Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Hunze en Aa's

Verordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa's 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Hunze en Aa's
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa's 2005
CiteertitelVerordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa's 2005
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-11-200409-01-2018nieuwe regeling

27-10-2004

Dagblad van het Noorden, 13-11-2004

418

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa’s 2005

Het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 21 september 2004;

Gelet op de bepalingen van de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende Verordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa’s 2005.

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur voornoemd van 27 oktober 2004,

Mr. J.L. Gunter, Prof. Mr. A. van Hall,

Secretaris-directeur.Dijkgraaf.

Verordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa’s 2005.

 

 

HOODFSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht (van 4 juni 1992 Stb 1992, 315 en zoals sindsdien gewijzigd).

  • b.

    bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een ander persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voorzover hun bevoegdheid betreffende.

  • c.

    commissie: een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet.

  • d.

    voorzitter: de voorzitter zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

  • e.

    secretaris: de secretaris zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

     

HOOFDSTUK 2 BEHANDELING VAN BEZWAREN

Paragraaf 1 Commissie

Artikel 2 Inleidende bepaling

1. Er is een commissie voor de voorbereiding van en de advisering over de beslissing op ingediende bezwaren, als bedoeld in artikel 1:5 van de wet.

  • 2.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de ‘Verordening verontreinigingsheffing’, de "Verordening op de heffing en de invordering van leges" en de "Verordening op de waterschapsomslagen".

  • 3.

    Er zijn twee kamers voor de voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet.

  • 4.

    De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet vindt plaats in de eerste kamer, voor zover het door ambtenaren ingediende bezwaren met betrekking tot enige van toepassing zijnde rechtspositieregeling van het waterschap betreft.

  • 5.

    De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren, niet zijnde bezwaren als bedoeld in het vierde lid, vindt plaats in de tweede kamer.

Artikel 3 Beslissing op bezwaren

Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie, tenzij wordt ingestemd met het verzoek van een bezwaarde om rechtstreeks beroep op de bestuursrechter toe te staan.

Artikel 4 Samenstelling commissie

1. Het algemeen bestuur benoemt een genoegzaam aantal leden voor de commissie.

  • 2.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 3.

    Bij (tijdelijke) afwezigheid van de voorzitter treedt in zijn plaats het oudste lid in jaren van de commissie.

Artikel 5 Zittingsduur

1. De zittingsduur is vier jaar, overeenkomend met de zittingsperiode van het algemeen bestuur.

2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen door dit schriftelijk mee te delen aan het waterschap.

3.De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie waarnemen tot in de opvolging is voorzien.

Artikel 6 Secretariaat

1. Het secretariaat van de adviescommissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar.

2.Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 7 Vergoedingen

1. De leden van de commissie ontvangen per uitgebracht advies een vergoeding.

2.De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

 

Paragraaf 2 Procedure

Artikel 8 Ontvangst bezwaarschrift

1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

2.Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de commissie, tenzij er sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk, dan wel kennelijk ongegrond bezwaarschrift. In dat geval neemt het bestuursorgaan zonder tussenkomst van de commissie een beslissing op het bezwaar.

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1 tweede lid, 6:6, 6:17, 7:4 tweede lid en 7:6 vierde lid van de wet worden voor toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter.

Artikel 10 Inlichtingen en advies

  • 1.

    De voorzitter kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en dezen zonodig uitnodigen ter zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging vereist van het dagelijks bestuur.

Artikel 11 Plaats en tijdstip hoorzitting

De voorzitter bepaalt tijd en plaats van de zitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen

Artikel 12 Uitnodiging zitting

  • 1.

    De voorzitter deelt de belanghebbenden en het bestuursorgaan tenminste twee weken voor de zitting schriftelijk mee dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2.

    Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste een week voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel.

Artikel 13 Horen

Der commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter dan wel een lid van de commissie.

Artikel 14 Onpartijdigheid commissieleden

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien bij hun sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.

Artikel 15 Openbaarheid van zitting

1. De zitting is openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten indien de voorzitter of een van de aanwezige leden dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe verzoekt.

  • 3.

    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 16 Schriftelijke vastlegging

1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een korte vermelding in van al hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 3.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de ter zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

  • 6.

    De voorzitter kan de secretaris zo nodig (mondeling) mandateren het verslag namens hem te ondertekenen.

Artikel 17 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting maar voor het uitbrengen van het advies, een nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2.

