefvoorstellen een rol te geven. De positie van de raad, in haar kaderstellende rol is het uitgangspunt. De tendens, dat het college meer betrokken moet worden bij de beleidsvoorbereiding is evident. Toch dienen gemeenten ervoor te waken dat het college de kaderstellende rol van de raad niet gaat overnemen. De VNG heeft duidelijk aangegeven dat samenspel tussen beide organen een oplossing is voor eventuele fricties.

Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het derde lid worden vastgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad bepaalt of een voorstel in strijd is met de wet (bijvoorbeeld de Wet op de ruimtelijke ordening), het algemeen belang (bijvoorbeeld de volksgezondheid), het belang van de gemeente (bijvoorbeeld het terugtrekken uit een publiek-private samenwerking die gericht is op het renoveren van achtergestelde woonwijken) of het gemeentelijk beleid (het bouwen van een parkeergarage in het centrum als enkele maanden geleden de binnenstad autoluw is gemaakt).

Het kamerlid Kalsbeek heeft de minister van BZK vragen gesteld over het initiatiefrecht. De minister heeft aangegeven: “Het recht op initiatief houdt niet in dat individuele raadsleden en raadsminderheden het recht moeten hebben om onderwerpen op de agenda van de raad te plaatsen maar het houdt in dat zij in beginsel invloed moeten kunnen hebben op de agenda. Het is immers aan de raad om, aan het begin van de raadsvergadering, met meerderheid van stemmen, de agenda vast te stellen. Het is dan ook de raad die beslist welke onderwerpen worden behandeld. Zou elk individueel raadslid het recht toekomen om agendapunten voor de vergadering aan te dragen dan zou het effectief functioneren van de raad in gevaar kunnen komen. Een raadsminderheid die bij herhaling onderwerpen op de agenda plaatst, waarover de raadmeerderheid niet wenst te beraadslagen, kan de besluitvorming van de raad ernstig belemmeren”.

 

Het vierde lid is toegevoegd omdat de gedualiseerde Gemeentewet de mogelijkheid geeft een wethouder na een motie van wantrouwen te ontslaan (artikel 49 Gemeentewet). In de oude Gemeentewet was een afkoelingstermijn van 30 dagen opgenomen. Zonder de bepaling in het vijfde lid is deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door de procedure regels van het reglement van orde.

 

Artikel 42       Voorstel van het college aan de raad

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar kan dit ook aan het presidium overlaten.

 

Artikel 43       Interpellatie in de raad

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Wel is hier gekozen voor een ondersteuning door de raad bij gewone meerderheid. Minister Pechtold heeft in een brief van 16 december 2005 aan de Groen-Links fractie in Schoonhoven aangegeven dat de raad de ruimte heeft op eigen beleid te ontwikkelen, waardoor de raad dus de vrijheid heeft om te bepalen dat een raadsmeerderheid nodig is om een interpellatiedebat te houden. De minister juicht dit echter niet toe. Voor de democratie lijkt het hem goed om de regels van de Tweede Kamer te volgen. Dit houdt in dat de toestemming ven een betekenende minderheid (ondersteuning door 30 van de 150 leden) volstaat.

In een gedualiseerd systeem zijn wethouders geen lid meer van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek. Door de toevoeging in het tweede lid wordt hiervoor gezorgd. De toelichting bij artikel 41 over de stuurgroep Leemhuis en de (verplichte) aanwezigheid van collegeleden is ook op dit artikel van toepassing.

 

Artikel 44       Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het vijfde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen. 

 

Artikel 45       Vragenhalfuur

Deze bepaling vormt een invulling op het voorgesteld artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenhalfuur en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is. Wel kan het vragenuur bijdragen aan een vergroting van de betrokkenheid van burgers bij het bestuur: één van de doelstellingen van dualisering.

Bewust is er gekozen voor een algemene regeling van het vragenhalfuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden. De drempel om vragen te stellen wordt verlaagd en de media-aandacht voor de lokale politiek kan worden vergroot.

Het karakter van het vragenhalfuur verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt.

Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur. Het vragenhalfuur kan bijvoorbeeld voorafgaand aan de raadsvergadering worden gehouden. Wel is het voor de herkenbaarheid voor de burgers raadzaam om het vragenhalfuur op een vast tijdstip te houden. 

 

Artikel 46       Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad.

 

Artikel 47       Procedure begroting en  

Artikel 48       Procedure jaarrekening

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen (artikel 212, 213, 213a Gemeentewet) (uitgave Vernieuwingsimpuls) wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.

 

Artikel 49       Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). En wordt aangegeven dat bespreking in de carrousel kan plaatsvinden. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 44.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

 

Artikel 50       Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering van de raad of carrousel achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad of de vergadering van de carrousel moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt. 

 

Artikel 51       Besluitenlijst

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 52       Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 jo artikel 55 van de Gemeentewet (raad) of artikel 86 jo artikel 55 van de Gemeentewet nodig.

 

Artikel 53       Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de vergadering van de carrousel heeft overgelegd. Deze vergadering kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een vergadering van de carrousel, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen. 

 

Artikel 54       Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen.  

 

Artikel 55       Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft

 

Artikel 56       Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering.  

 

Artikel 57       Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 58       Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 59       Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.