Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening gemeente Oegstgeest 2007 |
Citeertitel | Maatregelenverordening gemeente Oegstgeest 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2009 | 03-04-2021 | nieuwe regeling | 28-10-2010 Oegstgeester Courant, 15-12-2010 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Indien sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van de bestaanskosten, de in de artikelen 9, 17, 40, 55 en 56 van de wet, of de in de artikelen 28, tweede lid, 29 eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (wet SUWI) genoemde verplichtingen zijn geschonden, dan wel als er sprake is van zeer ernstige misdraging, worden overeenkomstig deze verordening een of meerdere maatregelen opgelegd.
Artikel 3 Afstemmingsgronden van een maatregel
De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.
Artikel 4 Afzien van het opleggen van een maatregel
Een maatregel wordt niet opgelegd indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
HOOFDSTUK 2 SCHENDING VAN ARBEIDSVERPLICHTINGEN
Artikel 5 Verplichtingen ten aanzien van de arbeidsinschakeling
Behoudens de situatie dat om dringende redenen tijdelijk ontheffing is verleend, is de belanghebbende van 18 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar, gelet op artikel 9 en gelet op artikel 55 van de wet, vanaf de datum van melding bij het Centrum voor Werk en Inkomen verplicht om:
Onder schending van de in artikel 5 genoemde arbeidsverplichtingen worden in ieder geval de volgende gedragingen verstaan:
Artikel 7 Hoogte en duur van de maatregel
Indien belanghebbende ook na afloop van de in het derde lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.
Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.
Artikel 9 Hoogte en duur van de maatregel
Indien sprake is van een gedraging als bedoeld in artikel 6, onder i en j, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 100% verlaagd. Deze verlaging is eveneens van toepassing indien de belanghebbende in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag door eigen toedoen niet of onvoldoende arbeid in dienstbetrekking of uit eigen bedrijf heeft behouden.
Indien belanghebbende ook na afloop van de in het eerste lid genoemde maand in de gedraging als bedoeld in artikel 6, onder i, volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.
Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 6, onder i en j, wederom een zelfde gedraging onder i en j plaatsvindt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.
HOOFDSTUK 3 SCHENDING VAN INLICHTINGENVERPLICHTING
Artikel 11 Opschorting van het recht op bijstand
Indien belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en belanghebbende dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking aan de uitvoering van de wet verleent, wordt het recht op bijstand gedurende maximaal acht weken opgeschort:
Artikel 12 Herziening of intrekking van het recht op bijstand
Het besluit tot toekenning van bijstand wordt voorts herzien of ingetrokken:
indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;
Artikel 13 Niet tijdig verstrekken van inlichtingen
Indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie over het recht op bijstand en/of de arbeidsinschakeling niet binnen de daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt bij het alsnog verstrekken van de juiste en volledige informatie binnen de op grond van artikel 11, tweede lid van deze verordening geboden hersteltermijn de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.
Indien de gedraging als bedoeld in het eerste en tweede lid niet heeft geleid tot een ten onrechte of te hoog verstrekte bijstand, kan worden afgezien van een verlaging als bedoeld in het eerste lid en volstaan worden met een schriftelijke waarschuwing, tenzij de gedraging heeft plaatsgevonden binnen een periode van 12 maanden vanaf de datum van het besluit waarbij eerder een waarschuwing aan de belanghebbende gegeven is.
Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.
Artikel 15 Te laat, geen, onvolledige of onjuiste inlichtingen verstrekken
Indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet en de artikelen 28, tweede lid, 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet is nagekomen door niet binnen de in artikel 11, tweede lid, van deze verordening geboden hersteltermijn informatie te verstrekken of door geen, onvolledige of onjuiste informatie over het recht op bijstand en/of de arbeidsinschakeling te verstrekken en dit niet geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog verstrekt bedrag van bijstand, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.
Indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet en de artikelen 28 tweede lid, 29 eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet is nagekomen door niet binnen de in artikel 11, tweede lid, van deze verordening geboden hersteltermijn informatie te verstrekken of door geen, onvolledige dan wel onjuiste informatie over het recht op bijstand en/of de arbeidsinschakeling te verstrekken en dit geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog verstrekt bedrag van bijstand, wordt de bijstand voor de duur van een maand met 10% verlaagd.
Indien op de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in het derde lid het recht op bijstand niet wordt voortgezet dan wel het recht op een eerder tijdstip is beëindigd, wordt de bijstand verlaagd door middel van herziening op grond artikel 12, tweede lid onder a, van deze verordening.
Indien de bijstand niet of niet volledig door middel van herziening als bedoeld in het vijfde lid kan worden verlaagd, wordt bij hernieuwd recht op bijstand binnen 36 maanden nadat het besluit tot het opleggen van de maatregel is genomen, per de eerste van de maand volgend op de datum van toekenning de maatregel alsnog ten uitvoer gebracht.
Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.
Artikel 17 Onderzoek Openbaar Ministerie
De maatregel als bedoeld in artikel 15, derde lid, wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het Openbaar Ministerie en blijft definitief achterwege indien ter zake een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
Indien het Openbaar Ministerie mededeling aan het college doet dat geen strafvervolging is ingesteld en geen onderzoek ter terechtzitting is aangevang dan wel dat geen schikking ingevolge artikel 74 van Wetboek van Strafrecht is getroffen, wordt alsnog een maatregel op grond van artikel 15, derde lid, opgelegd.
HOOFDSTUK 4 OVERIGE ONVERTANTWOORDELIJKE GEDRAGINGEN
Artikel 18 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien belanghebbende in de periode voorafgaand aan de bijstandsverlening, of nadien, een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond voor de voorziening in het bestaan, waardoor eerder of langer een beroep op bijstand wordt gedaan dan redelijkerwijs nodig zou zijn geweest, wordt de bijstand:
Indien binnen 12 maanden na de datum van het besluit tot het opleggen van een maatregel voor een gedraging als bedoeld in artikel 18, onder a, wederom een zelfde gedraging plaatsvindt, wordt het percentage van de verlaging op 20% vastgesteld voor de duur dat eerder of langer bijstand verstrekt moet worden, met dien verstande dat de maatregel nooit langer kan voortduren dan 36 maanden.
Indien belanghebbende ook na afloop van de in het derde lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand;
HOOFDSTUK 5 ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN
Artikel 20 Begripsomschrijving, hoogte en duur van de maatregel
Onder een zeer ernstige misdraging als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet wordt verstaan dat belanghebbende:
zich ten opzichte van een of meerdere medewerkers van Sociale Zaken of ten opzichte van een of meerdere andere medewerkers die zich in opdracht van Sociale Zaken bezighouden met de bijstandverlening en/of arbeidsinschakeling, op zodanige wijze gedraagt dat hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat de betrokken medewerker of medewerkers zich daardoor geschaad of bedreigd voelen;
Indien belanghebbende ook na afloop van de in het tweede lid genoemde maand in de gedraging volhardt, wordt de bijstand voor de duur van drie maanden met 100% verlaagd. Indien de gedraging wordt opgeheven binnen de in dit lid genoemde drie maanden wordt de maatregel beëindigd per de eerste van de volgende maand.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 23 Samenloop van gedragingen
Indien sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen wordt de maatregel vastgesteld op de som van de op te leggen verlagingpercentages, echter deze bedraagt nooit meer dan 100% dan de van toepassing zijnde bijstand per maand.
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.