    De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift toegezonden aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het tweede lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Raadkamer en advies

1. De commissie beraadslaagt en beslist met gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 3.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 4.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan voor de te nemen beslissing op het bezwaar.

  • 5.

    Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • 6.

    De voorzitter kan de secretaris zo nodig (mondeling) mandateren het advies namens hem te ondertekenen.

Artikel 19 Verdaging van de beslissing

Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn, zoals bedoeld in het artikel 7:10 eerste lid van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

 

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1.

    Op de dag van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa’s 2000 ingetrokken.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van de bekendmaking.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening behandeling bezwaren waterschap Hunze en Aa’s 2005".

     

ALGEMENE TOELICHTING

  • 1.

    Inleiding

    Met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per 1 januari 1994 heeft een wijziging plaatsgevonden in het recht van aanzien van de behandeling van bezwaarschriften. De regelingen die voorheen over een groot aantal administratiefrechtelijke wetten waren verspreid zijn nu vervangen door een uniforme regeling in de Awb.

  • 2.

    Externe adviescommissie

    Een externe adviescommissie weerspiegelt het meest het tweeledig karakter van de bezwaarschriftenprocedure, namelijk enerzijds zelfstandig rechtsmiddel, anderzijds een vorm van verlengde besluitvorming. Door instelling van een externe commissie wordt recht gedaan aan de daarmee samenhangende keuze voor distantie ten opzichte van de oorspronkelijke besluitvorming en aan de rechtszekerheid. Het beginsel van de bezwaarschriftenprocedure dat het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen na heroverweging een nieuw besluit dient te nemen wordt daardoor niet aangetast. Ook blijkt dat door inschakeling van een externe commissie de zeefwerking van de bezwaarschriftenprocedure toeneemt. De belanghebbende voelt zich meer serieus genomen als het bestuursorgaan zich eveneens ten opzichte van de commissie dient te verantwoorden.

De formeel wettelijke grondslag voor het instellen van een onafhankelijke adviescommissie voor de voorbereiding van de beslissing op bezwaren is vervat in artikel 7:13 Awb. Dit artikel bepaalt dat de commissie dient te bestaan uit een voorzitter en ten minste twee leden; waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. De bepalingen over de samenstelling van de commissie kunnen verder worden aangevuld, bijvoorbeeld door te bepalen dat de voorzitter of een aantal leden van de commissie een bepaalde deskundigheid (juridisch, technisch, financieel-economische) of een bepaalde hoedanigheid (lid van een bepaalde organisatie of instantie) moeten bezitten.

3.De behandeling van bezwaarschriften

Om een volledig beeld te kunnen krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van bezwaarschriften is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook zoveel mogelijk verwezen naar de bepalingen in de Awb die van belang zijn in de behandelingsprocedure. Het maken van bezwaar is het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

Bij de behandeling van bezwaarschriften is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Voor een aantal besluiten wordt echter een uitzondering gemaakt op de hoorplicht. De verordening regelt het horen niet uitputtend omdat de Awb zelf reeds een aantal bepalingen voor het horen geeft (zie artikel 7:2, 7:9 en 7:13 Awb). Die bepalingen zijn deels dwingend van aard, waarvan niet kan worden afgeweken. Deels ook betreft het bepalingen die als hoofdregel gelden maar waarvan in bijzondere gevallen ook door lagere regelgevers zoals het algemeen bestuur van een waterschap kan worden afgeweken.

4.Afronding van de procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. Is een bezwaarschrift niet-ontvankelijk dan wordt aan de vraag over de gegrondheid van de bezwaren niet toegekomen.

In artikel 7:11 van de Awb is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit. Wat betreft de heroverweging wordt nog het volgende opgemerkt. In de eerste plaats wordt er op gewezen dat deze ex nunc dient plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang. In de tweede plaats dient de heroverweging “op grondslag van het bezwaar” te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze bezwaren ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder is het de bedoeling dat de positie van degene die het bezwaarschrift heeft ingediend tijdens de bezwaarschriftenprocedure niet mag verslechteren (reformatio in peius beginsel). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een (derde-) belanghebbend bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld aan afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en is niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien het bestuursorgaan afwijkt van het advies van de commissie in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing aan belanghebbende wordt meegezonden. Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. De algemene regeling is dat tegen de beslissing op het bezwaarschrift beroep kan worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht (van 4 juni 1992 Stb 1992, 315 en zoals sindsdien gewijzigd).

  • b.

    bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een ander persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voorzover hun bevoegdheid betreffende.

  • c.

    commissie: een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet.

  • d.

    voorzitter: de voorzitter zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

  • e.

    secretaris: de secretaris zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

     

Toelichting:

De verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht onder a. is zo uitgebreid geformuleerd om een zo eenduidig mogelijk vertrekpunt te hebben, namelijk de tekst zoals deze in het Staatsblad 1992, 315 was opgenomen. In dit verband zij ook verwezen naar aanwijzing 92 van de op 1 januari 1993 in werking getreden aanwijzingen voor de regelgeving waarin wordt bepaald dat “indien een regeling verwijst naar normen die zijn vervat in een andere Nederlandse publiekrechtelijke regeling, die verwijzing mede nadien in werking getreden verwijzingen van die regeling omvat, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld”. De Awb geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing zijn. De daar omschreven begrippen hoeven in de onderhavige verordening dan ook niet te worden beschreven. Het begrip “bestuursorgaan”, dat in artikel 1:1, eerste lid Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, onder b van de verordening nader geconcretiseerd, in die zin dat de bestuursorganen van het waterschap met name worden genoemd. Door op deze manier het begrip bestuursorgaan in te vullen, kan de verordening altijd van toepassing worden geacht wanneer er sprake is van een besluit welke genomen is door een bestuursorgaan van het waterschap in de zin van artikel 1, sub b en tegen welk besluit bezwaar kan worden gemaakt.

Hoofdstuk 2 Behandeling van bezwaren

Paragraaf 1 Commissie

Artikel 2 Inleidende bepaling

  • 1.

    Er is een commissie voor de voorbereiding van de beslissing op ingediende bezwaren, als bedoeld in artikel 1:5 van de wet.

  • 2.

    De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de Verordening verontreinigingsheffing, de Verordening op de heffing en de invordering van leges en de Verordening op de waterschapsomslagen.

  • 3.

    Er zijn twee kamers voor de voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet.

  • 4.

    De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet vindt plaats in de eerste kamer, voor zover het door ambtenaren ingediende bezwaren met betrekking tot enige van toepassing zijnde rechtspositieregeling van het waterschap betreft.

5. De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren, niet zijnde bezwaren als bedoeld in het vierde lid, vindt plaats in de tweede kamer.

 

Toelichting:

In de algemene toelichting is de keuze voor het instellen van een adviescommissie nader ver(ant)woord. De commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd.

Artikel 1 sub c van deze verordening verwijst naar de commissie zoals de Awb die kent. Het eerste lid verwijst naar artikel 1:5 Awb, waarin is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan. Het tweede lid bepaalt dat de commissie niet bevoegd is te adviseren ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen belastingbesluiten op grond van belastingverordeningen. Deze belastingverordeningen vloeien voort uit de Waterschapswet (artikel 113). Artikel 115, tweede lid Waterschapswet stelt leges gelijk met waterschapsbelastingen voor de toepassing van de bepalingen inzake de verordening (vaststelling, inhoud en goedkeuring) en voor de toepassing van hoofdstuk XVIII inzake de formele bepalingen betreffende de heffing en de invordering. Hoewel het maken van bezwaar tegen belastingbesluiten mogelijk is, adviseert de commissie niet op dit ingediende bezwaar. Het uitsluiten van de commissie ten aanzien van ingediende bezwaren tegen de hierboven genoemde belastingbesluiten sluit aan bij de huidige praktijk. Hiervoor kunnen verschillende redenen worden aangevoerd.

Ten eerste heeft een belastingbesluit (bijvoorbeeld een belastingaanslag) vaak een gebonden karakter. Het besluit wordt ambtshalve gegeven op grond van een belastingverordening waarbij weinig ruimte is voor een belangenafweging. Dit heeft ook gevolgen voor de inhoud van het advies die de commissie zou kunnen geven. Advisering door commissie heeft in dit geval geen meerwaarde.

Ten tweede kent zowel de Invorderingswet als de Algemene wet inzake rijksbelastingen een eigen systematiek ten aanzien van de besluitvorming en de rechtsbescherming. Met name wat betreft de hoorplicht en de beslistermijn op het bezwaarschrift kennen de Invorderingswet en de Algemene wet inzake de rijksbelastingen afwijkende bepalingen ten opzichte van de Awb.

Ten derde moet worden verwacht dat in verband met de massaliteit van de belastingbesluiten het aantal bezwaarschriften waarover de commissie zou moeten adviseren onevenredig veel werkzaamheden met zich meebrengt. Daar komt nog bij dat specifieke kennis op het gebied van het belastingrecht vereist is die niet bij alle commissieleden aanwezig zal zijn.

Er is gekozen voor het instellen van een commissie bestaande uit twee kamers. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat voor het adviseren over bezwaarschriften inzake personele aangelegenheden specifieke kennis vereist is.

Artikel 3 Beslissing op bezwaren

Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie, tenzij wordt ingestemd met het verzoek van een bezwaarde om rechtstreeks beroep op de bestuursrechter toe te staan.

 

Toelichting:

Zie de algemene toelichting op deze verordening. De laatste zinsnede is toegevoegd in verband met de inwerkingtreding van de Wet rechtstreeks beroep in het najaar van 2004.

Artikel 4 Samenstelling commissie

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt een genoegzaam aantal leden voor de commissie.

  • 2.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 3.

    Bij (tijdelijke) afwezigheid van de voorzitter treedt in zijn plaats het oudste lid in jaren van de commissie.

     

Toelichting:

Het algemeen bestuur benoemt de commissieleden. Hiertoe is besloten in verband met het feit dat de commissie ook kan adviseren over bezwaarschriften tegen besluiten van het algemeen bestuur.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1.

    De zittingsduur is vier jaar, overeenkomende met de zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen door dit schriftelijk mee te delen aan het waterschap.

  • 3.

    De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie waarnemen tot in de opvolging is voorzien.

     

Toelichting:

Het bepaalde in het tweede lid van het artikel is van orde.

 

Artikel 6 Secretariaat

  • 1.

    Het secretariaat van de adviescommissie wordt gevoerd door een door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

     

Toelichting:

De secretaris is een ambtenaar die per waterschap is aangewezen om de adviescommissie ambtelijk te ondersteunen gedurende de behandeling van het bezwaarschrift. De secretaris is dan ook alleen bevoegd bij het waterschap dat hem heeft aangewezen.

Artikel 7 Vergoedingen

  • 1.

    De leden van de commissie ontvangen per uitgebracht advies een vergoeding.

  • 2.

    De hoogte van deze vergoeding wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

     

Toelichting:

lid 1: Gekozen is voor een vergoeding per uitgebracht advies. Dit betekent dat aan de leden van de commissie ook een vergoeding wordt toegekend indien door de commissie zou worden afgezien van het horen van belanghebbenden, bijvoorbeeld omdat het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is of belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Het waterschap waaraan het advies wordt uitgebracht draagt zorg voor de verstrekking van de vergoeding.

lid 2: De vergoedingen komen ten laste van de waterschapsbegroting. Normaal gesproken is in de begroting een post opgenomen die de vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan de werkzaamheden van een bezwarencommissie. Aangezien het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de begroting kan het zelf de hoogte van de vergoedingen vaststellen.

Paragraaf 2 Procedure

Artikel 8 Ontvangst bezwaarschrift

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de commissie.

     

Toelichting:

lid 1: Artikel 6:14 Awb eist dat de ontvangst van een bezwaarschrift wordt bevestigd (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). Het is verstandig om in de ontvangstbevestiging te vermelden dat de indiener in de gelegenheid zal worden gesteld te worden gehoord. Op grond van artikel 7:13, tweede lid Awb dient tevens in de ontvangstbevestiging te worden vermeld dat de commissie over het bezwaar zal adviseren. De indiener wordt op deze wijze in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van de te volgen procedure.

lid 2: Op het moment dat het bezwaarschrift in handen is gesteld van de commissie kan met de behandeling worden begonnen. In verband met de beslistermijnen die de Awb stelt verdient het de voorkeur om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan het gestelde in het tweede lid (“zo spoedig mogelijk”).

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1 tweede lid, 6:6, 6:17, 7:4 tweede lid en 7:6, vierde lid van de Awb worden voor toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter.

 

Toelichting:

Ingevolgde artikel 7:13 beslist de commissie over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, artikel 7:5 tweede lid en voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, van artikel 7:3 Awb. Gezien het imperatieve karakter van deze bepaling is het niet mogelijk om deze bevoegdheden aan de voorzitter of een ander lid van de commissie op te dragen. Dit geldt echter niet voor de overdracht van de onderhavige bevoegdheden, deze kunnen wel bij verordening aan de voorzitter worden overgedragen. Aangezien bevoegdheden worden toegekend aan de commissie dan wel aan de voorzitter (als lid van de commissie) ligt het niet in de rede om deze bevoegdheden toe te kennen aan de secretaris van de commissie.

In de persoon van de voorzitter ligt een zekere waarborg, namelijk het vereiste van artikel 7:13 Awb dat de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

De secretaris is juist wel werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Artikel 9 van de verordening regelt de overdracht van de volgende bevoegdheden:

  • -

    2:1, tweede lid Awb: De voorzitter kan een machtiging verlangen van een gemachtigde. Tevens kan de voorzitter een schriftelijke machtiging verlangen van degene die het bestuursorgaan vertegenwoordigt.

  • -

    6:6 Awb: De voorzitter kan een termijn stellen waarbinnen het verzuim, in de zin van het niet voldoen aan de vereisten voor de indiening van het bezwaarschrift (artikel 6:5 Awb), kan worden hersteld. Dit dient een redelijke termijn te zijn. In de meeste gevallen zal een termijn van twee weken na het einde van de bezwarentermijn voldoende zijn.

  • -

    6:17 Awb: Het verdient aanbeveling de op de zaak betrekking hebbende stukken niet alleen aan de gemachtigde maar ook aan de indiener van het bezwaar toe te zenden. -7:4 tweede lid Awb: De terinzagelegging van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken kan geschieden ten kantore van het waterschapshuis.

  • -

    7:6 vierde lid Awb: Het is aan de voorzitter om af te wegen of er inderdaad sprake is van gewichtige redenen die rechtvaardigen dat belanghebbenden, wanneer zij afzonderlijk zijn gehoord, niet op de hoogte worden gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten hun aanwezigheid.

Artikel 10 Inlichtingen en advies

  • 1.

    De voorzitter kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en dezen zonodig uitnodigen ter zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging vereist van het dagelijks bestuur.

     

Toelichting:

lid 1: De voorzitter draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van de advisering over de beslissing op het bezwaar. Hij krijgt de bevoegdheid om alle gewenste inlichtingen zowel in- als extern in te winnen, die nodig zijn voor de beoordeling van het bezwaar.

lid 2: Indien advies wordt ingewonnen bij externe deskundigen kan dit kosten met zich mee brengen. Normaal gesproken is in de begroting een post opgenomen die de vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan de werkzaamheden van een bezwarencommissie. Het bepaalde in het tweede lid ziet op bijzondere kosten waarvoor vaak geen voorziening is getroffen. Aangezien het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de begroting ligt het voor de hand dat deze kosten niet worden gemaakt dan nadat het dagelijks bestuur in de gelegenheid is gesteld te beoordelen of deze uitgaven passen binnen een begrotingspost.

Artikel 11 Plaats en tijdstip hoorzitting

Toelichting:

Zie de toelichting op artikel 12 van deze verordening.

Artikel 12 Uitnodiging zitting

  • 1.

    De voorzitter deelt de belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk mee dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2.

    Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste een week voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel.

     

Toelichting:

lid 1: Voor het geval belanghebbende zich laat vertegenwoordigen bepaalt artikel 6:17 Awb dat het bestuursorgaan de uitnodiging voor de hoorzitting ook aan de gemachtigde zendt. Het is van belang, mede in verband met een zorgvuldige afweging van de bij het besluit betrokken belangen, dat ook het bestuursorgaan ter zitting is vertegenwoordigd. De termijn van twee weken die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf is zodanig dat belanghebbenden en het bestuursorgaan zich behoorlijk op de zitting kunnen voorbereiden.

lid 2: In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken. Een zodanig verzoek behoeft niet altijd te worden gehonoreerd. In verband met de beslistermijnen verdient het aanbeveling om zodanig verzoek slechts eenmaal en voor een beperkte tijd in te willigen.

lid 3: Op grond van deze bepaling worden betrokkenen tijdig op de hoogte gesteld van de beslissing op het verzoek om uitstel.

lid 4: Er kunnen zich omstandigheden voordoen die tot gevolg hebben dat de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel niet gehandhaafd kunnen worden. Het bepaalde in dit lid betreft een zogenaamde hardheidsclausule zodat overschrijding van deze termijnen niet fataal hoeft te zijn en belanghebbenden niet in hun belangen worden geschaad.

Artikel 13 Het horen

De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter dan wel een lid van de commissie.

 

Toelichting:

Hoewel het horen aan een persoon kan worden opgedragen verdient het aanbeveling toch een quorum te hanteren. De aanwezigheid van een meerderheid van het aantal leden van de commissie zal naar de burger vertrouwen wekken in tegenstelling tot het gehoord worden door één persoon. Bij de ontvangstbevestiging dient immers te worden vermeld dat op grond van artikel 7:13, tweede lid Awb een adviescommissie over het bezwaar zal adviseren. De advisering dient dan ook plaats te vinden door de voltallige commissie.

Artikel 14 Onpartijdigheid commissieleden

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien bij hun sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.

 

Toelichting:

Een dergelijke bepaling is ook neergelegd voor het bestuursorgaan en de daarvoor werkzame personen in artikel 2:4 Awb. In dit artikel van de verordening wordt echter de onpartijdigheid van de leden van de adviescommissie voorgeschreven. Het is aan de leden van de adviescommissie zelf om dit te beoordelen per concreet bestreden besluit.

Artikel 15 Openbaarheid van zitting

  • 1.

    De zitting is openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten indien de voorzitter of een van de aanwezige leden dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe verzoekt.

  • 3.

    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen de openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

     

Toelichting:

Ingevolgde artikel 7:5 tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. De Awb schrijft niet voor dat de hoorzitting bij een bezwaarschriftenprocedure openbaar moet zijn. In artikel 7:13 vierde lid Awb wordt de bevoegdheid om te beslissen over het wel of niet horen in het openbaar aan de adviescommissie toegekend. In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de zitting, het horen, in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in het geval dat bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard danwel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Belanghebbenden of vertegenwoordigers van het bestuursorgaan kunnen een verzoek indienen de zitting met gesloten deuren voort te zetten. Aan dit verzoek wordt eerst gevolg gegeven nadat met gesloten deuren is beslist of aan het verzoek kan worden voldaan. De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 18 van de verordening met gesloten deuren plaats heeft.

Artikel 16 Schriftelijke vastlegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een korte vermelding in van al hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting voorgevallen.

  • 3.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de ter zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • 6.

    De voorzitter kan de secretaris zo nodig (mondeling) mandateren het verslag namens hem te ondertekenen.

     

Toelichting:

Artikel 7:7 Awb eist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 17 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting maar voor het uitbrengen van het advies, een nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2.

    De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift toegezonden aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het tweede lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

     

Toelichting:

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid dat belanghebbenden, bestuursorgaan of de andere commissieleden de voorzitter kunnen verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Vervolgens is het aan de voorzitter van de commissie om dit verzoek in te willigen. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat indien het feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

Artikel 18 Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist met gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 3.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 4.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan voor de te nemen beslissing op het bezwaar.

  • 5.

    Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • 6.

    De voorzitter kan de secretaris zo nodig (mondeling) mandateren het advies namens hem te ondertekenen.

     

Toelichting:

In tegenstelling tot de hoorzitting, die in beginsel openbaar is, vindt de hier bedoelde beraadslaging altijd plaats met gesloten deuren. In het tweede lid is bepaald dat de stem van de voorzitter beslissend is bij het staken van de stemmen. Dit kan zich namelijk voordoen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is (de voorzitter en een lid) en de stemmen staken. Ook is het mogelijk dat bij een voltallige commissie een van de leden zich van stemming onthoudt.

Artikel 19 Verdaging van de beslissing

Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn, zoals bedoeld in het artikel 7:10 eerste lid van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing door het bestuursorgaan verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

 

Toelichting:

De beslistermijn bedraagt ingevolge het artikel 7:10 Awb tien weken behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen. Artikel 7:10 lid 3 Awb bepaalt dat deze beslissing schriftelijk wordt meegedeeld. Aangenomen mag worden dat de belanghebbende en gemachtigden hiervan op de hoogte worden gebracht en eventuele derden. Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:45 Awb, regelende de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten, in casu niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee naast belanghebbenden ook de commissieleden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Op dezelfde dag van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening behandeling bezwaarschriften waterschap Hunze en Aa’s 2000 ingetrokken.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van de bekendmaking.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening behandeling bezwaren waterschap Hunze en Aa’s 2005".

     

Toelichting:

In de artikelen 73 tot en met 76 Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding geregeld van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3:6 Awb zijn op algemeen verbindende voorschriften niet van toepassing (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, slechts de afdelingen 2 tot en met 5 van dat hoofdstuk van toepassing zijn, en wel voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden bekendgemaakte besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In het tweede lid van het onderhavige artikel wordt een ander tijdstip van inwerkingtreding gebruikt.